Door Dolf H.J. van Roode

De heer van Roode is jarenlang docent en Academisch Hoofd geweest aan het Bijbelinstituut België te Heverlee. Momenteel heeft de heer van Roode een bureau dat zich gespecialiseerd heeft in diverse takken van managementtraining.

Wat zullen wij dan zeggen? Mogen wij bij de zonde blijven, opdat de genade toeneme? Volstrekt niet! Immers, hoe zullen wij, die der zonde gestorven zijn, daarin nog leven? Of weet gij niet, dat wij allen, die in Christus Jezus gedoopt zijn, in zijn dood gedoopt zijn? Wij zijn dan met Hem begraven door de doop in de dood, opdat, gelijk Christus uit de doden opgewekt is door de majesteit des Vaders, zo ook wij in nieuwheid des levens zouden wandelen. Want indien wij samengegroeid zijn met hetgeen gelijk is aan zijn dood, zullen wij het ook zijn (met hetgeen gelijk is) aan zijn opstanding; dit weten wij immers, dat onze oude mens medegekruisigd is, opdat aan het lichaam der zonde zijn kracht zou ontnomen worden en wij niet langer slaven der zonde zouden zijn; want wie gestorven is, is rechtens vrij van zonde. Indien wij dan met Christus gestorven zijn, geloven wij, dat wij ook met Hem zullen leven, daar wij weten, dat Christus, nu Hij uit de doden is opgewekt, niet meer sterft: de dood voert geen heerschappij meer over Hem. Want wat zijn dood betreft, is Hij voor de zonde eens voor altijd gestorven; wat zijn leven betreft, leeft Hij voor God. Zo moet het ook voor u vaststaan, dat gij wél dood zijt voor de zonde, maar levend voor God in Christus Jezus. Laat dan de zonde niet langer als koning heersen in uw sterfelijk lichaam, zodat gij aan zijn begeerten zoudt gehoorzamen, en stelt uw leden niet langer als wapenen der ongerechtigheid ten dienste van de zonde, maar stelt u ten dienste van God, als mensen, die dood zijn geweest, maar thans leven, en stelt uw leden als wapenen der gerechtigheid ten dienste van God. Immers, de zonde zal over u geen heerschappij voeren, want gij zijt niet onder de wet, maar onder de genade.

Wat dan? Zullen wij zondigen, omdat wij niet onder de wet, maar onder de genade zijn? Volstrekt niet! Weet gij niet, dat gij hem, in wiens dienst gij u stelt als slaven ter gehoorzaamheid, ook moet gehoorzamen als slaven, hetzij dan van de zonde tot de dood, hetzij van de gehoorzaamheid tot gerechtigheid? Maar Gode zij dank: gij wáárt slaven der zonde, doch gij zijt van harte gehoorzaam geworden aan die vorm van onderricht, die u overgeleverd is; en, vrijgemaakt van de zonde, zijt gij in dienst gekomen van de gerechtigheid. Ik zeg dit van menselijk standpunt om de zwakheid van uw vlees. Want gelijk gij uw leden gesteld hebt ten dienste van de onreinheid en van de wetteloosheid tot wetteloosheid, zo stelt nu uw leden ten dienste van de gerechtigheid tot heiliging. Want toen gij slaven waart der zonde, waart gij vrij van de gerechtigheid. Wat voor vrucht hadt gij toen? Dingen, waarover gij u nu schaamt; immers, het einde daarvan is de dood. Maar thans, vrijgemaakt van de zonde en in de dienst van God gekomen, hebt gij tot vrucht uw heiliging en als einde het eeuwige leven. Want het loon, dat de zonde geeft, is de dood, maar de genade die God schenkt, is het eeuwige leven in Christus Jezus, onze Here
(Romeinen 6).

Eén van de kenmerken van een christen is, dat hij eeuwig leven heeft. Opvallend is, dat wij eeuwig leven vaak beperken tot een tijdsfactor. We zetten eeuwig leven uit in tijdseenheden. Eigenlijk is dat paradoxaal. Geeft de Here Jezus in Johannes 17 niet een uitmuntende definitie van dit leven? Dit nu is het eeuwige leven, dat zij U kennen, de enige waar-achtige God en Jezus Christus, Die Gij gezonden hebt. Christus laat het hele idee van tijd buiten beschouwing in zijn definitie van het eeuwige leven. Eeuwig leven is allereerst een relatie met God de Vader en met Christus Jezus. Daarmee wil ik meteen aangeven dat eeuwig leven - als relatie - permanent 'onderhoud' nodig heeft.

Het geestelijk leerproces

Wanneer we net christen zijn, leven we aanvankelijk nog euforisch. Alles is jong, fris en bijzonder. En daarna kabbelt het vaak weg. Het wordt allemaal wat rustiger, want 'ons kostje, ons geestelijk kostje, ons eeuwig kostje is gekocht'. Bij velen komt vroeger of later de gemakzucht om de hoek kijken, naast nog wat soms obligate activiteiten: toch wel één keer per maand naar de bidstond, elke zondag naar de kerk plus de bekende duit in de zak. Ja, en als je een keer niet naar de kerk gaat, dan zitten er wel wat schuldgevoelens. Maar dan hebben we het ook eigenlijk wel gehad. Of men houdt het geestelijk leven kunstmatig in stand met allerlei toeters en bellen, met dingen die van buiten op ons af komen. De ratio danst de kerk uit en gevoelens dansen de kerk in. Zinnigheid wordt ingeruild voor onzinnig-heid. Dat gebeurt omdat velen niet onderkennen dat geestelijke leerprocessen van binnen naar buiten werken en aangestuurd moeten worden door vernieuwend denken op basis van kruis en Woord.

Leerprocessen vergen veel tijd. De meesten van ons zijn traag. Er zijn leertrajecten waar we een heel leven voor nodig hebben. Dit heeft te maken met onze geestelijke intelligentie. Zoals we weten is intelligentie het probleemoplossend vermogen van mensen. Intelligentie definieer ik hier als: "de capaciteit om te leren uit fouten". Wat ik gisteren fout doe, doe ik vandaag goed. Dat is intelligent gedrag. En het maakt niet uit op welk vlak dit gedrag zich nestelt. Ook geestelijk dienen we te leren op een intelligente manier. Ik leer van mijn en andermans fouten, die ik daarna niet meer maak. We zijn dom bezig als we niet leren vanuit ons verleden. We zijn geestelijk intelligent wanneer we ons niet voor de tweede maal stoten aan dezelfde steen. Ezels zijn wat dat betreft slimmer.

Als we fouten of missers maken, is dat tot op bepaalde hoogte niet erg. Dat we er niets uit leren is het probleem van menig gemeentelid. Intelligent gedrag geldt natuurlijk ook voor de gemeente als groep. Ook als groep kun je wel of niet leren. Het is het verschil tussen geestelijke kwaliteit en vleselijke anti-kwaliteit. Wie niet weet dat eeuwig leven een relatie is die onderhouden moet worden, die verandering en groei moet kennen, blijft statisch denken over eeuwig leven als een 'iets'. Dynamisch is het wanneer we eeuwig leven ook relationeel niet zien als 'iets', maar als 'iemanden': Christus en de christen.

Illusie wordt werkelijkheid

De dynamiek van het geestelijk leven, het eeuwige leven kan alleen tot uiting komen via het kruis. Er is geen andere weg dan de dood. En dit is na de bekering voor veel christenen het breekpunt. De positieve opbrengsten van de dood van Christus wil men aanvaarden; de positieve resultaten van de eigen dood leveren protest op. Het gevolg is bedenkelijk. Omdat het nieuwe leven van Christus toch toonbaar moet zijn, kiest men voor de dimensie van de illusie. Het vlees houdt zich meesterlijk bezig met buitenkantwerk en fantastische fenomenen die men toeschrijft aan de Heilige Geest. Het geslacht van de hypocrieten (lett.: toneelspelers) is geboren.

De spanning èn het verschil tussen illusie en werkelijkheid heft men op. Het geestelijke is 'geestig' geworden. Het christenleven is vlees noch vis, hoewel wel vleselijk. Het gevolg is ernstig. De illusie is werkelijkheid geworden. En dat heeft weer tot gevolg dat de waarheid van de Bijbel illusie wordt. Schriftuurlijke vermaning, correctie en tuchtiging zijn dan overbodig en komen niet meer over. Het harde leven zal hen dan wakker moeten schudden. Want wanneer zulke mensen in een geestelijke crisis komen, hebben zij geen geestelijke reserves en stort hun vermeende goddelijke, geestelijke wereld in elkaar. En terecht: de illusie mag immers niet blijven. Dan is men stuk en de conclusie is dan snel: "het" werkt niet meer, de gemeente, de kerk deugt niet, het Woord van God wordt nog woordelozer dan voorheen en de twijfel of afval regeert. De teleurstelling komt, omdat er geen diepgang was. Snelle boten hebben dat meestal niet en hebben zelfs de neiging om te planeren.

Dergelijke mensen hebben nagelaten te investeren in geestelijke reserves. Zij hebben hun geestelijk leven gebouwd op het drijfzand van de illusie. Dit is het moment dat men zich bewust wordt van zijn onbekwaamheid: het begin van elk leerproces. Of het wordt de start voor het afhaken. Dan keert men zich af van het geloof, òf men zoekt een nieuwe illusie.

Vanuit de diepte van de dood komt het leven van het Koninkrijk. Maar wie in samenkomsten uit zijn dak wil gaan, verliest metterdaad zijn fundament. Het kruis doet ons niet uit ons dak gaan. Aan het kruis sterft men. Na de dood is er de opstanding. Het opstandingsleven zal steeds weer opnieuw de dood proclameren en niet het dak.

Het Woord of de ervaring?

De tijd komt en voor sommigen is die al gekomen, dat wie zich houdt aan het Woord, belachelijk is. Niet buiten de gemeente, maar in de gemeente. Soms irriteren gemeenteleden zich mateloos wanneer het Woord van God corrigerend, vermanend en tuchtigend op hen afkomt, omdat het niet spoort met de nieuwe godinnen binnen beleveniskerken, namelijk 'gevoel' en 'ervaring'. Gevoel en ervaring zijn de nieuwe meetlatten voor het geestelijk leven. Die ervaring en dat gevoel moeten wel prettig zijn. Op zondagmorgen gaat men even 'uit'. Omdat er voor veel christenen geen alternatieven zijn, moet de samenkomst dan prettig en ontspannen zijn en zeker niet correctief.

Gevoel en ervaring zijn prima. We zijn geen koelkasten. Zolang gevoel en ervaring illustraties zijn van datgene wat Gods Woord neerzet, is er niets mis mee. Gevoel en ervaring zijn dan legitiem. Zij zijn bewijzen van de waarheid. Maar waarheid blijft waarheid, ook zonder gevoel en ervaring. Gevoel en ervaring zijn een compleet eigen leven gaan leiden ten koste van het Woord. Zo creëert men bizarre situaties die als normaal worden ervaren. De Bijbel, en dus ook onderwijs, is niet meer relevant. En als de grondslagen zijn vernield, wat kan de rechtvaardige dan nog doen? Blijvende bijbelse principes zijn ingeruild voor gevoelens en ervaringen die gebonden zijn aan tijd en plaats. Het Woord wordt verworpen. Wat voor wijsheid hebben we dan nog? Dan moeten gevoelens en ervaringen met steeds sterkere prikkels in leven gehouden worden en niets is dan meer te dol.

Het geestelijk leerproces legt de smalle weg af. Eigenlijk: de benarde weg waar het lijden, de druk en de calamiteiten schering en inslag zijn. Talrijk zijn de rampen van de rechtvaardige en gelukkig redt God ons uit die alle! Het sterven van Christus dragen we dagelijks in ons lijf (2 Kor. 4). De hele dag zijn we slachtschapen. Dat is iets wat men tegenwoordig wegstuft. Het moet toch een lollige, vrolijke weg zijn? Een weg waarop je veel kunt zingen (de praise-cultuur) en dansen, vallen, rollen en bollen, schreeuwen en brullen, lachen en ervaren. Of een weg waarop men gewoon gelaten, passief alles als uit Gods hand over zich laat komen. In beide gevallen ziet men zijn situatie als het hoogst bereikbare in het geestelijk leven, als de ultieme zaak.

In zulke situaties is het inderdaad schokkend wanneer de illusie door het Woord doorbroken wordt en het lijden en de lijdende kerk geschilderd worden als normaal voor nu. Dit past gewoon niet bij de prettige gevoelens en ervaringen. De illusie van het moment maakt het eeuwige Woord tot bizar element en het kan zelfs zover komen dat men aangeeft dat dit Woord niet meer gewenst is. Wie een profeet ontvangt, ontvangt het loon van een profeet, maar de profeet naar Gods Woord ziet men als wanbetaler en daarmee mist men dan het loon van de profeet: onderwijs, vermaning, tucht, bemoediging, visie, etc.

Het Woord brengt het smoezencircuit op gang: het Woord verwart mensen, het past niet in de cultuur van onze gemeente, het is geen echte evangelisatie, zulk een prediking is uit het vlees, het brengt onrust in de gemeente, etc. Het openen van het Woord is dan niet meer: heilige grond betreden. Opvallend is dat met de Bijbel open de grootste onzin geaccepteerd wordt, waarbij het openen van de Bijbel nog slechts een symbolisch gebaar is. De waarheid te vertellen uit de Bijbel zonder de Bijbel openen, gaat in tegen het ritegevoel en wordt dus als onbijbels gezien. Zo gaan we van wandenken naar waandenken om uit te komen bij de waanzin van de eigen logica. En in het kader van die logica past ook geen kritiek vanuit het Woord meer.

Kritiek is een aanval op het eigen systeem. Uit onmacht, bij gebrek aan argumenten, betitelt men die kritiek dan als liefdeloos, als 'niet uit de Geest' en dus als verwerpelijk. Maar zo verwerpt men God en zijn Woord in naam van God! Elke rechtgeaarde woordverkondiger weet dat zijn of haar interpretatie beperkt is, gemodelleerd door de vaak persoonlijke omstandigheden en dat niemand ontkomt aan subjectiviteit. Dit houdt metterdaad in dat de gemeente kritisch moet blijven naar de woordverkondiging toe. En wanneer de boodschap op waarde is geschat en goed is bevonden, dan ook verder! En ook de boodschapper moet kritiek kunnen blijven geven op dingen die niet passen in de gemeente of het persoonlijk leven.

De effe- en fijnculturen

Er is nog iets anders dat in dit alles een belangrijke rol speelt, namelijk de tijd waarin geestelijke lessen geleerd moeten worden. Onze magnetroncultuur is doorgeschoven naar de kerk. Sommigen hebben de arrogantie dingen van het Koninkrijk 'effe te willen leren'. De "effe-mentaliteit" is ontstaan. I want it now, I want it all. Bepaalde liederen getuigen van dat wij wel effe de wereld zullen veroveren, het land zullen innemen, etc. Elke samenkomst moet er toch wel iets specifieks gebeuren en predikers willen dat er beweging komt door middel van hun woord. Men weet van tevoren vaak wat de Geest gaat doen. Er moet snel wat gebeuren; de gevoelens moeten bevredigd worden. Zo wordt het geloof steeds verder gemarginaliseerd binnen de kerk. Het vertrouwen in de Onzienlijke tovert men om in een geestelijke kijkshop. Tegelijkertijd zien we de bescheidenheid ten opzichte van de Heer en zijn Woord wegebben. Mozes zegt ergens aan het eind van Deuteronomium dat wij toch iets mogen vangen van zijn woorden. Maar in plaats van dat Christus in ons op grond van het geloof steeds meer gestalte krijgt, creëert men telkens opnieuw snel een jezus naar eigen beeld en gelijkenis. Over het heil hoeft men zich geen zorgen meer te maken. Eeuwig leven heb je immers en vervolgens maak je dan de smalle weg net zo breed als je zelf wilt.

Het moment dat we christen zijn geworden en het eeuwige leven (relatie met God) hebben gekregen, is in feite de eerste dag in de peuterzaal in Gods Koninkrijk. Dan begint het leerproces. Vanaf dat moment zullen we een leven moeten leiden dat gedisciplineerd is. Dat is de prijs van de benarde, smalle weg. We zullen te zijner tijd afgerekend worden op wat wij met ons leven hebben gedaan. Wij worden afgerekend op de kwaliteit van het eeuwige leven, dat wil zeggen op de kwaliteit van onze relatie met God. We zullen verantwoording moeten afleggen voor de rechterstoel van Christus, voor wat we in dit lichaam hebben verricht. Hetzij goed, hetzij kwaad. Maar velen hebben het beginpunt van God, het eeuwige leven, gemaakt tot het einddoel en zeggen: We zijn arrivé. Dat is misleiding. Vanaf het moment dat God zijn leven heeft gegeven, dat we wedergeboren, dat we bekeerd zijn, dan begint het kruisproces. Dat dienen we serieus en uit liefde voor God op te pakken.

Op de benarde weg hoort het kruis en niet de lol. Het is typerend dat sommige gemeenteleden de prediking van het kruis als bedreigend en ontmoedigend ervaren. Maar dat zijn ook de kenmerken van het kruis! Het kruis van Christus doet altijd pijn. Het kruis is per definitie de dood. Geen gekruisigde in de Romeinse tijd heeft het een leuke, fijne ervaring gevonden. Maar sommigen hebben dat wel ervan gemaakt. Er is een 'fijncultuur' ontwikkeld in ons christendom.  Menig gesprek van drie uur tussen twee evangelischen is samen te vatten in één woord: Fijn. Als het maar fijn is. Het is een verkeerd concept op basis van een verkeerd denken. Het is een sociale basisbehoefte die zeker legitiem is voor jonge christenen; maar wie op weg is naar geestelijke volwassenheid gaat een ander leven tegemoet. De vraag of opmerking of wij een fijn leven hebben in de gemeente, is gewoon niet intelligent. De 'fijnen' bouwen het kruis van Christus tot een gemakkelijke leunstoel!

De 'effe- en fijnculturen' neemt men over uit de wereld: quick service, ook in het Koninkrijk! Ik wil het nu en ik wil het allemaal! Ik moet uit m'n bol, uit m'n dak en tent kunnen gaan. Dat gebeurt dan ook in bepaalde gemeentes: we gaan uit ons dak. Men kan alle kanten op zweven. Het spektakel moet er zijn. God manifesteert zich dan als een luidruchtige, kronkelende god die zichzelf belachelijk maakt. Het is een god naar eigen beeld en gelijkenis. En voor wie niet terug gaat naar het Woord is er geen hoop, omdat christenen ondanks de terechtwijzing uit het Woord hun eigen jezus, evangelie en geest vormen overeenkomstig eigen behoeften.

We moeten terug naar de Schrift en grondig en uitgebalanceerd onderwijs vanuit de Bijbel geven en ontvangen. Dit onderwijs wijst op lijden, omdat het rond het kruis cirkelt. Wat moet Jezus een moeite doen om zijn discipelen bij de les te houden! De weg naar Jeruzalem brengt de dood en niet de troon in de tempel. Hij moet er elke keer weer doorheen breken en toch komt de boodschap niet over. En als het uiteindelijk dan zover is, dan staan ze als verdwaasden bij het kruis en pakken het nog niet helemaal.

Christenen zijn geneigd de triomferende kerk met geweld in het nu te halen, terwijl deze pas gestalte krijgt bij de wederkomst van Christus. De lijdende en strijdende gemeente slaat men dan over omdat het leerproces in en door de dood niet onderkend wordt. Wie Christus ziet als een 'dingen-gever' heeft het kruis niet nodig. Maar Christus geeft geen dingen, Hij geeft Zichzelf! En alleen in Hem ontvangt men alles (Rom. 8:32). En Christus in ons als ons leven kruisigt de oude mens. Vleselijkheid, gevoelens, ervaringen en hedonisme zijn de kenmerken aan het worden van menig christen. De prediking van het kruis en het lijden wekt zelfs hier en daar al de woede op. Het kruis wordt òf een lachertje, òf een bedreiging in al die vrolijke levens.

Wat is de begeerte van Paulus? Om Christus te prediken en dien gekruisigd. Mag het fijne, het leuke, het gezellige dan niet? Jawel, zolang we het tenminste zien als een sociologisch gegeven, iets  waaraan we als mens nu eenmaal behoefte hebben, en niet als hét bewijs van geestelijk leven! Ten tweede moeten de plezierige dingen niet ten koste gaan van het huis van rouw. Wanneer het kruis en het Woord worden weggeschoven, zal God ons verloochenen. Daarin is Hij trouw.

Heiliging en ons lichaam

Christen worden betekent een groeiproces ingaan. Er is vergeving, verzoening, verlossing, rechtvaar-diging. Allemaal belangrijke aspecten van het kruis. De apostel Paulus gaat in Romeinen 6 nog een stap verder. Als Christus sterft, sterven wij. Wat sterft er van ons? Onze oude mens. En daar begint de bedreiging voor christenen en start men zijn kreeftsgewijze teruggang. Want wij willen wel leven in de vergeving en de verzoening en de rechtvaar-diging. We willen wèl krijgen. Dat hoort bij ons menszijn. De bloedzuiger heeft nu eenmaal twee dochters: Geef, geef! Wij willen wel ontvangen van God, maar niet geven aan God. Wij hebben niet geleerd om ons lijf aan God te geven, waar het hier zo duidelijk om gaat in Romeinen 6. Al onze leden staan ten dienste van de gerechtigheid of van de ongerechtigheid. Hoererij (vreemd gaan, samenwonen), overspel en echtbreuk zouden minder kans krijgen wanneer meer leden van de gemeente hun lichaam aan God zouden offeren. Opmerkelijk is dat, wanneer men spreekt over Romeinen 12, wel de vernieuwing van het denken aan de orde wordt gesteld, maar de andere centrale gedachte zelden wordt uitgewerkt, namelijk dat we ons lichaam moeten offeren aan de Here God. Of anders gezegd: de vernieuwing van ons denken krijgt gestalte in ons geven/offeren van ons lichaam aan de Heer.

Waarom zijn er op sexueel gebied problemen in christelijke levens? Omdat men niet concreet toepast wat Romeinen twaalf eist: ons lichaam offeren als een levend en heilig, welgevallig offer. Wij beginnen te sjoemelen; we willen onze ziel wel aan God geven, maar van mijn lijf moet God afblijven. We creëren een 'blijfvanmelijfgod'. Maar we kunnen toch niet ontkennen dat onze lichamen gekocht en betaald zijn? Ons lichaam is een tempel van de Heilige Geest. In plaats van uit je dak te gaan en de razernij in te gaan, kan men beter bewust en kalm zich met huid en haar aan God geven.

De oude mens gekruisigd

Toen Christus stierf, stierven wij. En wat stierf er dan? Onze oude mens. Die krachtige aansturing in ons om te zondigen. Daarnaast schildert Romeinen 6 de macht van de zonde die als koning heerst in mijn lichaam via de oude mens. De meest voor de hand liggende oplossing is de macht van de zonde te elimineren. Deze koning te onttronen en te onthoofden. De oude mens is zo zijn heerser kwijt. Maar God wil dat we in het proces terechtkomen van nee zeggen tegen de zonde, van discipline en van liefdebetoon voor Hem en zijn gemeente. Daarom haalt God de macht van de zonde niet weg, doch kruisigt onze oude mens. Met dat feit gaat de christen het proces in van de dagelijkse dood aan de zonde. Wie de gezellige kerk zoekt zonder confrontatie en vermaning middels het Woord, raakt vervreemd van het kruis en rebelleert uiteindelijk tégen het kruis.

Sommigen kronkelen zich er onder uit door te stellen dat zij niet ervaren dat zij medegekruisigd zijn. Ervaring is hier echter geen startpunt! Dat is het geloof! De rechtvaardige zal door zijn geloof leven. Dat is niet alleen maar een woord bij de bekering. Het geloof blijft de eis voor het hele christelijke leven. Geloven doen we wel, maar ten aanzien van het kruis geloven we het vaak wel. Geloven we onze ervaring en gevoelens òf het bijbelse gegeven dat we met Christus medegekruisigd zijn? God verklaart de oude mens in Romeinen 6 zwart op wit dood. Dit feit is èn uitgangspunt èn de weg. Het is dus ook geen eenmalige aanvaarding. Wie het kruis in deze zin kent, kan dit elke keer toepassen.

Maar zelfs deze kennis ontbreekt bij sommigen al. Vers 11 in Romeinen 6 spreekt van dit weten als een moeten. Wie niet weet kan niet geloven. Wie niet weet dat God vergeeft op basis van het offer van Christus, kan dit ook niet geloven. Wie zijn eigen dood niet kent als een historisch feit kan er ook niet uit leven door geloof.

Maar dit te weten is nog niet genoeg. Het is een noodzakelijk begin voor het proces van keuzes maken. Daarom spreekt vers 11 erover dat het voor ons moet vaststaan, dat wil zeggen dat we er mee gaan rekenen. Dat we zondigen als christen betekent dat we géén keuze maken voor het feit dat we medegekruisigd zijn. Op dat moment laten we het voor ons niet vaststaan.

We redden het niet, zoals sommigen doen, door op een mantra-achtige manier tegen onszelf te zeggen dat we dood zijn. Zo werkt het niet. Het moment dat we voor een keuze staan onze hartstochten hun gang te laten gaan en zo te zondigen is cruciaal. We kiezen voor onszelf óf voor de doodsverklaring over ons leven. Kiezen we voor de oude mens in leven óf voor de oude mens als gekruisigde. Dit is een proces dat zich permanent herhaalt in ons leven. En elke keer doet het pijn. Elke keer is daar de doods-ervaring wanneer we nee zeggen tegen de zonde. Maar iedere keer is daar ook de opstanding uit de dood. Want er kan pas sprake zijn van opstandings-leven wanneer we de dood gepasseerd zijn. Dat is overwinningsleven en maakt ons tot overwinnaars.

Overwinnaars door het kruis

Het is een smalle, benarde weg, waarop we keer op keer moeten kiezen voor het kruis. Op het moment dat ik geconfronteerd wordt met mijn karakter, mijn zondige complexiteit, mijn ongerechtigheden en met mijn affiniteit met de zonde, zal ik mijn keuzebewustzijn moeten inschakelen op grond van het Woord. Herhaaldelijk moet ik dit in het geloof grijpen, begrijpen en toepassen, namelijk dat ik met Christus Jezus gestorven ben.

Men zegt wel eens dat de zonde over je komt. Er zou dan geen tijd zijn voor reflectie, geen tijd voor bezinning om tegen de zonde in te gaan. Dat is wat we onszelf wijs hebben gemaakt. Maar er is altijd een seconde van bedenking. Op dàt moment maken we een keuze voor de waarheid of voor de oude mens. Het is een proces dat steeds verder en dieper gaat. Daarom lezen we in vers 5: Want indien we samengegroeid zijn met hetgeen gelijk is aan zijn dood ... Het is niet een gebeurtenis, maar een proces. De hypocrieten (lett.: toneelspelers) in onze kerk spelen het geestelijke spel. Maar de diepe werking van de dood via het kruis laat zich niet uitspelen. Het kruis laat zich niet bespelen. Wel ontduikt men de dodelijke werking van het kruis en gaat men de wereld van illusie binnen en verzint van alles. Verzinnen zorgt voor ontzinnen en onzindelijk denken en handelen. Ik reken daar het vallen in de geest toe. Ik benoem het hier als vallen uit de Geest. Het is een act waarin de wil wordt uitgeschakeld. God schakelt de wil echter niet uit. Dat doen sektariërs. Maar de Geest van God werkt exclusief door het kruis. Het blijkt dat het kruis van Christus in zijn eigen Kerk een dreiging aan het worden is, in plaats van een symbool en werkelijkheid van bevrijding, groei en verandering te zijn. Als christenen kunnen we vijanden worden van het kruis, doordat we onze oude mens, die ons verlakt en verlinkt in de zonde, niet in het geloof aan het kruis spijkeren.

God vernietigt ons leven, om zijn leven te geven. Dat is de paradox waarmee we moeten leren leven. Zin en doel is Christus alles in allen te laten zijn. En Christus is onze dood en ons leven. Sommigen in de gemeente creëren hun eigen godjes en verkopen die beelden als jezussen. De bijbelse Jezus geeft de dood als fundament voor echte blijdschap. Het kruis vernietigt de illusie en de hypocrisie. Het vaststaan van onze dood, het rekenen met ons medegekruisigd zijn, bepaalt of we overwinnen. In de Jezusbrieven in Openbaring is één ding duidelijk: dat alleen de overwinnaars deel hebben aan bepaalde zaken in Gods Koninkrijk. Wie geen overwinnaar is, is metterdaad een verliezer. Onze ogen moeten opengaan voor het feit dat allerlei 'blessings' zielen blesseren. Of er sprake is van werkelijke zegen van God in ons christenleven, hangt af van het feit of we wel of niet bereid zijn dagelijks om Christus' wil ons kruis op te nemen. Dat is doorslaggevend.

Praise-avonden brengen ons niet verder. Ze kloppen emoties op. Fantastische conferenties en diensten brengen ons op zichzelf geestelijk geen stap verder. Pas wanneer deze zaken ons aansturen om het kruis dieper te laten snijden, halen we de illusie weg. De dagelijkse toepassing van het kruis thuis, op het werk en in de gemeente geeft groei en verheerlijkt God. Dan is er sprake van integriteit: de buitenkant komt overeen met de innerlijke beleving. Op dat moment zijn we echt mens, omdat we beheerst worden door de paradox van sterven om te leven. Het toneelspel is dood. De decors zijn afgebroken. De lichten zijn uit. Maar velen van ons willen de hypocrisie, het toneelspel, omdat het applaus oplevert. Wie aan het kruis hangt, krijgt de handen van anderen niet op elkaar!


© 1994 George Whitefield Stichting.