Door dr J.I. Packer

J.I. PackerVanmorgen zal ik spreken over 'het leven van God in de ziel van de mens'. Die zinsnede komt niet uit mijn eigen koker; deze formulering werd driehon­derd jaar geleden gehanteerd door Henry Scougal, een begaafd auteur en theoloog. Het was de titel van een boek van zijn hand dat handelt over wederge­boorte en het leven van de wederge­bo­ren mens. Je zou ook kunnen zeggen dat mijn onder­werp vanmor­gen in grote lijnen over heiliging gaat. Je zou het ook kunnen beschrijven als 'de voortgang van het christenleven' en dan gebruik ik het woord 'voort­gang' op dezelfde wijze als Calvijn het hanteerde; namelijk om de gedachte van groei in Christus uit te drukken. Je zou het referaat dat ik ga houden ook de titel kunnen geven die Andrew Murray, de grote schotse Nederlander in Zuid-Afrika, honderd jaar geleden aan één van zijn boeken gaf: 'Als Christus'. Die twee woorden geven heel zuiver en raak weer waar ik over wil gaan spreken: 'Als Christus'.

Drie persoonlijke opmerkingen

Ik wil drie persoonlijke opmerkingen maken alvo­rens met mijn verhaal te beginnen. Dat zal u wellicht helpen om zowel mij als het onderwerp beter te begrijpen. In de eerste plaats dit: ik vind deze opdracht die ik gekregen heb, bedreigend. Ik heb het op me genomen hier over heiliging te spre­ken omdat ik ervoor gevraagd ben. Maar hoe ouder ik word en hoe meer ik het gevoel heb dat ik iets weet van God en Zijn genade en het christelijke leven, des te meer krijg ik het gevoel dat ik er in feite steeds minder van weet. Mijn kennis loopt ver voor mijn ervaring uit. Ik ben er niet zeker van dat ik ben opgewas­sen tegen deze taak. Ik zal mijn best doen. Ik verwacht dan ook dat u op allerlei punten in staat zult zijn verder te zien dan ik en dat u hiaten in mijn betoog zult kunnen aanvullen.

De kwaliteit van het christenleven

De tweede opmerking die ik wil maken, is dat ik van mening ben dat dit onderwerp heel nodig bestu­deerd moet worden. Deze conferentie is een studie­confe­rentie en de studie van heiliging en groei als christen is iets dat reformatorische christenen van­daag de dag erg hard nodig hebben. Gedurende de afgelopen vijftig jaar heb ik het voor­recht gehad om waar te kunnen nemen wat er zoal gebeurt in de reformato­rische kerken wereldwijd. Ik ben werk­zaam geweest aan beide zijden van de Atlantische Oceaan. Eerst in Engeland, waar ik gewerkt heb tot ik begin vijftig was, vervolgens in Noord-Amerika, waar ik de afgelopen zeventien jaar ben geweest. Gedurende die afgelopen vijftig jaar heb ik gezien hoe de gerefor­meerde theologie weer doorgebroken is en opnieuw haar kracht en autoriteit bevestigd heeft, opnieuw beslag heeft gelegd op het denken van mensen en hun instemming heeft weggedra­gen.

Wat ik niet gezien heb, is een zuiverder en een rijper, meer volwassen christelijk leven, dat voort zou moeten spruiten uit een beter begrip van de meer zuivere, meer waarheidsgetrouwe christelijke leer. En dat verontrust mij; daar maak ik me be­zorgd over. Want in de geestelijke realiteit van het christelijke leven kan geen sprake zijn van stilstand. Wanneer er momenteel meer waarheid voorhanden is dan voorheen - en ik denk dat dat inderdaad het geval is - en er tegelijkertijd minder kwaliteit of ten minste geen vooruitgang in de kwaliteit van levens van christe­nen bestaat, dan wekt dat de indruk dat de waarheid uiteindelijk niet zoveel verschil maakt. En dat het niet zo belangrijk is dat wij misschien trach­ten vast te houden aan de christelijke waarheid en de diverse dwalingen te vermijden die de Kerk trachten binnen te sluipen.

Misschien is het in wezen zo dat theologische discus­sie louter en alleen iets is voor het verstand, zuiver en alleen een intellectuele bezigheid, een hobby voor mensen die zich nu eenmaal graag met dat soort zaken bezighouden, maar van geen enkel belang voor het leven zelf. Moge God verhoeden dat ie­mand ooit die conclusie zou trekken! Maar wan­neer ik zie dat de reformatorische theologie vooruit­gang boekt en tegelijkertijd heiligheid, levensheili­ging niet mee­groeit, dan baart mij dat zorgen. En daarom ben ik van mening dat dit onderwerp, heili­ging, een belang­rijk onderwerp is voor reformatori­sche chris­tenen; dat is een tweede opmerking die ik wens te maken.

Heiliging: een bij uitstek reformatorisch onder­werp


En dan in de derde plaats, zoals ik al eerder heb aangegeven, beschouw ik de leer van het christelijk leven, de realiteit van heiliging en groei als christen, als een bij uitstek reformatorisch aandachtspunt. Want vanaf Calvijn tot de dag van vandaag is de gerefor­meerde theologie een Reformatie geweest van christe­lijke theologie en christelijk leven zoals die waren geweest gedurende de eeuwen vóór Calvijn. En het is gewoonweg een feit dat vanaf het begin van het Christendom veranderde levens, een heilig leven, het bovennatuurlijk worden van ons natuurlijk gedrag, het veranderen van zondige mensen zodat ze steeds meer groeien in gelijkvormigheid aan Chris­tus, altijd één van de allerbelangrijkste aandachts­punten geweest is van christelij­ke pastores en van de christelijke theologen die die pastores ter zijde stonden. Vanaf de eerste eeuwen van de kerkge­schiedenis heeft dit de christelijke geestelijke leiders gekenmerkt.

En toen Calvijn op het toneel verscheen, heeft hij de rechtvaardiging door het geloof, wat zeker het begin is van onze kennis van God, niet behandeld als het één en het al van het Christendom. Dit in tegenstel­ling tot Luther, die gedurende een groot deel van zijn bediening de rechtvaardiging door het geloof wèl zo beschouwde. Calvijn zag rechtvaardiging door het geloof als de toegangspoort tot het leven van christe­lijke groei, christelijke vooruitgang. En de Instituties van Cal­vijn vormen een grootse ver­hande­ling over het onderwerp van de heiliging. In het leven van de afzonderlijke christen en vervolgens in het leven van de Kerk.

In de echte reformatorische theologie treft men mannen aan die werkelijke, krachtige systematische theologie dogmatisch combineren met een even krachtige aandacht en zorg voor de groei van chris­tenen in de kennis van en de gelijkvormigheid aan Christus. We treffen deze wezenlijk reformatorische theologie bijvoorbeeld aan onder de engelse Puritei­nen, van wie ik erg houd en die ik tamelijk grondig heb bestudeerd. En ook onder de nederlandse Puri­teinen, wier puriteinse wortels in eerste instantie in Enge­land liggen, maar het vervolgens op magistrale wijze op hun manier zelf verder ontwikkeld hebben. Ik denk dan aan mannen als Voetius, Witsius en Wil­helmus à Brakel. Ik hoop dat die namen u iets zeggen. Ze behoren tot het hart van het nederlandse gereformeerde erfgoed. Vanuit deze wetenschap zie ik het bestuderen van het onderwerp heiliging als een uitgesproken reformatorisch onderwerp.

Ik geloof dat het de roeping is van hen die de meest zuivere versie van het geloof aanhangen - en ik geloof dat de gereformeerde theologie dat is - om de christe­lijke wereld leiding te geven in het duidelijk­ste en krachtigste onderricht over de meest zuivere vorm van het christelijke leven. Dat is een onderdeel van onze roeping. Ik zal u ter inleiding een aantal hulp­middelen aanrei­ken die ons kunnen helpen om aan deze oproep van God gehoor te geven. God richt tot ons allen deze oproep om in ons denken en in ons leven men­sen te zijn die begrip hebben van het leven van God in de ziel van de mens.

Een aantal correcties

Ik wil u een overzicht geven van wat het Nieuwe Testament ons leert over christelijke heiligheid. Ik zal u eerst een aantal algemene principes over heiligheid geven. Vanmiddag zal één en ander wat meer worden toegespitst, maar de meer algemene principes vormen het juiste vertrekpunt om van uit te gaan. Het onder­deel waarover ik vanmorgen zal spreken, heeft als titel: Correcties. Dat zal gaan over wat heiliging allemaal niet is. Dit onderdeel vraagt nogal wat tijd, omdat het zoveel verschillende facetten omvat. Ik heb ontdekt dat wanneer evangeli­sche en reformatorische chris­te­nen beginnen na te denken over het christelijke leven, er sprake is van een erfenis van verwar­ring en een reeks van misvat­tin­gen die keer op keer de houding van men­sen ten opzichte van dit onder­werp direct vanaf het begin negatief beïnvloeden. En voordat ik aan iets anders begin, wil ik eerst schoon schip maken en die mis­verstanden uit de weg rui­men.

Van primair belang

Eerste Correctie: Heiliging is niet van secundair belang. Het moet voor heel Gods volk altijd van primair belang zijn, zoals ik hierboven al heb aange­geven. Het blijkt immers overduidelijk uit het Nieu­we Testament dat God al Zijn wedergeboren kinde­ren roept tot heiliging. Ik heb mijn Bijbel hier open liggen bij het eerste hoofdstuk van 1 Petrus en ik lees hier wat Petrus, een apostel van Christus, aan het volk van Christus schrijft in de verzen 14 tot 16: "Voegt u als gehoorzame kinderen, niet naar de begeerte uit de tijd uwer onwetend­heid, maar gelijk Hij, die u geroepen heeft, heilig is, wordt zo ook gijzelf heilig in al uw wan­del; er staat immers geschre­ven: Weest heilig, want Ik ben heilig."

Dat zou duidelijk genoeg moeten zijn, maar als u hierover meer bevestiging wenst, luistert u dan naar wat de apostel Paulus in hoofdstuk 4 van de eerste brief aan de Thessalonicenzen over ditzelfde onder­werp schrijft: "Want dit wil God: uw heiliging, dat gij u onthoudt van de hoererij." (vers 3). En dan zegt hij opnieuw in vers 7 van datzelfde hoofdstuk: "Want God heeft ons niet geroepen tot onreinheid, maar in heiliging." Dus wat ons ook maar bezig­houdt wan­neer we nadenken over onze roeping als christenen in deze wereld: eenvoudige, ongekunstel­de heiligheid, Christusgelijkvormig­heid, Godgelijk­vormigheid, een veranderde kwaliteit van leven moet ons eerste doel, ons belangrijkste aandachts­punt zijn in ons christenle­ven. Dat zal ons tot een raadsel doen zijn voor de ongelovige mensen om ons heen, maar het doet ons direct aansluiten bij wat de aposte­len en het hele Nieuwe Testament ons voor­houden. En ik zeg dit met enige nadruk, omdat in dat deel van de wereld waarin ik het beste thuis ben, Groot-Brittannië en Noord-Amerika, gedurende de afgelo­pen veertig jaar in de ogen van veel christenen andere zaken veel belangrij­ker zijn geweest dan het najagen van heiliging. Apologetiek bijvoorbeeld: de verdediging van het geloof tegen modern ongeloof. Of het sociale getuige­nis: het zoeken naar wegen en middelen waardoor het Evangelie een keer ten goede kan bewerken in allerlei maatschappelijke proble­men. Dit zijn belangrijke zaken. En ik zou de lijst gemakkelijk langer kunnen maken. Meer om eerlijk te zijn, in Gods ogen zijn ze niet zo belangrijk als persoonlijke heiliging. Dat is dus mijn eerste punt: wanneer u tot nu toe van mening was dat heiliging van secundair belang is, denkt u er dan alstublieft nog eens goed over na. Zoals ik al eerder heb gezegd: het is van primair belang, en dat moet het altijd blijven voor trouwe discipelen van Jezus onze Heer.

Een zaak van het hart

Tweede correctie: Heiligheid is geen oppervlakkige zaak. Het is een zaak van het hart. Jezus heeft geen groepering zo scherp bekritiseerd als de Farizeeërs, juist omdat zij dit niet inzagen. Zij dachten dat heel de heiliging een kwestie was van wat wij 'rollenspel' noemen. Dat wil zeggen, je volgt een vastgesteld patroon van uiterlijk gedrag, zodat anderen dat kunnen zien en, naar je hoopt, goedkeuren. En daar lieten ze het bij, in de veronderstelling dat dit het één en het al was in het dienen van God en het leven van heiliging. Wat Jezus duidelijk wilde maken, is dat heiligheid begint in het hart. Heiliging begint als een verlangen; het is doelbewust en het impliceert zelf­verloochening. Dit alles speelt zich af in het hart. Daardoor kun je nee zeggen tegen verkeerde verlan­gens en tegen het najagen van plezier, eigen voor­deel en positie. Ik ben doodernstig wanneer ik u zeg dat heiliging in het hart begint en het betekent het neen zeggen tegen alles dat u af zou kunnen houden van het vasthouden aan uw loyaliteit aan de Heer Jezus en gehoor­zaam­heid aan Zijn Woord. Dat moet altijd het meest belangrijke voor ons zijn. Dat is de tweede correctie die gemaakt moet worden.

Ik kom nog steeds christenen tegen die in de veron­derstelling leven dat hun heiliging niets méér hoeft te zijn dan een rollenspel, een gedrags­patroon - en het hart doet er eigenlijk niet toe. Ik vraag me af of dit iets nieuws voor u is. Ik heb eerder over dit onderwerp gesproken tot grote groepen mensen die nog nooit te horen hadden gekregen dat heiliging begint in het hart. En daarom is hun hele denken over dit onderwerp dus een vreselijke warboel en is het nog nooit bij hen opgekomen - niemand heeft hen dit immers ooit verteld - dat dit niet tot eer van God is. Het begint allemaal in een rein hart. En zo moet het altijd zijn. Sta uzelf daarom nooit toe aan heiliging te denken als was het puur en alleen een zaak van uitwendig gedrag. Heiliging begint in het hart.

Een kwestie van groei

En dan het derde misverstand dat ik uit de weg wil ruimen: Heiliging is niet een statische situatie. Dat wil zeggen, een toestand waarin iemand gebracht wordt bij zijn wedergeboorte en waarin men blijft zonder verandering, zonder verdere vooruitgang gedurende de rest van het christenleven. Mis­schien shockeer ik u nu, want in het Nieuwe Testa­ment vind je inderdaad een lijn van denken waarin het woord 'heiligen', en ook het woord 'heiliging' bijna gebruikt wordt als een equivalent voor 'recht­vaardi­gen' en 'rechtvaardiging'. In die zin zijn er enkele teksten die ervan spreken dat God ons heiligt met de betekenis dat God ons stelt in Zijn tegenwoordig­heid, door Hem geaccep­teerd, vergeven, aangeno­men als Zijn kind, dicht bij Hem gebracht. Die nabijheid van God is ons beloofd voor de eeuwig­heid - en Gods Woord zegt ons dat daarin geen verandering meer zal komen. Maar in feite is dit slechts een kwestie van woordge­bruik. Want het overgrote deel van het nieuwtesta­mentische onder­richt over heiliging hanteert het begrip 'heiliging' in een heel andere zin. Het wordt veel meer gebruikt in verband met het feit dat wanneer een kind geboren is, dat kind moet gaan groeien. Zo zijn ook u en ik wederge­boren door de Heer Jezus en door de Heili­ge Geest. En daarom is het Nieuwe Testament vol van pleidooien en oproe­pen aan christenen om geestelijk te groeien. Ik denk in dit verband bijvoor­beeld aan het laatste vers van 2 Petrus: "Wast op in de genade en in de kennis van onze Heere en Hei­land, Jezus Christus."

Petrus was zich ervan bewust dat dit zijn laatste brief was aan de mensen die jarenlang aan zijn zorg als herder en apostel toevertrouwd waren geweest. En wanneer je weet dat je echt voor de laatste keer met iemand spreekt, dan zijn dat vaak gewichtige woor­den. Zo ook in dit geval met de apostel Petrus. "Het laatste wat ik tenslotte nog tot u zeggen wil, is dit: Groei!" Groei in de genade en de kennis van onze Heere Jezus Christus. Sta niet stil. Zorg dat je verder komt. Stelt u zich een vader en moeder voor die zich verheugen in de geboorte van hun baby. Denkt u zich eens in hoe diezelfde ouders zich moeten voelen als de baby tien jaar later niet ge­groeid en nog steeds een baby zou zijn. Dan heeft de vreugde over de geboorte van de baby intussen plaats ge­maakt voor verdriet en teleurstelling. De baby blijft een baby: hij groeit niet. We verlangden naar een flinke zoon of dochter. We wilden een kind dat zou groei­en, maar dat gebeurt niet. Ik ben er zeker van dat het ook verdriet brengt in het hart van onze Heiland wanneer mensen die echt wedergebo­ren zijn door geloof in Jezus hun positie in Christus als het enige belangrijke beschouwen en er nooit aan toeko­men om te luisteren naar de oproep tot groei en daar gehoor aan te geven. Dus, broeders en zusters, ik wil hier met grote nadruk op wijzen, en ik schaam me daar in het geheel niet voor: de oproep om te groeien behoort tot de kern van onze roeping als christen. Erken dat we worden geroepen om te veranderen en veranderd te worden; er is iets mis met ons christelijke leven als dat niet gebeurt. En we brengen verdriet in het hart van onze Heiland in plaats van vreugde wanneer we niet groeien als christenen, maar er sprake is van stilstand, van stagna­tie in ons persoonlijk leven.

Gemeenschap

Hier komt mijn vierde correctie: Heiliging is geen solo-activiteit. Het is niet iets dat je op je eentje kunt najagen. Het is een zaak van de gemeenschap waarin we de gemeenschap met andere gelovigen nodig hebben. We hebben hen nodig om ons te helpen en om ons dingen te laten zien en te vertellen over onszelf die zij wel zien en die wij niet kunnen zien. Vaak weten we niet in welke opzichten we moeten groeien als er geen mensen om ons heen zijn om ons dat op een liefdevolle manier te vertellen.

Je kunt er wel zo je eigen ideeën over hebben; en soms zijn die juist, soms ook niet. U hoeft mij niet te vertellen dat onze eigen ideeën over hoe we zijn er heel vaak naast zitten. We kunnen ernstige gebre­ken hebben in ons karakter waarvan we ons nooit bewust zijn. Diegenen onder ons die getrouwd zijn weten heel goed dat het vaak een bittere pil is om te slikken, wanneer onze echtgenoot ons dingen vertelt die hem of haar over ons zijn opgevallen en die wij zelf nooit gezien hebben. Maar in feite is het genade wanneer dat gebeurt. En wat we moeten doen is leren nederig naar onze echtgenoot te luiste­ren en niet heftig en verontwaardigd te reageren omdat de ander zo grof en ongemanierd is geweest om ons dat duidelijk te maken. Ik zeg dit om heel duidelijk vast te stellen dat we allemaal pastorale hulp, pastorale leiding, pastoraal ingestelde vrienden nodig hebben die een oogje op ons houden en het ons zullen zeggen wanneer er dingen in ons leven moeten veranderen. Want naar alle waarschijnlijk­heid heb­ben we het zelf meestal niet in de gaten en zouden we er nooit achter komen, tenzij iemand het ons vertelt. Er zijn mensen die om reden van zelfbe­scher­ming, omdat ze niet willen dat ze van anderen negatieve dingen over zichzelf te horen krijgen, zich terugtrekken in een eigen hoekje om te groeien in de genade en de kennis van onze Heer Jezus Christus. Maar dat is niet de bedoeling.

Wanneer we de brieven van het Nieuwe Testament lezen, individuali­seren we als het ware alle zinnen die in de tweede persoon meervoud zijn geschreven. Al die gedeelten die handelen over hoe we ons hebben te gedragen, wat we dienen te vermijden, etcetera. Maar in al die gevallen, behalve dan in de brieven aan Titus, Timotheüs en Filemon, staat in de griekse grondtekst geen tweede persoon enkel­voud, maar de tweede persoon meervoud. Paulus spreekt telkens tot de hele gemeenschap hoe ze zich moeten gedragen als gemeen­schap. Paulus spreekt hier niet tot iedere christen afzonderlijk, als individu, hoe hij of zij zijn of haar leven moet leiden, los van andere christe­nen. En het staat met name heel nadrukkelijk in Hebreeën hoofdstuk 13 dat we moeten waken over elkaar. En er zal niet veel sprake zijn van heiliging onder Gods kinderen wanneer we dat niet doen. Maar omdat onderricht over heiliging heel vaak wordt gegeven in de veronderstelling dat we hier allemaal als aparte individuen, los van elkaar mee bezig zijn, blijft de functie van de gemeenschap heel vaak buiten beeld. Ik wil dit punt dan ook sterk benadruk­ken: heiliging is niet iets wat je op je eentje doet; heiliging is een verandering, een transformatie die men moet najagen in gemeenschap met Christus en in de gemeenschap der heiligen, de Gemeente.

Het gevoelsleven

En dan een vijfde misverstand dat ik uit de weg wil ruimen: Heiliging is in wezen niet een gevoel of een ervaring.
En opnieuw moet ik zorgvuldig zijn in de manier waarop ik dit uitleg. Wanneer ik spreek over een gevoel, dan denk ik aan de soort geestvervoering en vreugde die in ons hart komt wanneer we ons plotseling realiseren, zoals dat soms op een overwel­digende manier gebeurt, dat onze Heer van ons houdt, dat Hij dicht bij ons is, ons vasthoudt en ons beschermt en dat we veilig zijn in Zijn handen en dat er niets is in tijd of eeuwigheid dat ons kan scheiden van Zijn liefde. Hij is een genadig Hei­land, en van tijd tot tijd geeft Hij ons deze momen­ten van intense gevoelens, wanneer de vreugde en de liefde bijna als een vulkaanuitbarsting uit ons hart naar boven komen door de intensiteit waarmee de liefde van de Heer voor ons persoonlijk door de Heilige Geest ons op het hart gelegd wordt. Dit zijn heerlij­ke momen­ten, maar in wezen is dat nog helemaal geen heili­ging. En mensen die dergelijke ervaringen hebben gekend, moeten die dan ook niet gelijk stellen met heiliging. Want onze Heer geeft deze ervaringen soms in Zijn grote genade aan mensen wier leven, op het moment dat Hij hun Zijn liefde toont, in bepaalde opzichten helemaal niet op orde is en soms blijft hun leven ook wanordelijk. Want het is verleidelijk om te denken dat zo'n moment, waarin de Heer je op heel speciale wijze verzekert van Zijn liefde, wil zeggen dat je op speciale wijze een streepje vóór hebt bij de Heer, dat er niets mis is met je leven en dat alles prima is zoals het is. Zo is het niet. Dat is niet de manier waarop onze barm­har­tige Heer werkt.

Dus de gevoelens, hoe dierbaar en frequent die ook mogen zijn - en er zijn christenen die dit soort ervaringen veel vaker beleven dan anderen - moeten niet op één lijn gesteld worden met heiliging. Heili­ging is niet een gevoel in die zin. En over het algemeen gebruikt men het woord 'ervaring' als een equivalent voor gevoel in deze betekenis, althans, in dat deel van de wereld waar ik vandaan kom. En wanneer het woord op die manier gebruikt wordt, moeten we zeggen dat heiliging ook geen ervaring of bevinding is.

Ik zei zojuist al dat ik zorgvuldig moet zijn in de manier waarop ik dit uitleg, want ten diepste is heiliging wel degelijk iets dat men ervaart.

Het geweten

We hebben allemaal een geweten en één van de dingen die zou moeten gebeuren in ons leven naar­mate het werk van genade dieper doorwerkt, is dat ons geweten steeds gevoeliger zal worden. Dus wanneer er een verkeerde manier van doen is in ons leven, dan zou ons geweten daarover tot ons moeten spreken en ons heel onrustig moeten maken: "Dit is verkeerd, dit is ongehoorzaamheid, dit is niet tot Gods eer, dit mishaagt je Heiland." Uw geweten zou u dat op krachtige wijze moeten zeggen en naarmate het werk van genade voortgang heeft, zal ook de kracht waarmee het geweten tot u over deze zaken spreekt, toenemen. Natuurlijk is dat niet alles wat het geweten doet. Het geweten dat door de wederge­boorte tot leven is gebracht, stelt je ook in staat om te weten dat je op het goede spoor zit, bijvoorbeeld wanneer je in een bepaalde situatie, voor Christus, helemaal alleen staat, mis­schien vanwege een be­paald leerstuk waar je aan vasthoudt, misschien vanwege geestelijke prioritei­ten waar je voor staat, misschien in verband met één of andere ethische kwestie. Maar jij weet dat je om wille van Christus alleen staat in die situatie. Omdat je gewe­ten is afgestemd op de Heilige Schrift en je erover hebt nagedacht, gebeden, erop gestudeerd en omdat je weet dat waar je voor staat waarheid en wijs­heid is. En je weet dat je er pal voor moet staan omdat het bijbels en juist is. Maar nie­mand om je heen schijnt dat in te zien. Dus sta je alleen en is er heel veel tegenstand. Zelfs chris­tenvrienden zeggen heel negatieve dingen over je vanwege het standpunt dat je inneemt.

In die situatie zal je geweten opnieuw spreken en je door de wederge­boorte tot leven gewekte geweten zal je de zekerheid geven dat je het juiste doet en dat je er niet over in moet zitten wat men van je zegt. Je hebt vrede met God en je mag je weg vervolgen in vrede met God. Je geweten kan je in derge­lij­ke situaties een geweldige vrede geven, grote tevreden­heid en stabiliteit, hoeveel moeite je ook meemaakt vanwege de positie die je ingenomen hebt. Als je geen gehoor zou geven aan het licht dat God je gegeven heeft, dan zou je geen vrede met God hebben.

Nu, in die zin is heiliging bevindelijk, iets dat je ervaart. Het heeft direct te maken met wat je gewe­ten tot je zegt; en dat behoort tot het domein van de ervaring. En het steeds meer tot leven komen van het geweten is één van de kenmerken van geestelijke groei. Het zou het gevolg moeten zijn van ons lezen en bestuderen van de Heilige Schrift. En zonder die werking van het geweten is ons christenleven zeer onvolkomen.

En opnieuw moet ik dit heel krachtig benadrukken, want ik heb christenen ontmoet wier leer perfect was, terwijl tegelijkertijd hun geweten zeer onder­ontwik­keld was. En daarom was er, hun leer in aanmerking genomen, in hun leven veel te weinig te bespeuren van eerlijkheid, getrouwheid, liefde, respect voor andere christenen en liefde en respect voor anderen. Dit alles was bij hen veel minder aanwezig dan verwacht had mogen worden. Dus daar heb je dat wangedrocht van een christen die je zou kunnen tekenen als iemand met een geweldig groot hoofd vol van goede leer, vol van kennis, en met een klein hartje dat zijn romp voor­stelt, en kleine stokjes voor zijn armen en benen. Een buiten pro­porties groot hoofd dus, maar de rest van deze christen is geheel onderontwikkeld. Wan­neer ie­mands geweten dus ongevoelig is, dan is dat een aanwij­zing dat zo iemands karakter nog onvol­doende in Christus is ontwik­keld. Met andere woor­den, dat wijst op onvolwassenheid in Christus.

En in deze betekenis is heiliging altijd iets dat ervaren moet worden, bevindelijk is. Maar u ziet wat voor soort ervaring ik op het oog heb. Het is de ervaring van het geweten dat handelt op het bevel en de roeping van Christus. Het is de ervaring dat je dat doet waartoe christenen geroepen zijn. Het is het volgen van de Meester, Die zegt: "Volg Mij." En je volgt Hem door te gehoorzamen aan Zijn Woord. Dat is dus mijn vijfde punt: heiliging is niet een gevoel en een ervaring in de gebruikelijke zin van het woord, hoewel het beslist wel iets is dat ervaren wordt in het gehoor geven aan het geweten en de daarmee gepaard gaande zelfverloochening, wat ik zojuist heb getracht nauwkeurig te omschrijven.

Afhankelijk van God

Dan volgt hier mijn zesde punt, mijn zesde ontken­ning: Heiliging geschiedt niet in eigen kracht. Het is geen 'doe-het-zelf kwestie'. Zeker, heiliging vraagt om inzet, activiteit, vaak een heel krachtige inzet die je een aanzienlijke inspanning kost wan­neer je jezelf aanpakt om iets in je leven te verande­ren dat nodig verandering behoeft. Dat is geen lichamelijke activi­teit, maar het kan een zeer veelei­sende mentale bezigheid zijn. En in combinatie met de nodige zelfbeheersing die hierbij komt kij­ken, kan dat heel wat energie vragen van je zenuw­gestel. Maar het is geen inspanning die je onafhan­kelijk, op eigen houtje verricht. Het is een ander soort activi­teit. Het is een afhankelijke bezigheid en geen onafhankelijke bezig­heid. Het is de soort van activiteit die ermee begint dat je in je hart keer op keer zegt: "Heere, ik kan dit niet in eigen kracht. Mijn eigen moge­lijkheden zijn ontoereikend. Help!" Men zegt wel eens dat dat ene woordje 'Help!' het beste gebed is dat iemand bidden kan. En ik denk dat dat waar is.

En nu stel ik me de christen voor ogen die zich realiseert dat hij of zij geroepen is om te groeien in de genade en de kennis van Christus en die beseft dat dat verandering vraagt op dit specifieke punt in zijn of haar gedragspatroon. En dan voelt zo iemand niet dat hij of zij dat volbrengen kan. Dat is dan een heel gezond gevoel, want zo iemand kan dat inder­daad niet en dus roep je dan: "Help!" En hun hart blijft 'Help!' roepen terwijl ze deze taak om hun manier van doen te veranderen, aanpakken. U ziet dus dat er een hemelsbreed verschil is tussen activi­teit waarbij je vertrouwt op jezelf en activiteit waar­bij je je afhankelijk weet van God.

Hier moet ik met name denken aan een uitspraak van Paulus. Zo vaak is het zo dat Paulus de dingen zo zegt dat alles glashelder voor ons wordt. In Filippen­zen hoofdstuk 2 roept Paulus de lezers, zijn vrienden in Filippi, ertoe op om christelijke gehoorzaamheid te handhaven zo ijverig als ze maar kunnen. Eerst bespreekt hij in vers 11 de vernedering en de ver­heerlij­king van de Heere Jezus met de woorden: "Laat die gezind­heid in u zijn, die in Christus Jezus was, Die Zich­zelf vernederd heeft tot de dood aan het kruis en Die nu verhoogd is aan de rechterhand van de Vader." Direct na die passage gaat hij in vers 12 verder met de volgen­de woorden: "Daarom, mijn geliefden, gelijk gij te allen tijde gehoorzaam zijt geweest, blijft, niet alleen zoals in mijn tegen­woor­dig­heid, maar nu des te meer bij mijn afwezig­heid, uw behoudenis bewer­ken met vreze en beven." Vreze wil zeggen: ontzag en beven staat voor: eerbied, verering. Vreze en beven is dus geen paniek, maar het betekent nederige aanbidding en ontzag in de tegenwoordig­heid van God. "Blijft uw behoudenis bewerken", zegt Paulus. Dat wil zeggen: druk het uit in handelingen, vertaal het in daden.

God heeft de behoudenis in u gewerkt door de wedergeboorte. Nu moet u dat leven tot uitdrukking brengen. Wanneer een baby groeit, dan denken we aan groei als iets dat van binnenuit komt. De baby is genetisch geprogrammeerd om te groeien. De groei van de christen lijkt daar wel wat op. Wanneer we worden wedergeboren, worden we door de Heilige Geest verenigd met onze opgestane Heere Jezus. Die waarheid is ongetwij­feld niet nieuw voor u. Maar hebt u er ooit wel eens over nagedacht wat dat werkelijk allemaal inhoudt? De Heere Jezus, de Zoon van God, heeft van alle eeuwigheid aan de eer, de heerlijkheid van Zijn Vader gezocht. Dat is het verlangen van Zijn hart. Dat is wat je Hem ziet doen tijdens Zijn leven hier op aarde. Hij zoekt de eer van Zijn Vader in alles wat Hij doet. Hij zegt: "Ik heb een spijze te eten waarvan gij niet weet. Mijn spijze is het de wil te doen van Degene Die Mij gezonden heeft en Zijn werk te volbrengen." En de discipelen zagen het vers in Psalm 69 dat spreekt over 'de ijver voor Gods huis' als het kenmerk van de Heere Jezus. Hij ijverde voor de eer van Zijn Vader. En we vinden dat overal in de vier Evan­geliën. Altijd zocht Hij op één of andere manier in iedere situatie de eer van de Vader. En dat geeft Hij nooit op. Het is de passie en het verlangen van Zijn hart. En nu Hij verheerlijkt is op Zijn troon, is dat nog steeds zo. Door de Heilige Geest zijn wij met Hem verbonden in Zijn opgestane leven. Wat bete­kent dat? Om precies te zijn, betekent het dit: van binnen, in wat de Schrift ons hart noemt, de wortel en de kern van ons persoonlijk leven, zijn we zoda­nig veranderd dat wat het diepste verlangen van het hart van onze Heiland was en is, nu ook het diepste verlangen van ons eigen hart is geworden. En nu is het sterkste verlangen van de wedergeboren christen, sterker dan wat ook, God te kennen, God lief te hebben, God te dienen, Hem te gehoorzamen en te behagen, God te verhogen en de Vader en de Zoon beiden te verheerlijken.

En indien u een wedergeboren christen bent, dan is dat het diepste verlangen van uw hart en u hoeft slechts op dit moment een blik in uw hart te werpen om dat verlangen daar te vinden. En als u dat ver­lan­gen niet in uw hart aantreft, dan moet ik u zeggen dat u niet bent wedergeboren, ook al zit uw hoofd vol met prachtige gereformeerde theologie. Want dit is het kenmerk van iedere wedergeboren ziel. Wan­neer Paulus het heeft over ontzag en eerbied waar­mee we het behoud dat de Heere door de wederge­boorte in ons bewerkt heeft, nader uitwerken, dan bedoelt hij daarmee dat we dat verlangen, dat alles­bepalende, stuwende verlangen moeten uitdrukken door een leven dat God verheerlijkt, een leven tot eer van God. We moeten dat uitdrukken in alles was we doen, in een geest van werkelijke nederig­heid, voortspruitend uit ontzag en eerbied voor dit won­derlijke werk van God, waardoor onze harten veran­derd zijn en waardoor de Heilige Geest sinds dat moment in ons hart intrek heeft genomen, de Heilige Geest Die dat allesbepalende verlangen, dat nu een deel van ons wezen is geworden, in stand houdt en het voortdurend bezielt en opnieuw bezielt.

In wezen zijn we, wat ons hart betreft, veranderde wezens en daaraan dienen we uitdrukking te geven in het besef dat dit het leven van God is, het leven dat God in ons gewerkt heeft en dat nu tot uiting komt. Het komt tot uiting in gehoorzaamheid, in ootmoed, in liefde, in geduld, in heel de vrucht van de Heilige Geest. Die aspecten van het karakter van de christen die ons doen zijn als Christus. Dit is de werkelijke heiliging. Het is niet iets dat tot stand komt door eigen inspanning. Wanneer we ernaar streven om het behoud dat de Heer in ons bewerkt heeft in ons leven uit te werken en het leven van Christus in onze sterfelijke levens op het gebied van ons karakter tot uitdrukking te laten komen, dan spannen we ons daarvoor in in afhankelijk­heid van God Zelf. In Galaten 5 lezen we over de vrucht van de Geest: liefde, blijdschap, vrede, lankmoedigheid, vriendelijk­heid, goedheid, trouw, zachtmoedigheid en zelfbeheersing. Die vrucht van de Geest is als het ware het morele profiel zoals dat zich uitwerkt in het leven van Zijn discipelen. Zodat al die karakterkwa­li­teiten zichtbaar worden in de manier waarop we ons gedragen. Maar wanneer we daartoe geroepen zijn, dan realiseren we ons tegelijkertijd dat we daartoe niet in staat zijn zonder de hulp van de Heilige Geest. Daarom roepen we telkens en telkens op­nieuw in onze gebeden God om hulp. En op die manier zijn we in staat dingen te doen waartoe we ons, voordat we christen werden, nooit in staat zouden hebben geacht.

Kwetsbaarheid

Tenslotte de laatste correctie: Heiliging is geen zelfbescherming. Iemand die wandelt met Christus en Hem tracht te gehoorzamen, zal telkens gecon­fronteerd worden met het gegeven dat God je roept in situaties waarin je kwetsbaar wordt en waarin je door andere mensen gekwetst kunt worden. En nie­mand van ons kan daaraan ontkomen. Dit was de ervaring van Jezus in Zijn leven waarin Hij ernaar streefde de Vader te behagen. En wanneer God ons in Zijn voorzienigheid in een dergelijke situatie brengt, dan zal het duidelijk worden dat Hij ons dan ook door Zijn genade overeind houdt. Dat gebeurde met Christus, met Paulus, met Stefanus. Zij werden gekwetst, gewond in hun leven.

Tot slot

Ik wil besluiten met het poneren van vier stellingen:

Heiligheid is afgescheiden, apart gezet worden voor God de Vader en afscheiding van een goddeloze wereld.
Die afscheiding begint in ons hart. De Schrift zegt dat we de wereld niet moeten liefheb­ben. Wanneer iemand de wereld liefheeft, dan kan de liefde van de Vader niet in hem zijn (1 Joh. 2:15).

Ten tweede: Heiligheid is navolging, nabootsing van Jezus Chris­tus. Dat wordt heel sterk benadrukt in het Nieuwe Testament en het moet heel sterk tot uitdruk­king komen in ons eigen leven. Ik moet mezelf de vraag stellen of ik zoveel liefde voor andere mensen heb als Jezus had voor de mensen die Hij ontmoette toen Hij hier op aarde was. Breng ik ootmoed in praktijk, zoals Jezus dat deed toen Hij de wil van de Vader in Zijn leven aanvaardde, wat betekende dat Hij een arm man was, een omstreden mens en uiteindelijk een gekruisigd mens? Maar Hij accepteer­de dat in een geest van ootmoed uit de hand van de Vader. Een andere vraag die ik mezelf moet stellen is de volgende: Leef ik in hoop zoals hij in hoop leefde? Met het oog op de vreugde die voor Hem lag, doorstond Hij het kruis. En zo moeten ook wij leven in de hoop op de eeuwige heerlijkheid. Onze Vader in de hemel is meer geïnteresseerd in onze heiligheid dan in ons geluk. In de hemel zullen wij volmaakt geluk deelachtig worden, maar nu is God in de eerste plaats bekommerd om onze heilig­heid.

Mijn derde stelling: Heiliging is alleen mogelijk in samenwer­king met de Heilige Geest. Ik heb al duide­lijk gemaakt wat die samenwerking inhoudt: je ziet bijvoorbeeld dat God je tot een taak roept, terwijl je zelf niet over de middelen en kwali­teiten beschikt om die taak te volbrengen. Dan roep je het uit tot God: "Help mij!" En dan verwacht je dat je ook geholpen wordt, omdat het de Heer is Die het gebed beant­woordt. Je vraagt om hulp; dan ont­vang je ook hulp.

En tenslotte mijn vierde stelling: Heiliging is creatie­ve liefde die andere mensen, mensen in je omgeving, steunt en iets waardevols te bieden heeft. Dat is de liefde van de Samaritaan. De manier waarop wij met andere mensen omgaan moet door dat soort liefde geken­merkt worden.


Vertaling: Drs W. Rose en J.J.M. Bol

© 2003 George Whitefield Stichting.