Door Simon Gathercole
 
Simon GathercoleIedere predikant die preken voorbereidt over bijna elke brief van Paulus stuit waarschijnlijk op tal van stormachtige discussies tussen wetenschappers, in het bijzonder rondom het leerstuk van de rechtvaardiging. Deze discussies beperken zich echter niet tot de tijd van de Reformatie. Een aantal nieuwtestamentische wetenschappers van de laatste tijd, zoals Krister Stendahl, E.P. Sanders en J.D.G. Dunn, heeft een ‘nieuw perspectief op Paulus' (en in het bijzonder op de rechtvaardiging) geboden. De reacties hierop zijn erg divers, zowel van andere wetenschappers als van christenen buiten de academische wereld.
 
Dit zogenoemde ‘nieuwe perspectief' op Paulus heeft een aantal belangrijke theologische en pastorale gevolgen. De nadruk zal hier niet zozeer liggen op de pastorale gevolgtrekkingen, maar zal vooral gericht zijn op de theologische kwesties achter dit nieuwe perspectief - als academicus zit ik immers in een ivoren toren! Het moet echter duidelijk zijn dat praktische gevolgtrekkingen onvermijdelijk zijn, zoals in elke leerstellige discussie. Tenslotte hoop ik dat, zelfs als het nieuwe perspectief er niet toe zou doen, een aantal aspecten van Paulus' denken evenwel nog duidelijker geworden zijn.
 
Het nieuwe perspectief heeft veel facetten en claimt niet een samenhangende ‘beweging' te zijn die een verenigde herinterpretatie van Paulus biedt. Een aantal individuele wetenschappers die bij dit nieuwe perspectief passen, claimt echter Paulus te hebben begrepen op een nieuwe en samenhangende manier. De nadruk valt hierbij op een nieuw verstaan van Paulus' leer van de rechtvaardiging. Een andere kernnotie die door velen uit deze school opnieuw geïnterpreteerd wordt, is Paulus' bekering. Dit artikel kijkt in het bijzonder naar de kwestie van Paulus' bekering en legt verbindingen naar het levensbelangrijke leerstuk van de rechtvaardiging.
 
Paulus: bekeerd of geroepen?
 
De traditionele interpretatie van de bekering van Paulus ziet hem als een inspirerend voorbeeld van de invloed van Christus' roep "volg Mij", die een radicale levensverandering tot gevolg heeft: een bekering van niet christen zijn tot een volgeling zijn van Christus. Paulus was een vervolger van de kerk, maar zijn leven werd omgedraaid en hij is de apostel van de heidenen geworden.
 
Paulus' bekering is hier ook van belang omdat ze gezien wordt als een model van een verandering van een leven van goddeloosheid, een leven doortrokken van de zonde, naar een leven van algehele dienstbaarheid aan Christus. Augustinus is een ander voorbeeld van iemand wiens leven volgens deze gedachtegang gezien wordt. Hij leefde samen met een vrouw met wie hij niet getrouwd was en was volgens zijn Belijdenissen iemand die geheel verzwolgen werd in een leven van zonde. Een van de beroemdste voorbeelden is zijn verslag van de diefstal van peren met enkele vrienden in de tijd dat hij nog geen christen was. Hij vertelt hoe ze thuis eigenlijk betere peren hadden, maar de peren louter stalen om het genot van de zonde, dat nog versterkt werd doordat de vrienden elkaar op hitsten in die zonde. Augustinus verhaalt hoe hij later in zijn leven geconfronteerd werd met de woorden van Paulus: "Niet in brasserijen en drinkgelagen, niet in wellust en losbandigheid, niet in twist en nijd! Maar doet de Here Jezus Christus aan en wijdt geen zorg aan het vlees, zodat begeerten worden opgewekt" (Rom. 13:13-14).
 
Een andere beroemde bekering is die van Maarten Luther en opnieuw speelt de grote brief van Paulus een sleutelrol. Luther begon ‘de gerechtigheid van God' op een radicaal nieuwe manier te begrijpen en daarmee Paulus' bespreking van de gerechtigheid van God die in het evangelie geopenbaard wordt. Eerder bracht die hem ertoe God te haten, nu bracht ze hem ertoe God lief te hebben. Dit gedeelte van de Schrift, zei Luther, werd voor hem "de poort van de hemel".
 
F.F. Bruce noemt ook John Wesley als iemand die door de verlichting van de Heilige Geest krachtig geraakt werd door de woorden van Paulus. Al deze figuren werden in zekere mate deelgenoot van een ervaring als die van Paulus. Daarvoor hadden ze een fundamenteel verkeerd begrip van de waarheid over God. Allen kwamen echter tot een juist begrip van het evangelie en werden ertoe gebracht om Christus te volgen.
 
In de huidige wetenschap is er echter een nieuwe interpretatie van Paulus' ervaring op de weg naar Damascus, die de visie dat deze ervaring van Paulus een bekering is, in twijfel trekt. Dit soort wetenschappers beweert dat christenen in het verleden over Paulus op een dwaalspoor gebracht zijn, omdat ze hem eigenlijk lazen door de bril van de bekeringsverhalen van Augustinus en Luther. De twee meest vooraanstaande wetenschappers die dit naar voren gebracht hebben zijn Krister Stendahl en James Dunn. Krister Stendahl beschreef in een inmiddels beroemd essay de gebeurtenis als "meer een roeping dan een bekering". Zijn kernpunt is dat, ondanks dat bij een eerste blik lijkt alsof Paulus bekeerd is van de ene religie naar de andere, "een nauwkeuriger lezing van deze verslagen, zowel die in Handelingen als die van Paulus zelf, een grotere continuïteit laat zien tussen ‘eertijds' en ‘later'. Hier is niet die verandering van ‘religie' die we gewoonlijk associëren met het woord bekering." Meer recent heeft ook James Dunn dit standpunt verdedigd. Het centrum van Paulus' verkondiging was de centrale belijdenis van Christus' dood en opstanding. Maar, volgens Dunn, "Waarvan Paulus overtuigd werd op de weg naar Damascus was echter niet slechts de centrale claim van deze belijdenis, maar ook dat deze Jezus nu aan de heidenen gepredikt moet worden. Het is dit laatste punt waarop Paulus zich richt in zijn eigen meest expliciete verwijzingen naar zijn bekering."
 
Volgens Dunn en Stendahl is Paulus dus niet bekeerd van de ene religie tot de andere. Het belangrijkste punt van Paulus' ervaring op de weg naar Damascus is veel meer dat zijn horizon wordt verbreed van de nauwe beperkingen van het Judaïsme tot het omvatten van alle volken. De kernnotie waarvan Paulus ‘bekeerd' werd, was exclusivisme, de opvatting dat God alleen maar bemoeienis had met degenen die de wet van Mozes bezaten. Alle andere volken hoorden er niet bij. Voor zijn ervaring op de weg naar Damascus hield Paulus (of liever Saulus) zich bezig met het bewaren van de voorouderlijke tradities van het Judaïsme. Sommige rabbi's spraken over het belang van ‘het maken van een omheining rond de Torah': het beschermen van de praktijk van wetsgehoorzaamheid en het voorkomen van iedere verontreiniging door heidenen van buitenaf. Met zijn vervolging van de gemeente deed Paulus dus het volgende: hij protesteerde tegen het feit dat een aantal van de eerste Grieks sprekende volgelingen van Christus "bezig was Israëls eigenheid en grenzen te bedreigen". De Hellenisten brachten het evangelie tot de heidenen. Volgens Dunn "dreigden zij Israëls integriteit en zuiverheid in gevaar te brengen door de deur van deze bijzondere vorm van de Joodse godsdienst en traditie voor de heidenen te openen."
 
De basis van het nieuwe perspectief
 
Dit ‘nieuwe perspectief' op de bekering van Paulus is gebaseerd op een bredere herinterpretatie van de theologie van Paulus in het algemeen. We zullen daarom iets gedetailleerder kijken naar de bredere context ervan, voordat we enkele antwoorden voorstellen. In het bijzonder zullen we kijken naar het verband tussen de opvatting van Paulus' bekering die hierboven uiteengezet is en de nieuwe opvatting van Paulus' leer van de rechtvaardiging.
 
Deze nieuwe visie op de bekering van Paulus is gebaseerd op de opvatting dat Saulus de farizeeër een vrome, ijverige Jood was. Paulus kijkt tenslotte terug op zijn verleden als farizeeër en beschrijft zichzelf als ‘onberispelijk' of ‘foutloos', zoals hij het zegt in Filippenzen 3:6. Er was echter iets waarin Paulus zich vergiste, of een stukje van de puzzel dat hij gemist had. Hij dacht dat de betekenis van de wet was om het behoud tot Israël te beperken, terwijl, zoals de belofte aan Abraham duidelijk maakt, "alle volken gezegend zullen worden" (Gen 12:3).
 
Dus de ‘bekering' van Paulus, zegt men, is een roeping vanuit een exclusivistische opvatting van behoud die alleen op Israël gericht is. Het is een roeping (voor Saulus een gruwel der gruwelen) om Gods dienstknecht te zijn voor de heidenen, juist de mensen tegenover wie hij in het verleden zo vijandig geweest was.
 
Dit heeft belangrijke gevolgen voor Paulus' beschrijving van de waarheid van de rechtvaardiging als hij Galaten en Romeinen schrijft. Als Paulus in Rom. 3:20 schrijft dat "uit de werken der wet geen vlees gerechtvaardigd zal worden", stelt het nieuwe perspectief dat het in werkelijkheid niet het Joodse legalisme is waartegen Paulus zich verzet. We hebben hierboven gezien dat sommige wetenschappers die met dit nieuwe geassocieerd worden, van oordeel zijn dat de bekering van Paulus verkeerd begrepen is. Dit was het resultaat van het teruglezen van de bekeringservaringen van Augustinus en Luther in Paulus' eigen ervaring. Een zelfde beschuldiging wordt ingebracht tegen de traditionele protestantse visie op de rechtvaardiging. Het argument luidt ongeveer als volgt: Luther raakte in conflict met het Roomse legalisme, waarin mensen alleen behouden konden worden door veel werken te doen (aflaten kopen, missen opzeggen, enz.), wat verdiensten bijeenbracht die bij God indruk zouden maken. Toen Luther dus Paulus las, veronderstelde hij dat Paulus zich tegen dezelfde problemen verzette en deze problemen ook op dezelfde manier tegenstand bood, namelijk door de stellen dat de rechtvaardiging een zaak is van vrije genade en niet van het doen van goede werken. Deze interpretatie heeft volgens het nieuwe perspectief de protestantse theologie vanaf de zestiende eeuw gedomineerd, maar is in werkelijkheid een misverstaan van Paulus geweest.
 
Ook als we bedenken dat het nieuwe perspectief niet één samenhangende denkrichting is, is het evenwel waar dat bijna alle wetenschappers die in deze groep passen, het hiermee eens zouden zijn. Het belangrijkste waartegen Paulus zich verzet is niet een legalistische verdienstentheologie, maar veel meer Joods nationalisme of exclusivisme.
 
Maar wat kan Paulus dan bedoelen met een vers als Romeinen 3:20, dat hierboven aangehaald werd? Wel, als hij zegt dat "uit de werken der wet geen vlees gerechtvaardigd zal worden', spreekt hij volgens het nieuwe perspectief niet over het onderhouden van de wet in de algemene zin van gehoorzaam zijn. Paulus zegt veel meer dat de karakteristieke kenmerken van het Jood-zijn op geen enkele manier ertoe bijdragen om gerechtvaardigd te worden. ‘Werken der wet' betekent in dit nieuwe perspectief vooral de sabbat en spijswetten onderhouden en besneden zijn, de‘identity markers', de wezenskenmerken van de Joodse identiteit. Dus als Paulus zegt dat "door de werken der wet geen vlees gerechtvaardigd zal worden", is alles wat hij werkelijk zegt dat niemand gerechtvaardigd kan worden eenvoudig omdat hij een Jood is. Of anders gezegd: het is niet zo dat het onderhouden van de sabbat en de spijswetten en dergelijke noodzakelijk zijn voor de rechtvaardiging, omdat heidenen geen Jood hoeven worden om gered te worden.
 
We kunnen nu dus begrijpen hoe de opvatting over de bekering en de opvatting over de rechtvaardiging nauw verbonden zijn. Waar Paulus zich tegen verzet, komt overeen met datgene waarvan hij bekeerd is. In het geval van de traditionele opvatting van Paulus' bekering en rechtvaardigingsleer is datgene waartegen Paulus zich verzet legalistische werkgerechtigheid, gedeeltelijk omdat dat het is waarvan hij bekeerd was (en wat zijn Joodse tijdgenoten dus nog steeds aanhingen). Evenzo formuleert Paulus in het nieuwe perspectief zijn rechtvaardigingsleer tegen de achtergrond van zijn strijd met het Joodse exclusivisme, net zoals datzelfde exclusivisme juist datgene was waarvan hij bekeerd (of geroepen!) werd.
 
Nu we de grondlijnen van het nieuwe perspectief op deze twee zeer nauw verbonden onderwerpen hebben gezien, is het de tijd om te zorgen voor iets van een antwoord. Ik zal betogen dat het volledig gerechtvaardigd is om over Paulus' ervaring op de weg naar Damascus te spreken als een ‘bekering' om twee redenen. Ten eerste vanwege Paulus' nieuwe verstaan van zijn oude ik (Saulus) en ten tweede vanwege zijn nieuwe verstaan van God.
 
Paulus' nieuwe verstaan van Saulus
 
Ik zou willen stellen dat het voornaamste probleem met het hierboven beschreven verstaan van Paulus' oude ik is dat het geen recht doet aan de zondigheid van Saulus. Stendahl en Dunn benadrukken dat Paulus geroepen wordt tot een andere taak, maar dat hij wezenlijk binnen hetzelfde theologische en geestelijke kader blijft. Paulus is er echter op gericht een grauwer portret te geven van zijn ik vóór zijn bekering. In Galaten 1 was hij een vervolger van de gemeente van God en probeerde haar zelfs uit te roeien (en had voor een tijd enig succes). Het portret in Handelingen 9 lijkt daar erg op: "En Saulus nog dreiging en moord blazende tegen de discipelen des Heren" (vers 1). In 1 Corinthe 15, wanneer hij terugblikt op de verschijning van de Here aan hem, beschouwt Paulus zichzelf als de "geringste der apostelen", omdat hij "de gemeente Gods vervolgd heeft" (vers 9). In 1 Timotheüs 1:15 verwijst hij zelfs naar zichzelf als de "voornaamste der zondaren" (SV).
 
Sommige wetenschappers wijzen op het feit dat Paulus spreekt over de toestand van zijn Joodse tijdgenoten als "ijver zonder kennis" (Rom. 10:2). Hoewel Saulus en zijn Joodse tijdgenoten dus zeker bepaalde ernstige fouten hadden, hadden ze nog wel een goede intentie en waren ze oprecht. Maar het woord ‘kennis' (epignosis) betekent voor Paulus niet slechts leerstellige juistheid. Het is meer een zaak van de kennis van God en van zichzelf. Paulus zou het helemaal eens zijn met Calvijns beroemde uitspraak aan het begin van de Institutie over de nauwe verbondenheid van de kennis van God en van onszelf. Het is interessant dat Paulus hetzelfde woord ‘kennis' (opnieuw epignosis) gebruikt als hij in Romeinen 3:20 spreekt over de kennis van de zonde waarvoor de wet zorgt. Opnieuw is dit iets waaraan Paulus' Joodse tijdgenoten voorbij zagen. Seyoon Kim heeft ongetwijfeld gelijk met zijn snijdende conclusie: "Als Paulus bijvoorbeeld in 1 Cor. 15:9 en Gal. 1:13 niet spreekt over zijn poging om de gemeente van God uit te roeien als zonde, wat zou dan wel zonde zijn voor hem?"
 
Het feit is dat Paulus/Saulus zichzelf vóór zijn bekering zeker als onberispelijk zag. Het is dit perspectief van voor zijn bekering waarvan hij verslag doet in Filippenzen 3. Nu heeft hij echter, gezien zijn ervaring op de weg naar Damascus en zijn daarop volgende theologische reflectie op het evangelie, een radicaal andere visie op zichzelf. En deze radicaal andere visie op zichzelf als "de voornaamste der zondaren" en "zonder kennis" en dergelijke bracht hem ertoe conclusies te trekken over de radicaal wanhopige toestand van de hele mensheid. Paulus krachtigste uitspraak op dit punt is waarschijnlijk die in Romeinen 8:7: "De gezindheid van het vlees is vijandschap tegen God; want het onderwerpt zich niet aan de wet Gods; trouwens, het kan dat ook niet." Paulus denken over de zonde ontwikkelt zich dus radicaal als gevolg van zijn bekering. Hij dacht dat hij "naar de gerechtigheid van de wet onberispelijk" geweest was, maar in werkelijkheid had hij zich in de praktijk niet aan de wet onderworpen en was er zelfs ook niet toe in staat geweest. Seifrids beschrijving van "de bekering van Paulus als de rechtvaardiging van de goddeloze" is dus volledig juist. Hij zag zijn oude ik niet als ‘in de grond toch rechtvaardig', maar als ontoereikend.
 
Paulus' nieuwe verstaan van God
 
Nog belangrijker is echter het feit dat Paulus van mening is dat zijn fundamentele verstaan van wie God is, veranderd is vanaf zijn bekering. Het is interessant dat de twee hierboven genoemde wetenschappers, Stendahl en Dunn, beide het resultaat van Paulus' roeping tot de heidenen zien als een bewustwording van het feit dat God het gebied van Zijn handelen tot de heidenen heeft uitgebreid. Het is dus geen radicaal nieuw verstaan van wie God is. Stendahl schrijft: "Paulus ontvangt een nieuwe en speciale roeping in de dienst van God, terwijl hij een en dezelfde God blijft dienen." Dunn heeft in zijn bespreking van Paulus' visie op God zes categorieën: het feit van Gods bestaan, God als Eén, de relatie tussen God en engelen en demonen, God als de God van Israël en tenslotte ‘God in de ervaring'. Alleen in de laatste categorie (‘God in de ervaring') ziet Dunn een contrast tussen Paulus' leer van God en die van iedere andere Jood. En alleen maar in de laatste paragraaf van deze laatste categorie maakt Dunn een gedetailleerde verwijzing naar Christus. Hij zegt op dit punt: "We moeten op dit punt kort opmerken hoezeer Christus wordt verbonden met Paulus' besef van persoonlijke kennis van en verhouding met God."
 
Dit verstaan van God is niet toereikend, omdat het impliceert dat Paulus' nieuwe verstaan van Christus eenvoudig op zijn bestaande visie op God geplakt is en deze wezenlijk onveranderd laat. Het bewijsmateriaal uit Romeinen 4 biedt een sterke tegenstem aan deze visie.
 
In de loop van zijn bespreking van Abraham en het geloof in Romeinen 4 zet Paulus Abraham in de nog belangrijkere context van de bespreking van wie God is. Op drie plaatsen in Romeinen 4 geeft Paulus een omschrijving van God als ‘Degene die X, Y, Z doet.' Ieder van deze uitspraken wordt geplaatst in de context van het geloof: Paulus belicht punten die van levensbelang zijn voor het geloof in God. Deze drie beschrijvingen van God zijn als volgt:
 
1. "Abraham geloofde in de God die de goddeloze rechtvaardigt (vers 5)."
2. "Hij geloofde in de God die de doden levend maakt en het niet-zijnde tot aanzijn roept (vers 17)."
3. "Degenen die hun geloof vestigen op Hem, die Jezus onze Here uit de doden opgewekt heeft. (vers 24)."
 
Helaas staat de ruimte geen gedetailleerde bespreking van deze verzen toe. Het is evenwel belangrijk enkele van de manieren aan te wijzen waarop Paulus' verstaan radicaal verschillend was van dat in zijn verleden toen hij nog geen christen was.
 
Ten eerste lijkt het dat de idee van de ‘rechtvaardiging van de goddeloze', hoewel aanwezig in het Oude Testament, behoorlijk genegeerd werd in het Judaïsme ten tijde van Jezus en Paulus. Hoewel sommige wetenschappers geprobeerd hebben te bewijzen dat het Joodse begrip van ‘genade' precies hetzelfde was als dat van Jezus of Paulus, zijn ze, naar mijn mening, daar niet in geslaagd. Hoewel er in het Judaïsme een behoorlijke nadruk lag op Gods genadige verkiezing van Israël, was de gehoorzaamheid aan de wet nog steeds een cruciale factor in het laatste oordeel. Met andere woorden, hoewel God in het Judaïsme een begin maakte, was het antwoord van de mens ook van wezenlijk belang. Paulus stelt in Romeinen in het bijzonder de vraag of de mens werkelijk in staat is om te antwoorden en de gehoorzaamheid voort te brengen die God verlangt in het laatste oordeel. Het is niet alleen maar zo dat het de mens niet lukt om aan Gods volmaakte norm te voldoen, nee hij begint er zelfs niet aan om aan Zijn eisen te voldoen. We hoeven slechts Romeinen 8:7 opnieuw te noemen: "De gezindheid van het vlees onderwerpt zich niet aan de wet van God; trouwens, het kan dat ook niet." De zwakheid van het vlees is een cruciaal onderdeel in Paulus' betoog dat de rechtvaardiging wel door het geloof moet zijn en niet door gehoorzaamheid aan de wet. We noemden hierboven al Romeinen 3:20: "Door de werken der wet zal geen vlees gerechtvaardigd worden." De reden hiervoor wordt gegeven in Romeinen 8:3, waar Paulus zegt dat door Jezus als een offer te zenden God gedaan heeft "wat de wet niet vermocht, omdat zij zwak was door het vlees." Vandaar dat Paulus' geloof in de God die de goddeloze rechtvaardigt zo wezenlijk is. De mens heeft niets wat hij mogelijk aan zijn rechtvaardiging zou kunnen bijdragen, behalve zijn goddeloosheid.
 
Dit is het wezenlijke punt waarop gewezen moet worden als antwoord op de opvatting van het nieuwe perspectief over de rechtvaardiging bij Paulus. Voor het nieuwe perspectief is wat Paulus bestrijdt het exclusivisme van de Joden in hun weerzin om de heiden te laten delen in de zegeningen van het verbond. Met deze nadruk op de onmacht van het vlees om de wet te gehoorzamen lijkt de essentie van Paulus' betoog echter behoorlijk anders te zijn. Hij verzet zich juist tegen de Joodse veronderstelling dat iemand in staat is de wet te gehoorzamen en zo behouden kan worden in de dag van het oordeel. (Zoals we in Filippenzen 3 gezien hebben dacht Paulus vroeger duidelijk dat hij de wet kon gehoorzamen.) Als Paulus in Romeinen 3:20 stelt dat ‘door de werken der wet geen vlees gerechtvaardigd zal worden', verzet hij zich precies tegen tegenovergestelde mening - dat gehoorzaamheid aan de wet de weg is om gerechtvaardigd te worden in de dag van het oordeel. Paulus' antwoord op dit Joodse misverstand is niet dat exclusivisme een misvatting is, ook zelfs niet (zoals volgens sommige extreme protestantse opvattingen) dat werken in zichzelf slecht zijn. Paulus zegt juist dat deze opvatting van de rechtvaardiging niet overeind kan blijven vanwege de zwakheid van het vlees (Rom. 8:3). De mens kan dit gewoon niet.
 
Het tweede kenmerk van God in Romeinen 4, dat hij leven geeft aan de doden en schept uit het niets (Rom. 4:17), zou voor een Jood niet bijzonder omstreden zijn. De derde beschrijving riep echter de meeste twist op: "Hem die Jezus uit de doden opgewekt heeft" (Rom. 4:24). Het was in deze daad dat God zich het meest volledig openbaarde, omdat het deze daad is die Hem openbaart als de reddende God. Het evangelie dat Paulus predikte, stelde de dood en opstanding van Christus in het middelpunt en niet zozeer andere dingen die God gedaan had, hoe belangrijk die ook mogen zijn. Als iemand de opstanding van Christus niet in zijn begrip van God kan opnemen, is het voor hem onmogelijk echt te geloven in ‘de God die is'. Dit is de cruciale verandering die Paulus onderging door zijn ervaring op de weg naar Damascus. Toen hij Jezus, die in het visioen tegenover hem stond, levend zag, besefte hij dat God Jezus werkelijk uit de doden had opgewekt.
 
Conclusie
 
We hebben nu gezien dat er een paar belangrijke moeilijkheden zijn met het nieuwe perspectief op Paulus zoals ik dat hierboven uiteengezet heb. Het levert een positieve bijdrage, doordat het de nadruk legt op de wereldwijde toepassing van Gods daden in Christus en de noodzaak om het evangelie aan alle volken te prediken, zoals Paulus deed. Maar het heeft evengoed ook belangrijke negatieve kanten. Dit wordt duidelijk uit de volgende theologische (en overduidelijk zeer praktische) gevolgtrekkingen:
 
1. We hebben gezien dat de zonde op de achtergrond wordt geplaatst als Paulus' opdracht op de weg naar Damascus louter als een roeping om tot de heidenen te prediken verstaan wordt. (Het zou heel goed een onbewuste poging kunnen zijn om bekering in het algemeen minder te benadrukken.) De nadruk van verzen als Romeinen 8:7 ("De gezindheid van het vlees onderwerpt zich niet aan de wet Gods; trouwens, het kan dat ook niet.") ontbreekt helaas in de meeste voorstellingen van de theologie van Paulus vanuit het nieuwe perspectief. De nadruk ligt doorgaans meer op de duidelijk ‘positieve' aspecten.
 
2. Een gevolg hiervan in sommige (zeker niet alle) moderne weergaven van de theologie van Paulus is vooral dat de noodzaak om het evangelie aan het Joodse volk te prediken op de achtergrond wordt geplaatst. Als de voornaamste nieuwe richting voor Paulus alleen zijn roeping tot de heidenen was, veronderstelt men gewoonlijk dat hij, in termen van zijn persoonlijke relatie met God, vóór de openbaring op de weg naar Damascus al ‘OK' was. Ik hoop echter aangetoond te hebben dat Paulus zich zeker niet als ‘OK' beschouwde in zijn leven voordat hij Christen werd. Het programma van het nieuwe perspectief heeft een behoorlijke drang om de verschillen tussen het Judaïsme en het christendom van Paulus te reduceren. Een Joodse collega van mij heeft ook de mening naar voren gebracht dat hij de nadruk van het nieuwe perspectief op de overeenkomsten tussen de paulinische theologie en het Judaïsme schromelijk overdreven vindt.
 
3. Een andere belangrijke factor is, zoals we gezien hebben, dat er minder de nadruk wordt gelegd op Christus. Als Hij, zoals Stendahl en Dunn laten doorschemeren, alleen maar een toevoeging is op Paulus' verstaan van God, dan wordt Zijn belangrijke plaats als de uiteindelijke openbaring van God behoorlijk op de achtergrond geplaatst.
 
4. Voor evangelicalen die van mening zijn dat Paulus alle dertien brieven geschreven heeft die in het Nieuwe Testament aan hem worden toegeschreven, is het nieuwe perspectief in het bijzonder problematisch. In andere brieven (dan de Romeinenbrief) is Paulus zelfs nog duidelijker dat het probleem dat hij onder ogen ziet de meer algemene kwestie is van de goede werken van de mens. Efeze 2:8-9: "Want door genade zijt gij behouden, door het geloof, en dat niet uit uzelf: het is een gave van God; niet uit de werken, opdat niemand roeme." Of Titus 3:5: "Hij heeft ons gered, niet om de werken der gerechtigheid, die wij zouden gedaan hebben, doch naar Zijn ontferming,"
 
5. De nadruk op de rechtvaardiging als iets dat met de identiteit van een groep te maken heeft, of het nu een Joodse is of een heidense, helpt een prediker zeker niet om de leer van de rechtvaardiging op het individu te betrekken. Dit maakt de persoonlijke toepassing van de rechtvaardiging veel moeilijker, maar ook een evangelisatorische prediking van deze leer.
 
6. De kloof die het nieuwe perspectief creëert door zoveel van het individuele aspect van de rechtvaardiging te verwijderen, wordt gevuld met een ongezonde nadruk op oecumenische gevolgtrekkingen. Zeker, de rechtvaardiging heeft een ‘gelijkmakend' effect in de kerk: het betekent dat niemand in de kerk zich kan beroemen en dat voor God iedereen gelijk is. Voor sommige wetenschappers betekent dit echter dat er minder de nadruk wordt gelegd op leerstellige waakzaamheid vanwege de nadruk op de eenheid van allen die beweren in Christus te geloven. Paulus spreekt elders (2 Cor.11:13) over valse apostelen van Christus: degenen die beweren Christus te prediken, maar in werkelijkheid dienaars van satan zijn, die zichzelf vermomt als een engel des lichts (vers 14). Eenheid en waakzaamheid over het evangelie moeten altijd bij elkaar worden gehouden.

 

7. Tenslotte zien we de bewuste of onbewuste doelstelling om de geschiedenis als een middel te gebruiken om zich tegen de theologie te verzetten. Natuurlijk moeten de kerk en haar leer altijd gereformeerd zijn en ook gereformeerd worden. Het protestantisme is in het verleden besmet geweest met het antisemitisme, soms op een noodlottige manier. Ik ben geneigd te oordelen dat wat het nieuwe perspectief in plaats stelt van de traditionele leer van de rechtvaardiging net zoveel problemen schept als het poogt op te lossen.

 

Literatuur
 

Voor een breder overzicht van de paulinische theologie in het algemeen, waarbij wordt ingegaan op de kwesties die te maken hebben met dit ‘nieuwe perspectief' beveel ik het volgende aan:
 
M.A. Seidfried, Christ our Righteousness (New Studies in Biblical Theology), Leicester/Downers Grove, Apollos/IVP 2000.
T.R. Schreiner, Paul, Apostle of God's glory in Christ, Leicester/Downers Grove, Apollos/IVP 2001.

Kortere, meer toegankelijke verhandelingen:
J.R.W. Stott, ‘Introduction' in: Romans (Bible Speaks Today), Leicester/Downers Grove, Apollos/IVP 1994.
S.J. Gathercole, ‘After the New Perspective' in: Tyndale Bulletin 52.2 (2001), 303-306.

Voor uiteenzettingen van het nieuwe perspectief van degenen die er sympathiek tegenover staan:
J.D.G. Dunn, ‘The New Perspective on Paul and the Law' in: Romans 1-8 (World Biblical Commentary), Waco: Word 1988, liii-lxii.
N.T. Wright, What St Paul Really Said, Oxoford: Lion 1998. Vertaald in het Nederlands als: Paulus van Tarsus. Een kennismaking met zijn theologie, Zoetermeer, Boekencentrum 1998.

Voor de beste commentaren die op de kwestie ingaan, zie: T
.R. Schreiner, Romans (Baker Exegetical Commentary), Grand Rapids, Baker 1998.
D.J. Moo, The Epistle to the Romans (New International Commentary on the New Testament), Grand Rapids, Eerdmans 1997.

 

 

 

 

© 2003 George Whitefield Stichting.