Door Wolter H. Rose

Take mee to you, imprison mee, for I
Except you'enthrall mee, never shall be free,
Nor ever chast, except you ravish mee.1
John Donne

Hoofd en hart

Mijn eerste kennismaking met schrijvers uit de Anglo-Amerikaanse gereformeerde traditie vond plaats toen ik eerstejaars student theologie was. Ik was de studie begonnen in een fase van mijn leven waarin mijn nog prille geloof onder zware druk stond. In boeken die ik in het jaar voordat ik aan de studie begon had gelezen, werd met grote stelligheid beweerd dat het Nieuwe Testament, en vooral de vier Evangeliën, voor het grootste deel bestond uit vrome verzinselen, niet uit historisch deugdelijk materiaal. De stelligheid maakte diepe indruk op me. Het leek er veel op dat ik geloofde tegen beter weten in.

Het was de tijd dat ik kennismaakte met de apologetische essays en boeken van C.S. Lewis. Tot mijn verrassing ontdekte ik dat er ook in de presbyteriaans/gereformeerde wereld een sterke apologetische traditie bestond.2 Al lezend werd ik me ervan bewust dat er aan mijn ‘beter weten' nog wel het een en ander schortte: ik had nog veel te leren. De spanning tussen geloven en weten nam geleidelijk af.

Een aantal jaren later kwam mijn geloof opnieuw in een crisis, maar nu op een heel andere manier. In die tijd drong het opeens goed tot me door dat ik jaren lang in een soort roes geleefd had. Ik wist dat het Evangelie spreekt over zondaren die vergeving nodig hebben, maar ik had geleefd in de veronderstelling dat dat meer voor andere mensen bedoeld was dan voor mezelf. Mijn zondebesef was kort gezegd onderontwikkeld. Opeens werd ik wakker geschud uit die roes, en moest ik constateren dat het woord ‘zondaar' een exacte beschrijving bood van mijn eigen situatie, dat ik zelf vergeving moest vragen voor mijn eigen zonden, en dat God mij riep tot een nieuw leven.

Bij het verkennen van de praktijk van dat nieuwe leven van een gerechtvaardigde zondaar waren het opnieuw Anglo-Amerikaanse schrijvers die mij grote diensten bewezen. Wat mij daarbij opviel, was dat die schrijvers3, die mij het best verder hielpen allemaal beïnvloed waren door de puriteinen, een groep christelijke pastors en leiders uit het Engeland en ‘Nieuw Engeland' van de zeventiende en achttiende eeuw.4 Mijn nieuwsgierigheid (en ook wel verbazing) raakte geprikkeld: wie waren deze puriteinen, en wat hadden deze Christenen van twee, drie eeuwen geleden Christenen vandaag nog te vertellen? Voor het gemak gebruik ik in de rest van het artikel de aanduiding ‘Oude en Nieuwe Puriteinen' voor deze Anglo-Amerikaanse schrijvers.

Wat mij zo mateloos is gaan boeien in deze ‘Oude en Nieuwe Puriteinen' is dat ik schrijvers vond die mijn denken stimuleerden en tegelijk mij in het hart raakten. Voor een gezond christelijk leven hebben we beide nodig: een actief verstand en een vurig hart. Maar het hebben van beide is niet iets vanzelfsprekends. Iedere Christen met een beetje zelfkennis weet op welk punt hij zwak is: het verstand, of het hart.

Sommige Christenen hebben weinig moeite met geloven en kennen met het hart, maar zijn relatief minder goed ontwikkeld waar het gaat om geloven en weten met het verstand. Soms vinden ze theologisch denken zelfs verdacht of gevaarlijk. Bij anderen is precies het tegenovergestelde het geval: ze hebben veel theologische kennis, maar ze zijn zwak op het punt van het hart. Soms bespeur je een zekere huiver voor geloven met het hart. Een concentratie op het hart, ten koste van het verstand, en een concentratie op het verstand, ten koste van het hart - dit zijn allebei afwijkingen5 die groei in het christelijk leven in de weg staan.

In dit artikel wil ik iets vertellen over wat christenen vandaag kunnen leren van deze Oude en Nieuwe Puriteinen over de relatie tussen hoofd en hart, en dat toegespitst op wat dat betekent voor het ‘nieuwe leven' als Christen (de ‘heiliging').

Het Evangelie en vergeving

Ik kies de aanduiding ‘nieuw leven' bewust, omdat het me dwingt me telkens weer af te vragen, wat het ‘nieuwe' is van het leven als Christen. Iedere Christen weet dat het Evangelie het fundament is van het christelijke leven. Aan het begin van het nieuwe leven ontvangt een Christen vergeving van de zonden, en God kan die vergeving geven omdat Christus de toorn van God over die zonde gedragen heeft in zijn lijden en sterven aan het kruis. Niet iedere Christen slaagt erin het Evangelie zijn eigen plaats te geven in de rest van zijn nieuwe leven. Elke keer dat iemand weer om vergeving moet vragen, komt het Evangelie opnieuw in beeld.

Maar dat is niet alles. Het Evangelie is meer dan vergeving. Het Evangelie is het fundament van het leven als Christen, maar het is ook de spil of de as waar het ‘nieuwe leven' om draait. Net zoals een wiel sterk is zolang het via de spaken verbonden is met de as, zo ontvangt het christelijke leven zijn kracht wanneer het door geloof verbonden is met het Evangelie. Dat is het ‘nieuwe' van het nieuwe leven: het is niet de menselijke wilskracht die een Christen in beweging zet, het is de kracht van de genade die God in het Evangelie aan iemand geeft.

Lovelace stelt6 dat veel Christenen in de problemen komen doordat ze in de praktijk de werkelijkheid op z'n kop zetten: in plaats van de heiliging (het nieuwe leven) te bouwen op het fundament van de rechtvaardiging (de vergeving), baseren ze (hun zekerheid over) de rechtvaardiging op hun vorderingen in de heiliging.7 Ze kijken niet meer naar Christus, maar naar de toereikendheid van hun eigen gehoorzaamheid. Dit leidt tot onzekerheid die weer kan worden gecamoufleerd door hoogmoed:
Weinig Christenen weten genoeg om iedere dag opnieuw te staan op de vaste grond waar Luther op stond: je bent aanvaard, en in geloof buiten zichzelf te kijken en een beroep te doen op de volstrekt vreemde gerechtigheid van Christus als de enige grond voor aanvaarding, ontspannen in een houding van vertrouwen die een toenemende heiliging produceert doordat geloof werkzaam is in liefde en dankbaarheid. [...]

Veel van wat we geïnterpreteerd hebben als een gebrek aan heiliging in kerkmensen, is in feite een gevolg van het kwijtraken van het juiste perspectief op de rechtvaardiging. Christenen die er niet langer zeker van zijn dat God hen liefheeft en aanvaardt in Jezus, los van hun geestelijke prestaties op een bepaald moment, zijn in hun onderbewuste radicaal onzekere personen - veel minder zeker van zichzelf dan niet-Christenen. Want ze hebben teveel licht ontvangen om rustig te blijven onder de voortdurende signalen die ze uit hun christelijke omgeving ontvangen over de heiligheid van God en de gerechtigheid die ze verondersteld worden te hebben. Die onzekerheid presenteert zich in hoogmoed, een stellige, afwerende verklaring van hun eigen gerechtigheid en een defensieve bekritisering van anderen.8

Het Evangelie en adoptie

Sommige Oude, maar vooral ‘Nieuwe Puriteinen' stellen dat er nog een aspect aan het Evangelie zit waar een Christen zich telkens opnieuw bewust van moet maken in het nieuwe leven: het feit dat God iemand adopteert als lid van Zijn familie. Het is één van de taken van de Heilige Geest ons te bepalen bij het feit dat God ons in Zijn familie heeft geadopteerd en zo onze Vader geworden is, en dat Hij ons liefheeft zoals een vader zijn kind liefheeft. Daarom wordt de Heilige Geest in het Nieuwe Testament de ‘Geest van adoptie'9 genoemd (Rom. 8:15).

Binnen de gereformeerde traditie is er een stroming die dit leerstuk van de adoptie aandacht geeft als een onderdeel van de leer van de rechtvaardiging, en daarnaast een stroming die het leerstuk van adoptie een eigen plaats geeft. Packer en anderen pleiten voor die tweede benadering, waarin adoptie gezien wordt als een gave die onderscheiden moet worden van de gave van de rechtvaardiging en aparte bespreking verdient.10 Ze zijn van oordeel dat de eerste benadering geleid heeft tot een onderwaardering van het leerstuk van de adoptie.11 Dat God onze zonden vergeeft zonder dat daar enige prestatie van onze kant tegenover staat, heeft iets bijna ongelofelijks.12 Vervolgens zet God er de kroon van een nieuwe relatie bovenop:
Adoptie is een hogere [zegen dan rechtvaardiging] vanwege de rijkere relatie met God die het impliceert. [...] Dat het [door rechtvaardiging] goed is tussen mij en God de Rechter is iets geweldigs, maar dat God de Vader mij liefheeft en voor mij zorgt, is nog veel geweldiger.13

Adoptie sluit in zich de notie van de innigheid van de relatie tussen God als Vader en de gelovige als Zijn kind. Maar er is meer. Een juiste visie op het leerstuk van de adoptie kan een Christen op drie manieren helpen in het nieuwe leven. Het leerstuk van de adoptie kan een Christen helpen bij het vinden van zijn identiteit. Mensen zijn op zoek naar identiteit: ze zoeken een antwoord op de vraag "Wie ben ik?". Het hoort bij ons mens-zijn. Het verschil dat het Evangelie op dit punt maakt in het nieuwe leven van een Christen, is dit: het vertelt ons dat een Christen nooit een antwoord zal vinden op de vraag naar identiteit, wanneer het besef dat hij een kind van God is niet op de eerste plaats komt.

In de tweede plaats geeft adoptie ons zekerheid. Adoptie was in de wereld van het Nieuwe Testament een juridische transactie, waarbij iemand werd losgemaakt uit het ene familieverband en een plaats ontving in een nieuwe familie, met alle voorrechten en verplichtingen die daaraan verbonden waren. God verzegelt de nieuwe status en relatie die Hij een Christen geeft in een juridische transactie, en zo wordt bij ons elke grond voor twijfel aan zijn bedoelingen weggenomen.

In de derde plaats bepaalt adoptie ons bij de eigen aard van de relatie van een Christen met God: het is een familierelatie, gekarakteriseerd door liefde. De basis wordt niet gevormd door een overeenkomst betreffende een uitwisseling van diensten en goederen, zoals in een zakenrelatie, waarbij de relatie en haar voortbestaan afhangt van hoe iemand presteert. God heeft mij lief en aanvaardt mij, niet op grond van wat ik presteer, maar op grond van wat iemand anders, Christus, in mijn plaats gedaan heeft - dat is de basis, en die basis is onaantastbaar.

God liefhebben in het nieuwe leven

De energie voor het nieuwe leven ontvangt een Christen van de Heilige Geest, die hem bewust maakt van de liefde van de Vader, die zijn zonden vergeven heeft uit genade. De motivatie voor het nieuwe leven is liefde. Dat God me aanvaardt en liefheeft, hangt niet af van mijn prestatie. Als dat het geval was, dan zou mijn gehoorzaamheid aan God gedreven worden door vrees. Dat God me aanvaardt en liefheeft, ligt vast in wat Christus gedaan heeft. Het enige motief dat ik nu heb om Gods wil te gehoorzamen is: liefde:
Tegelijk met het licht van een vrij Evangelie, komt de liefde van het Evangelie, die stellig weer verjaagd wordt, naarmate men de vrijheid inperkt.14

Jonathan Edwards en het ‘nieuwe besef'

Ik wil nu concreet maken wat het is om God lief te hebben, door iets te vertellen over wat geloven en liefhebben betekenen volgens de achttiende-eeuwse Amerikaanse predikant, zendeling en theoloog Jonathan Edwards,15 over wie Warfield schreef:
De eigenheid van het theologische werk van Edwards is een resultaat van de vereniging van het rijkste religieuze gevoel met de hoogste denkkracht.16

Edwards gebruikte het beeld van een vuur dat zowel licht als warmte om zich heen verspreidt om duidelijk te maken dat bij de geloofskennis die God werkt, verstand en hart niet zonder elkaar kunnen:
Er is licht nodig om te begrijpen, en ook een aangedaan en vurig hart: waar warmte is zonder licht, kan er niets goddelijk of hemels zijn in het hart. Aan de andere kant, waar er een soort licht is zonder warmte, een hoofd gevuld met noties en gedachten, met een koud en onaangedaan hart, kan er niets goddelijks zijn in dat licht; die kennis is geen werkelijk geestelijke kennis van goddelijke dingen.17

Een ander beeld dat Edwards gebruikt, is dat van het proeven dat honing zoet smaakt, om aan te geven wat precies het verschil is tussen weten met het verstand en kennen met het hart:
Aan de wedergeborenen is een nieuw bovennatuurlijk besef ["sense"] gegeven, een soort goddelijke geestelijke smaak, die naar zijn hele aard verschillend is van vroegere gewaarwordingen van het verstand, [... een smaak] voor geestelijke en goddelijke dingen volstrekt anders dan wat natuurlijke mensen er ook maar in mogen waarnemen, zoals de zoete smaak van honing verschilt van de ideeën die men kan hebben over honing door er naar te kijken of het te voelen.18
Dit nieuwe besef is niet iets dat natuurlijk aanwezig is in een zondig mens. Het is een gave van God die meekomt met de wedergeboorte:
Bij de wedergeboorte is het eerste effect van de kracht van God in het hart dat het het hart een goddelijke smaak of besef geeft, dat ervoor zorgt dat het hart de liefelijkheid en zoetheid van de hoogste voortreffelijkheid van de goddelijke natuur proeft [...]19
Het nieuwe beseft heeft op zijn beurt weer een helende werking op het verstand:
Wanneer iemand voor zichzelf de goddelijke voortreffelijkheid van christelijke leerstukken heeft ontdekt, dan zal dit de vijandschap teniet doen, de vooroordelen wegnemen en de rede heiligen en openstellen voor de kracht van de argumenten voor de waarheid ervan. [...] Het neemt niet alleen de hindernissen voor de rede weg, het helpt de rede ook.20
Edwards had dit zelf aan den lijve ervaren bij het leerstuk van de soevereiniteit van God, een leerstuk waar hij aanvankelijk een afkeer van had, maar waar hij op een gegeven moment heel anders tegenaan ging kijken.21 In zijn Personal Narrative vertelt hij hoe hij aanvankelijk allerlei bezwaren had tegen het leerstuk van Gods soevereiniteit in verkiezing en verwerping. Hij weet niet wat de wonderbaarlijke verandering in zijn denken veroorzaakte, maar op een gegeven moment werd zijn verstand zich de rechtvaardigheid en de redelijkheid ervan gewaar, en "ik heb nog zelden een bezwaar ertegen zien oprijzen [...]".22

Dat een Christen God liefheeft, is een uitvloeisel van dit nieuwe kennen. Liefde voor God
is het genieten van de ziel van de hoogste voortreffelijkheid van de goddelijke natuur, die het hart zich doet richten op God als het hoogste goed. [...] Het hart zal zich in alles op natuurlijke wijze richten op God. Het zal zich erop richten om bij Hem te zijn en genoegen in Hem te vinden. Het zal welwillendheid voor God hebben. Het zal blij zijn dat Hij gelukkig is. Het hart zal zich erop richten dat Hij verheerlijkt wordt, en dat in alles Zijn wil gedaan zal worden.23
Dit is een goed bewijs dat we ware liefde voor God hebben: dat we in staat zijn de moeilijkheden die we in deze boze wereld tegenkomen te overwinnen, en dat we het juk van de verloochening van onze wereldse lusten niet als een pijnlijk en zwaar juk beschouwen, om welke reden we het niet op ons zouden willen nemen. [...] Onze liefde voor God stelt ons in staat de moeilijkheden bij het houden van Gods geboden te overwinnen.24

Het woord "genoegen" ("delight") is een sleutelwoord in het denken en geloven van Edwards. Een Christen is iemand die zijn genoegen vindt in God. Hij weet dat alleen in God het echte geluk gevonden kan worden. Dezelfde gedachte is terug te vinden in de eerste vraag en antwoord van de Korte Catechismus van de Westminster Confessie:
Question: What is the chief end of man?
Answer: The chief end of man is to glorify God and enjoy Him forever.25
Mensen reageren verschillend op deze vraag en antwoord. Voor sommigen heeft het iets bedreigends, en niet onmiddellijk iets aantrekkelijks, omdat de indruk ontstaat dat je als mens op deze manier niet aan je trekken komt. Anderen vinden in deze visie een geweldig program voor een welbesteed leven. Edwards laat zien dat er van concurrentie geen sprake hoeft te zijn, wanneer een mens God als zijn hoogste goed ziet:
Iemand kan zijn eigen geluk net zo veel liefhebben als wie dan ook, en veel liefde opbrengen voor zijn eigen geluk, met een sterk verlangen naar geluk, en toch dat geluk een zodanige plaats geven dat hij tegelijkertijd veel liefde voor God opbrengt. Bijvoorbeeld wanneer het geluk waarnaar hij verlangt, bestaat in genoegen te vinden in God en de heerlijkheid van God te schouwen of gemeenschap met God te genieten. Iemand kan ook zijn geluk vinden in het verheerlijken van God; voor zo iemand is het hoogste geluk dat hij zich kan voorstellen God de eer te geven zoals hij behoort te doen, en hij kan naar dat geluk verlangen.26

Dat betekent niet dat het beleven van dat genoegen altijd even sterk is. De Oude en Nieuwe Puriteinen beseffen uit eigen ervaring en die van anderen dat een Christen voor kortere of langere tijd een koud hart kan hebben, dat hij dor kan zijn.27 Het boeiende is, dat ze daar openlijk over schrijven, hetzij in privé-dagboeken,28 hetzij in teksten van een meer publiek karakter.29 Piper onderscheidt op dit punt drie stadia in het leven van een Christen, waartussen hij heen en weer gaat, van de één in de ander.30 Er is een stadium van het beleven van het genoegen, waar we een ongehinderde vreugde ervaren in de volmaaktheden van God, de vreugde van dankbaarheid, verwondering, hoop en aanbidding. Er is een stadium van verlangen, wanneer het hart niet erg vurig is. En er is een stadium ("waar alle echte aanbidding begint, en waar het vaak terugkeert") van de dorheid van de ziel, waar nauwelijks enig verlangen gevoeld wordt, maar waar de genade gegeven is om berouw te hebben over zo weinig liefde. Daarnaast houden de Oude en Nieuwe Puriteinen rekening met medische of psychologische factoren die het beleven van genoegen in God kunnen doorkruisen.31

Thomas Chalmers en de verdrijvende kracht van een nieuwe genegenheid

Hoe werkt liefde voor God en het vinden van genoegen in God nu in de praktijk van het nieuwe leven? Daarvoor gaan we tenslotte naar de negentiende-eeuwse Schotse predikant Thomas Chalmers. In één van zijn preken laat hij zien wat het in de praktijk betekent wanneer een Christen zegt dat liefde voor God de drijfveer is voor het nieuwe leven van heiliging. Eén manier om te proberen liefde voor de wereld een plaats te ontzeggen in een mensenhart is door te wijzen op de ijdelheid van de wereld om zo het hart ertoe te brengen z'n waardering op te geven voor een voorwerp dat het niet waard is. Volgens Chalmers is deze methode ontoereikend en zonder effect. Een veel vruchtbaarder manier is door in de plaats van de wereld
een ander voorwerp te stellen, God zelf, als iemand die zulke gehechtheid meer waard is, zodat het hart ertoe gebracht wordt niet een oude genegenheid op te zeggen zonder dat er iets voor in de plaats komt, maar een oude genegenheid in te ruilen voor een nieuwe.32

Dit is de enige manier om een hart los te weken van de verkeerde genegenheid die het er voor het zeggen heeft. Later in de preek illustreert Chalmers dit aan de hand van het leerstuk van de adoptie:
Wanneer God ontdaan is van de verschrikkingen die bij hem horen als beledigde Wetgever, en we door geloof in staat gesteld zijn zijn heerlijkheid te zien in het gezicht van Jezus Christus, en zijn uitnodigende stem te horen wanneer het zijn welwillendheid naar mensen toe aanbiedt en ieder die maar wil, aanspoort tot de terugkeer naar een volledige vergeving en een genadige aanvaarding - dat is het moment waarop een liefde die de liefde voor de wereld overstemt en uiteindelijk met succes zal verdrijven, voor het eerst ontluikt in de wedergeboren boezem. Wanneer we, bevrijd van de geest van slavernij, waarmee liefde niet kan samenleven, en wanneer we, opgenomen in het getal van Gods kinderen, door het geloof in Jezus Christus, de geest van adoptie over ons uitgestort hebben gekregen, dán is het dat het hart, gebracht onder de zeggenschap van één grote en overheersende genegenheid, bevrijd wordt van de tirannie van de vroegere verlangens. Dit is de enige manier waarop zo'n bevrijding mogelijk is.33

Conclusie

Wat hebben we geleerd over het nieuwe leven? Het nieuwe leven begint en komt telkens terug bij het Evangelie. Wanneer ik in Christus geloof, ontvang ik vergeving voor al mijn zonden. God aanvaardt mij en heeft mij lief omwille van Christus, en adopteert mij als lid van Zijn familie. Het besef dat ik een door God aangenomen kind ben, komt bij het vinden van mijn identiteit in de eerste plaats; het geeft mij zekerheid dat God me niet op zal geven, en het geeft aan dat de relatie die God met mij is begonnen, een familierelatie is. Deze genade is de krachtbron voor het nieuwe leven, en de motivatie is liefde voor God. In de wedergeboorte geeft God mij een nieuw besef, waardoor ik leer dat ik mijn hoogste genoegen vind in het verheerlijken van God. Dat is de liefde voor God die de liefde voor de wereld te sterk wordt en de moeilijkheden bij het gehoorzamen van Gods geboden wegneemt.

We doen er goed aan ons te ‘oefenen' in het vinden van genoegen in God:
Sla vaak een blik op de voortreffelijkheden van God. [...] Dagelijkse omgang met God kan zoveel liefelijkheid in zijn natuur doen ontdekken, zoveel zoetheid in zijn wegen, dat onze smadelijke gedachten over God wegslijten. [...] Gedachten geoefend op Hem leiden tot genegenheid voor Hem, die ons hart ertoe brengt Hem tot maatstaf en doel te maken. [...] Hoe meer we binnenkomen in Gods aanwezigheid, hoe meer we hem aanhangen met onze genegenheid, met des te meer kracht en levendigheid zal een waar besef van God in ons groeien en dingen voorkómen die Hem onteren en onze ziel verlagen. Laten we daarom Hem als het enige geluk beschouwen, de ware God in ons verstand een plaats geven, en ons hart vullen met een diep besef van zijn voortreffelijkheid die te begeren is boven al het andere. [...]
Prijs en onderzoek de Schriften. We kunnen geen genoegen hebben in onze meditatie over Hem, tenzij we Hem kennen; en we kunnen Hem alleen maar kennen door middel van Zijn eigen openbaring; wanneer de openbaring geminacht wordt, is er weinig achting voor hem die de openbaring geeft.
34


 

Bibliografie

- Archibald Alexander, Thoughts on Religious Experience [1844; Edinburgh and Carlisle, Pennsylvania: The Banner of Truth Trust, 1978].
- Richard Baxter, A Christian Directory. A Sum of Practical Theology and Cases of Conscience. Directing Christians, how to use their knowledge and faith; how to improve all helps and means, and to perform all duties; how to overcome temptations, and to escape or mortify every sin, ed. J.I. Packer [1673; Morgan, PA: Soli Deo Gloria Publications, 1997].
- Joel R. Beeke, Assurance of Faith. Calvin, English Puritanism, and the Dutch Second Reformation (American University Studies, VII/89). New York; etc.: Peter Lang [1991; Edinburgh: The Banner of Truth Trust, 1998].
- "Reading the Best in Puritan Literature: A Modern Bibliography",  Reformation & Revival Journal 5.2, 1996, pp. 117-158.
- Andrew W. Blackwood, The Protestant Pulpit. An Anthology of Master Sermons from the Reformation to our own Day, [1947; Grand Rapids, Michigan: Baker Book House, 1977].
- David B. Calhoun, Princeton Seminary, Vol. 1: Faith and Learning (1812-1868) [Edinburgh and Carlisle, Pennsylvania: The Banner of Truth Trust, 1994].
- David B. Calhoun, Princeton Seminary, Vol. 2: The Majestic Testimony (1869-1929) [Edinburgh and Carlisle, Pennsylvania: The Banner of Truth Trust, 1996].
- N.M. de S. Cameron & S. Ferguson (red.), Pulpit and People; Essays in Honour of William Still [Edinburgh: Rutherford House Books, 1986].
- Thomas Chalmers, Sermons and Discourses, Vol. II (Select Works, Vol. IV) [New York: Robert Carter. 1848].
- Stephen Charnock, Discourses upon the Existence and Attributes of God, Vol. 1-2 [1853; Grand Rapids, Michigan: Baker Book House, 1979].
- Winfried Corduan, Reasonable Faith; Basic Christian Apologetics [Nashville, Tennessee: Broadman & Holman Publishers, 1993].
- Gareth Crossley, "The Puritan Treatment of Melancholy", in: (Dever & others) 1994 Conference (1995), pp. 79-107.
- Dever, Mark & others, "Building on a Sure Foundation. Papers read at the 1994 Westminster Conference", in: 1994 Conference (1995) [Mirfield, West Yorkshire: Westminster Conference].
- John Donne, Divine Poems, sermons, devotions, and prayers (edited with an introduction by John Booty) [Mahwah, New Jersey: Paulist Press, 1990].
- Louis & Saliers Dupré, E. Don (red.), Christian Spirituality / Post-Reformation and Modern [New York: Crossroad and London: SCM Press, 1989].
- Jonathan Edwards, A Treatise Concerning Religious Affections, In Three Parts, in Works, Vol. 2 [1746; New Haven: Yale University Press, 1959], pp. 84-461.
- Ibidem [Edinburgh and Carlisle, Pennsylvania: The Banner of Truth Trust, 1961].
- Jonathan Edwards, Charity and Its Fruits, in Works, Vol. 8 [1765; New Haven: Yale University Press, 1989], pp. 123-397.
- Jonathan Edwards, Personal Narrative, in Works, Vol. 16 [1765; New Haven: Yale University Press, 1998], pp. 790-804.
- Jonathan Edwards, Religious Affections, in Works (ed. John E. Smith), Vol. 2 [New Haven: Yale University Press, 1959].
- Jonathan Edwards, Treatise on Grace and other posthumously published writings (edited with and introduction by Paul Helm) [Cambridge: James Clarke and Co., 1971].
- Jonathan Edwards, Works, Vol. 1-2 [Edinburgh and Carlisle, Pennsylvania: The Banner of Truth Trust, 1974].
- Jonathan Edwards, Ethical Writings (ed. Paul Ramsey), in Works, Vol. 8 [New Haven: Yale University Press, 1989].
- Jonathan Edwards, Letters and Personal Writings (ed. George S. Claghorn), in Works, Vol. 16 [New Haven: Yale University Press, 1998].
- Sinclair Ferguson, "The Reformed Doctrine of Sonship", in: Cameron & Ferguson, Pulpit and People (1986), pp. 81-88.
- Sinclair Ferguson, Children of the Living God [Colorado Springs, Colorado: NavPress, 1987].
- Sinclair Ferguson, John Owen on the Christian Life [Edinburgh and Carlisle, Pennsylvania: The Banner of Truth Trust, 1987].
- John M. Frame, Apologetics to the Glory of God. An Introduction [Phillipsburg, New Jersey: Presbyterian and Reformed Publishing Co., 1994].
- John Gerstner, The Rational Biblical Theology of Jonathan Edwards, Vol. I [Powhatan, Virginia: Berea Publications and Orlando, Florida: Ligonier Ministries, 1991].
- John Gerstner, The Rational Biblical Theology of Jonathan Edwards, Vol. II [Powhatan, Virginia: Berea Publications and Orlando, Florida: Ligonier Ministries, 1992].
- John Gerstner, The Rational Biblical Theology of Jonathan Edwards, Vol. III [Powhatan, Virginia: Berea Publications and Orlando, Florida: Ligonier Ministries, 1993].
- Os Guinness, The Dust of Death. The Sixties counterculture and how it changed America forever [Wheaton, Illinois: Crossway Books, 1994].
- Os Guinness, God in the Dark. How To Understand and Resolve the Dillemas of Doubt [London - Sydney - Auckland: Hodder & Stoughton, 1996], The Assurance of Faith Beyond a Shadow of Doubt [Westchester, Illinois: 1996].
- John Hannah, "The Cure of Souls; or, Pastoral Counseling: The Insight of John Owen", in: Reformation & Revival Journal 5.3, pp. 71-92 (1996).
- Bruce Hindmarsh, John Newton and the English Evangelical Tradition between the Conversions of Wesley and Wilberforce (Oxford Theological Monographs) [Oxford: Clarendon Press, 1996].
- Mark Johnston, Child of a King. What Joining God's Family really means [Fearn, Ross-shire: Christian Focus Publications, 1997].
- Timothy Keller, "Puritan Resources for Biblical Counseling", in The Journal of Pastoral Practice 9.3, pp. 11-44 (1988).
- John K. LaShell, "Jonathan Edwards and the New Sense", in Reformation & Revival Journal 4.3, pp. 87-97 (1995).
- Peter Lewis, The Genius of Puritanism [Haywards Heath, Sussex: Carey Publications, 1977]. Herdruk in 1998 door Soli Deo Gloria Publications.
- Richard Lints, The Fabric of Theology. A Prolegomenon to Evangelical Theology [Grand Rapids, Michigan: Eerdmans Publishing Company, 1993].
- D. Martyn Lloyd-Jones, Spiritual Depression. Its Causes and Cure [London: Marshall Pickering, 1965].
- D. Martyn Lloyd-Jones, Romans. An Exposition of Chapter 6; The New Man [Edinburgh: The Banner of Truth Trust, 1972].
- Richard F. Lovelace, Dynamics of Spiritual Life: An Evangelical Theology of Renewal [Downers Grove, Illinois: InterVarsity Press, 1979].
- Richard F. Lovelace, Renewal as a Way of Life. A Guide Book for Spiritual Growth [Exeter: Paternoster Press, 1985].
- Richard F. Lovelace, "The Anatomy of Puritan Piety: English Puritan Devotional Literature, 1600-1640", in: Dupré & Saliers, Christian Spirituality (1989), pp. 294-323.
- J. Gresham Machen, What Is Christianity? And Other Addresses [Grand Rapids, Michigan: Eerdmans Publishing Company, 1951].
- J. Gresham Machen Christianity and Liberalism [1923; Grand Rapids, Michigan: Eerdmans Publishing Company, 1977].
- Robert P. Martin, A Guide to the Puritans [Edinburgh and Carlisle, Pennsylvania: The Banner of Truth Trust, 1997].
- Iain Murray & others, "Advancing in Adversity. Papers read at the 1991 Westminster Conference", in: 1991 Conference [Thornton Heath, Surrey: Westminster Conference, 1992].
- Iain H. Murray, Jonathan Edwards. A New Biography [Edinburgh and Carlisle, Pennsylvania: The Banner of Truth Trust, 1987].
- John Murray, Collected Writings, Vol. 2 [Edinburgh and Carlisle, Pennsylvania: The Banner of Truth Trust, 1977].
- John Newton, Letters of John Newton [Edinburgh and Carlisle, Pennsylvania: The Banner of Truth Trust, 1960].
- John Newton, Works, Vol. 1-6 [Edinburgh and Carlisle, Pennsylvania: The Banner of Truth Trust, 1985].
- J.I. Packer, ‘Fundamentalism' and the Word of God. Some Evangelical Principles [1958; Leicester: Inter-Varsity Press, 1996].
- J.I. Packer, Among God's Giants [Eastbourne, England: Kingsway Publications, 1990], A Quest for Godliness. The Puritan Vision of the Christian Life [Wheaton, Illinois: Crossway Books, 1990]. Nederlandse vertaling: Geen zee te hoog: de actualiteit van het puriteinse ideaal [Heerenveen: Barnabas, 1997].
- J.I. Packer, A Passion for Holiness [Cambridge: Crossway Books, 1992], Rediscovering Holiness [Ann Arbor, Michigan: Servat, 1992]. Nederlandse vertaling: Jagen naar heiliging [Leiden: Barnabas, 1996].
- J.I. Packer, Knowing God (second edition) [London - Sydney - Auckland: Hodder & Stoughton, 1993]. Nederlandse vertaling: God leren kennen (2e uitgebreide ed.) [Apeldoorn: Novapres, 1995].
- Eugene Peterson, Subversive Spirituality [Grand Rapids, Michigan: Eerdmans Publishing Company, 1997].
- John Piper, The Supremacy of God in Preaching [Grand Rapids, Michigan: Baker Book House, 1990].
- John Piper, The Pleasures of God: Meditations on God's Delight in Being God [Sisters, Oregon: Multnomah, 1991].
- John Piper, The Purifying Power of Living by Faith in Future Grace [Sisters, Oregon: Multnomah, 1995]. Nederlandse vertaling: De reinigende kracht van het leven uit geloof in de ... toekomstige genade [Amsterdam: Buijten & Schipperheijn, 1997].
- John Piper, Desiring God: Meditations of A Christian Hedonist (10th Anniversary expanded edition) [Sisters, Oregon: Multnomah Books, 1996].
- Leland Ryken, Worldly Saints. The Puritans As They Really Were [Grand Rapids, Michigan: Academie Books, 1986].
- Robert Sheehan, "The ‘Christian Directory' of Richard Baxter", in: 1991 Conference [Thornton Heath, Surrey: Westminster Conference, 1992], pp. 25-46.
- Thomas N. Smith, "Perils of Puritanism", in: Reformation & Revival Journal 5.2, 1996, pp. 83-99.
- R.C. Sproul, Chosen by God [Amersham-on-the-Hill: Scripture Press, 1987] (First British Edition).
- Tim Trumper, "The Metaphorical Import of Adoption: A Plea for Realisation. I: The Adoption in Biblical Usage", in: Scottish Bulletin of Evangelical Theology 14.2, 1996, pp. 129-45.
- Tim Trumper, "The Metaphorical Import of Adoption: A Plea for Realisation. II: The Adoption Metaphor in Theological Usage", in: Scottish Bulletin of Evangelical Theology 15.2, 1997, pp. 98-115.
- Miklos Vetö, "Spiritual Knowledge according to Jonathan Edwards", in: CTJ 31 (1996), pp. 161-81. Oorspronkelijk gepubliceerd als "La Connaissance Spirituelle Selon Jonathan Edwards" in Revue de Theologie et de Philosophie 111 (1979), pp. 233-251; vertaald door Michael J. McClymond.
- Benjamin Breckinridge Warfield, Studies in Theology. The Works of Benjamin B. Warfield, Vol. 9 [1932; Grand Rapids, Michigan: Baker Book House, 1981].
 
-  Nigel Westhead, "Adoption in Calvin", in: Scottish Bulletin of Evangelical Theology 13.2 (1995), pp. 102-115.

1. De slotregels van het gedicht "Batter my Heart", in Donne, Poems (1990), pp. 81-82. Vertaling: "Neem mij bij u, neem mij gevangen, want als u mij niet boeit, zal ik nooit vrij zijn, of ingetogen als u mij niet in vervoering brengt".
2. Bijvoorbeeld Machen, Christianity and Liberalism (1923; 1977); de opstellen over "Christian Scholarship ... ", in: Machen, What Is Christianity? (1951), pp. 117-147; Machen's invloed op Packer is te zien in Packer's eerste boek: Fundamentalism (1958; 1996). Over apologetiek, zie verder Corduan, Reasonable Faith (1993), Frame, Apologetics (1994), Guinness, Dust (1994), waarvan hoofdstuk 9 "The Ultimate Trip", Guinness, God in the Dark (1996), waarvan hoofdstuk 5 "No Reason Why Not. Doubt from Weak Foundations" en hoofdstuk 10 "Why, O Lord? Doubt from inquisitiveness" en Appendix 2 "Is the Bible a Reliable Guide to Lasting Joy?' in Piper, Desiring God (1996), pp. 267-276.
3. Bijvoorbeeld Keller, Lovelace, Packer, en Piper.
4. Voor een bespreking van de puriteinen en hun betekenis voor de christelijke kerk vandaag, zie bijvoorbeeld Lewis, Puritanism (1977), Ryken, Worldly Saints (1986), Lovelace, Puritan Piety (1989); Packer, Giants / Godliness (1990) en twee themanummers van Reformation & Revival Journal 5.2-5.3 (1996) met onder andere een bibliografie 1987-1996 (Beeke, "Bibliography" (1996)) en een bespreking van de zwakke punten van de puriteinen (Smith, "Perils" (1996)). Voor een thematische index op de puriteinen, zie Martin, Guide (1997).
5. Voor verhelderende diagnoses van deze en vergelijkbare afwijkingen, zie Packer's opstel "Waarom wij de puriteinen nodig hebben", in Giants / Godliness (1990), pp. 30-32 en Packer, Holiness (1992), pp. 162-170; voor een soortgelijke typering van wat Packer noemt de ‘ingegraven intellectualisten', zie Lovelace, Renewal (1985), p. 280.
6. Lovelace, Dynamics (1979), pp. 101,211,205-206. Lovelace's boek Dynamics of Spiritual Life: An Evangelical Theology of Renewal is een kerkhistorische studie, maar het leest als een handboek voor de praktijk het nieuwe leven.
7. Voor een vergelijkbare analyse, zie Lloyd-Jones, Spiritual Depression (1965), pp. 25-26.
8. Lovelace, Dynamics (1979), p. 101.
9. De Vertaling van het NBG uit 1951 heeft hier "Geest van het zoonschap".
10. Zie hoofdstuk 19 "Sons of God" in Packer, Knowing God (1993), pp. 225-260. Packer geeft een theologische verantwoording van deze benadering op pp. 232-236, en laat zien wat het betekent voor de praktijk van het christelijke leven aan de hand van een meesterlijke doorlichting van de Bergrede als een ‘familiehandboek' (pp. 237-241). Zie verder Murray, Redemption (1961), pp. 132-140, en Writings 2 (1977), pp. 223-234, in het bijzonder p. 228: "Redemption contemplates and secures adoption as the apex of privilege"; Ferguson, "Sonship" (1986); Ferguson, Children (1987); Westhead, "Adoption in Calvin" (1995); Trumper, "Adoption I" (1996); Johnston, Child (1997); Trumper, "Adoption II" (1997), speciaal pp. 110,113: "While adoption always presupposes redemption, we cannot fully understand Paul's view of redemption without bringing in adoption as its climactic element."
11. Dit geldt ook voor verschillende (Oude) puriteinen (Packer, Knowing God (1993), p. 252; Smith, "Perils" (1996), p. 92), maar er zijn gunstige uitzonderingen, zoals Owen (zie Ferguson, Owen (1987), pp. 89-92; en Beeke, Assurance (1991), pp. 228-230), en Edwards (Gerstner, Edwards III (1993), pp. 221-223).
12. Alexander merkt op (Experience (1844; 1978), pp. 165-166) dat het één van de moeilijkste dingen in de wereld is om een niet stuk te krijgen vertrouwen te hebben in het leerstuk van de vrije vergeving, en dat het maar weinig gepreekt wordt, omdat men bang is te vervallen in antinomianisme; maar zonder deze voeding blijven Christenen mager en zwak. Lloyd-Jones, in een preek over Rom 6:1-2 (Romans 6 (1972), pp. 8-9), beschouwt het als een goede proef op de som, dat dat wat gepreekt is werkelijk het Evangelie van genade is, wanneer het het misverstand oproept dat het een vrijbrief is voor het er maar op los leven.
13. Packer, Knowing God (1993), p. 233.
14. Chalmers, in zijn preek "The Expulsive Power of a New Affection", Sermons and Discourses II (1848), pp. 274-275,277 (Blackwood, Pulpit (1947; 1977), pp. 56,60).
15. Voor een biografische schets van Edwards, zie hoofdstuk 5 "Keep God Central: The Life of Edwards", in Piper, Preaching (1990), pp. 67-73; een complete biografie is Murray, Edwards (1987). Verschillende van de boeken van Piper zijn zeer geslaagde pogingen Edwards' ideeën te vertalen naar deze tijd; zie Piper, Preaching (1990), Pleasures (1991), Future Grace (1995) en Desiring God (1996). Er bestaan verschillende edities van de werken van Edwards. Ik heb geprobeerd waar mogelijk verwijzingen te geven naar die verschillende edities, zodat wie geen toegang heeft tot de ene editie het kan vinden in een andere.
16. Warfield, Works 9 (1932; 1981); zie Calhoun, Princeton Seminary 2 (1996), p. 412; vergelijk Helm in zijn Voorwoord op Edwards, Grace (1971), p. IX: Ondanks recente beweringen van het tegendeel, is het duidelijk dat Edwards expliciet werkte binnen het kader van het Gereformeerde geloof dat hij erfde. Het is tevens duidelijk dat zijn werk een opmerkelijke combinatie was van godsdienstige vroomheid en intellectuele vruchtbaarheid. Lints, Theology (1993), p. 172: Zelfs degenen die het met zijn conclusies oneens zijn, zouden grote moeite hebben iemand te vinden die geestelijk en intellectueel meer gedreven werd door een betrokkenheid op en toewijding aan God. Hij staat schouder aan schouder met Augustinus en Luther in de diepgang van zijn analyse van de religieuze ervaring. Hij staat schouder aan schouder met Thomas van Aquino en Calvijn in de breedte van zijn intellectuele verstaan van het evangelie. Hij is wellicht ongeëvenaard in Zijn vaardigheid deze twee draden succesvol door elkaar geweven te hebben.
17. Edwards, Religious Affections (1746; 1959), p. 120 / Religious Affections (1746; 1961), pp. 49-50 / Works 1 [Banner] (1974), p. 243. De onderdelen "Part III. The Distinguishing Signs. Third Sign and Fourth Sign" in Religious Affections zijn gewijd aan een bespreking van het ‘nieuwe besef'. Zie over Edwards gedachten over het ‘nieuwe besef': Vetö, "Spiritual Knowledge" (1979; 1996), pp. 169-172 en LaShell, "New Sense" (1995).
18. Edwards, Religious Affections (1746; 1959), pp. 259-260 / Religious Affections (1746; 1961), p. 185 / Works 1 [Banner] (1974), p. 280; het beeld komt terug in de preek over Matt 16:17 "A Divine and Supernatural Light" (Edwards, Works 2 [Banner] (1974), pp. 12-17 / Gerstner, Edwards I (1991), pp. 196-213).
19. Edwards, Grace (1971), pp. 48-49.
20. "Divine and Supernatural Light", in Works 2 [Banner] (1974), p. 14 / Gerstner, Edwards I (1991), p. 203.
21. Sproul getuigt van vergelijkbare ervaring in zijn boek over verkiezing: Chosen (1986), pp. 11-13.
22. Edwards, Personal Narrative (1765; 1998), pp. 791-792; de passage is ook te vinden in Gerstner, Edwards II (1992), pp. 144-145; vergelijk Piper, Preaching (1990), pp. 76-77.
23. Edwards, Grace (1971), pp. 48-49.
24. Edwards, Concerning Faith (1974), p. 586; vergelijk de bespreking van deze passage in Piper, Future Grace (1995), pp. 160-163.
25. Ik kon het niet laten dit in het Engels te citeren. Een vertaling:
Vraag:  Wat is het hoogste doel in een mensenleven?
Antwoord: Het hoogste doel in een mensenleven is God te verheerlijken en voor altijd in Hem zijn genoegen te vinden.
26. Edwards, Charity (1765; 1989), p. 258. Dit thema is een rode draad in de theologie van Edwards.
27. Vergelijk Lloyd-Jones, Spiritual Depression (1965), pp. 25-26, 205-208.
28. Bijvoorbeeld Edwards, Diary (1998), pp. 759-789.
29. Zie bijvoorbeeld de brief "The Believer's Inability on Account of Remaining Sin", in Newton, Letters (1960), pp. 125-128.
30. Piper, Desiring God (1996), pp. 85-86.
31. Bijvoorbeeld Edwards, Religious Affections (1746; 1959), pp. 118-119; zie Keller, "Puritan Resources" (1988), pp. 16-17. De puriteinen leefden in een tijd vóór de ontwikkeling van de moderne psychologie. Dat betekent echter niet dat psychologisch inzicht hun totaal ontbrak. Het tegendeel blijkt uit wat zij schreven over de pastorale praktijk (Keller, "Puritan Resources" (1988), pp. 18-20). Het meest uitgebreide puriteinse handboek voor de pastorale praktijk is Baxter, Directory (1673; 1997). Voor een beknopte inhoudsopgave van het eerste deel ("Christian Ethics"), zie Keller, "Puritan Resources" (1988), pp. 14-15; voor een uitgebreider bespreking, zie Sheehan, "Directory" (1992). Voor de betekenis van de puriteinen voor de pastorale praktijk van vandaag, zie Lewis, Puritanism (1977), pp. 63-136; Keller, "Puritan Resources" (1988); Crossley, "Melancholy" (1995) en Hannah, "Cure of Souls" (1996). De pastorale praktijk werd ook beoefend door middel van briefwisseling. Een van de meest bekende beoefenaars van dit genre was John Newton. Voor een aantrekkelijke bloemlezing van Newton's brieven, zie Newton, Letters (1960); de complete collectie is te vinden in Newton, Works 1 (1985), pp. 131-704 en Works 2 (1985), pp. 1-255; een recente belangrijke studie van de betekenis van Newton is Hindmarsh, Newton (1996).
32. Chalmers' preek "The Expulsive Power of a New Affection", in Sermons and Discourses II (1848), p. 271 / Blackwood, Pulpit (1947; 1977), p. 50; dezelfde gedachte is te vinden in Edwards, Charity (1765; 1989), pp. 337-338 en n. 7.
33. Chalmers, Sermons and Discourses II (1848), pp. 274-725 / Blackwood, Pulpit (1947; 1977), p. 56.
34. Charnock, Existence and Attributes 1 (1853; 1979), p. 173.

© 1998 George Whitefield Stichting.