Tedd Tripp

Tedd Tripp, auteur van ‘Shepherding a Child's Heart', hield twee lezingen op de Carey-conferentie in januari. Zijn eerste toespraak, waaruit hieronder passages zijn afgedrukt, ging over het helpen van onze kinderen om Gods heerlijkheid te zien.

Hoe werken we onder de kinderen en de jeugd in de gemeenten die we dienen? Los van de primaire zaken (zoals hen kennen, de tijd nemen om met hen te spreken en te spelen, tijdens de preek illustraties gebruiken die hen erbij betrekken) is het onze belangrijkste taak om ouders te trainen voor de roeping die God hun gegeven heeft om hun kinderen te hoeden. God heeft ouders, en niet predikanten, tot de belangrijkste herders gemaakt (Deut. 6:1-9). Het belang van een sterk thuis en een sterke familie kan niet overschat worden als we zien hoe Gods wegen van generatie op generatie zijn doorgegeven. Een van de meest trieste gedeelten van het Oude Testament is Richteren 2 : 10-15. De allereerste generatie die volgde na de verovering van Kanaän kende de de Heere niet: ‘Er stond een ander geslacht op dat de Heere niet kende, noch het werk dat Hij aan Israël gedaan had' (vs. 10).

Wat was er met Israël gebeurd? Hoe kon er een generatie opgroeien die de Heere niet kende en niet wist wat Hij had gedaan? Die niets wist van de geschiedenis van Gods trouw aan Zijn belofte en van het wonder van Zijn heerlijke verlossing? Die niet op de hoogte was van het manna, de kwakkels, het water uit de rotssteen, het trekken door de Rode Zee en Gods trouw aan Zijn verbond tijdens een generatielange zwerftocht door de woestijn? Waar zat de nalatigheid?

Allereerst was het een nalatigheid van het huisgezin, een nalatigheid om te doen waartoe Psalm 145 ouders oproept: ‘Geslacht aan geslacht zal Uw werken roemen'.

Kinderen zijn allen aanbidders. Ze zijn gemaakt naar Gods beeld en bestemd voor een relatie met de levende God. Daarover lezen we in Romeinen 1. God is geopenbaard in Zijn schepping; Zijn heerlijkheid wordt gezien door alles wat Hij heeft gemaakt, zodat de mensheid niet te verontschuldigen is (Rom. 1:19-20).

Wat gebeurt er als schepselen die God voor aanbidding gemaakt heeft, te kort schieten om de God van de schepping te aanbidden, Wiens heerlijkheid getoond wordt in alles wat Hij gemaakt heeft? Ze worden geen niet-aanbidders, maar ze gaan iets anders dan God aanbidden en dienen. Daarover spreekt Paulus in Romeinen 1:23, 25. Zulke schepselen doen een ruil. Ze verruilen de heerlijkheid van God voor het aanbidden van geschapen dingen. Mensen houden ervan overweldigd te worden. We zijn op een unieke manier ontworpen voor aanbidding. Als we God niet aanbidden, zullen we een geringer voorwerp vinden, maar aanbidden zullen we. Daarom vinden we het leuk om sportprogramma's te bekijken op TV. Het is de verwondering van het kijken naar mensen die verbluffende prestaties leveren die wij gewone stervelingen niet kunnen bereiken. Vandaar dat beroemdheden worden bewierookt.

Dit geldt ook voor kinderen. Ze zijn instinctief en onvermijdelijk aanbidders. Ze zijn gemaakt naar het beeld van God. Ze zijn ertoe ontworpen om overweldigd te worden. Ze zien overal dingen om te aanbidden. Ze houden ervan om ontzag ingeboezemd te krijgen en om zich over dingen te verwonderen. Iedere dag gaan ze op zoek naar dingen om zich over te verwonderen.

De kinderen die u als predikant of onderwijzer dient, zijn aanbidders. Of ze zullen overweldigd worden door God, of ze zullen een ruil doen en in plaats van God afgoden aanbidden en dienen. De afgoden zijn geen kleine beelden. Ze zijn subtieler dan dat. Het zijn de afgoden van het hart. En vanaf jonge leeftijd observeren onze kinderen ons en zien ze wat we meer dan wat ook waarderen. Persoonlijke prestaties? De lof van mensen? Eigendommen? Een huis? Genot? Voedsel? Kleding? Zulke afgoden bevredigen nooit. Terecht zei C. S. Lewis dat ‘afgoden altijd het hart van hun aanbidders breken'. Of geven ouders voor hun kinderen gestalte aan de vreugde, de heerlijkheid en het geluk van het aanbidden van God?
Een van de belangrijkste roepingen die de mensen die u dient met betrekking tot hun kinderen hebben, is om voor hen, die instinctief en onvermijdelijk aanbidders zijn, Gods heerlijkheden en goedheid uit te stallen. De diepste en meest diepgaande vreugden waarvoor mensen gemaakt zijn, zijn de vreugden en verrukkingen van het kennen van de ware God. (Ps. 4: 7,8; Ps. 16; Ps. 17 ; Ps. 27:1-6 ; Ps. 36 :6-10 ; Ps. 63 :1-6 ; Ps. 73 :25,26 ; Ps. 81 :9-11,17 ; Ps. 96 :1-3)

Een van de belangrijkste roepingen die we als predikanten hebben en een van de belangrijkste roepingen van de ouders die we dienen, staat beschreven in Psalm 145. Een groot deel van onze taak in het omgaan met kinderen die hongerig zijn en die de dorst van hun ziel op duizend verschillende plaatsen proberen te lessen, is het voor hen uitstallen van de grootheid van God. ‘Kinderen, jullie zijn voor deze God gemaakt. Alles in jullie dat naar betekenis en vervulling verlangt, is ertoe bestemd om uit te lopen op Hem.' We moeten onze mensen helpen om van God te genieten en Zijn dierbaarheid te smaken, zodat hun boodschap aan hun kinderen - kinderen die onvermijdelijk aanbidders zijn - is: ‘Verwissel de waarheid niet voor een leugen. Aanbid en dien de Schepper, en niet geschapen dingen.'

We moeten onze mensen helpen om voor hun kinderen, die aanbidders zijn, het ene en enige, het opperste en waarachtige Voorwerp van aanbidding uit te stallen: de Drie-enige God. De gelijkenis in Mattheüs 13:44 over het Koninkrijk illustreert dit op een prachtige manier: vergelijkbaar met de schat die in de akker verborgen was, overtreft de verheven vreugde van het kennen van God iedere andere vreugde. Of, zoals de profeet vraagt: ‘Waarom geeft gij geld uit voor hetgeen geen brood is, en uw arbeid voor hetgeen niet verzadigen kan? Hoort aandachtig naar mij en eet het goede, en laat uw ziel in vettigheid zich verlustigen' (Jes. 55:2).

Toepassing
Waarom is dit zo belangrijk?

1. We leven niet van de feiten of omstandigheid van ons bestaan. We leven van hoe we die feiten interpreteren. Onze interpretatie zal bepaald worden door wat we met God doen. Als kinderen niet overweldigd zijn door de Heere der Heerlijkheid, kunnen ze hun leven niet op een goede manier interpreteren. En de eerste waarheid van alle interpretatie is: het zijn en bestaan en de heerlijkheid van de God van de Bijbel.

2. We moeten de ouders die we dienen, helpen om ontzag te hebben voor de heerlijkheden van God, zodat ze leven van wie Hij is en zodat hun hart op de meest natuurlijke wijze vol is van Hem. Maar al te vaak geven ouders door hun voorbeeld, houding, woorden en daden voedsel aan de afgoden. Wat aanbidden ze? Waar richten ze zich op? Toegespitst op hoe ze op hun kinderen reageren: laten ze zien dat het niet het allerbelangrijkst is dat zij uitmunten op school, in de sport, in de muziek? Of hebben kinderen het gevoel dat ze alleen gewaardeerd worden voor zover ze voldoen aan de louter menselijke ambities van hun ouders? We moeten ouders aanmoedigen om gestalte te geven aan die vreugdevolle en ongekunstelde vreugde in God die ware aanbidding is. Zoals Maurice Roberts schrijft:
‘Extase en verrukking zijn wezenlijk voor de ziel van de gelovige, en zij bevorderen heiligmaking. We zijn er niet voor bedoeld om zonder geestelijke blijdschap te zijn, en de christen die lange tijd zonder hartverwarmende ervaringen voortgaat, zal al snel in de verleiding komen om zijn emoties te laten bevredigen door aardse dingen en niet, zoals hij behoort, door de Geest van God. De ziel is zo gemaakt dat hij vervulling zoekt in dingen buiten zichzelf en als hij de geestelijke vreugden niet kan bereiken, zal hij zal aardse vreugden ter bevrediging omhelzen... De gelovige is in geestelijk gevaar als hij zichzelf toestaat om enige tijd voort te gaan zonder de liefde van Christus te smaken en de troost te genieten van de aanwezigheid van de Zaligmaker. Als Christus het hart niet langer met tevredenheid vervult, zal onze ziel in stilte op zoek gaan naar andere minnaars...' (The thought of God, p. 57-58)

3. U kunt niet geven wat u niet hebt. Op onze preekstoel, in onze studeerkamer en in ons huis moeten we mensen zijn die overweldigd zijn door God en die ontzag voor Hem voelen, zodat we enorme sponzen zijn, zo vol van God dat als onze kinderen ons ontmoeten, ze Hem ook ontmoeten. Verspreiden we het licht van de kennis der heerlijkheid Gods? (2 Kor. 4:6) Aanschouwen wij de heerlijkheid van God en worden we van dag tot dag naar Zijn beeld veranderd? (2 Kor. 3:18) O, dat wij en de ouders in onze kerk overweldigd zouden worden door de schoonheid van Hem Die ons verlost heeft, en dat ook onze kinderen ogen zouden ontvangen om de heerlijkheid van God te zien.


Met toestemming van de uitgever overgenomen uit: Reformation Today
Vertaling: Arie Maasland


© 2002 George Whitefield Stichting.