Door R. Schoonhoven, psychiater

Martyn Lloyd-Jones is zijn carrière begonnen als dokter; op jonge leeftijd promoveerde hij al. Maar kort daarna besloot hij om de geneeskunde te verlaten en pastor te worden. Wat hem daartoe bewoog, omschrijft hij op twee manieren. Enerzijds namelijk als een roeping van God, waar hij geen weerstand aan kon bieden: "Een predikant is niet een christen die besluit te gaan preken; daar kun je niet toe besluiten. God gebiedt het preken, God zendt predikers uit". En anderzijds zag hij zijn beroepsverwisseling ook als een bewuste keuze. In zijn biografie schrijft Iain H. Murray daarover:

Hoewel hij vanaf de preekstoel weinig over persoonlijke zaken sprak, ging hij in 1929 in op de vraag waarom hij 'zo'n goed beroep' had opgegeven. "Als u meer af zou weten van het werk van een dokter, dan zou u het begrijpen. De meeste tijd gebruiken wij als dokters om mensen weer zover op te knappen dat ze weer verder kunnen gaan in hun zonde. Ik heb mensen gesproken op hun ziekbed, ik heb met hen gepraat over hun onsterfelijke zielen en ze beloofden van alles en nog wat. Maar toen ze weer beter werden, gingen ze weer terug naar hun oude zonde! Ik zag dat ik deze mensen hielp om te zondigen en ik besloot daar niet mee door te gaan. Ik wil zielen helen. Als iemand een ziek lichaam heeft, maar een gezonde ziel, kan hij rustig oud worden; maar iemand met een gezond lichaam en een zieke ziel kan 60 jaar of ouder worden, maar dan gaat hij voor eeuwig naar de hel. Soms moeten we iets opgeven wat op zichzelf goed is voor iets dat het allerbeste is - het geluk van de zaligheid en vernieuwing van het leven."
1

Zo werd deze veelbelovende arts prediker en hij werd dat met hart en ziel tot aan het eind van zijn leven.

Naast zijn werk als pastor ontplooide hij nog vele activiteiten. Ik wil enkele facetten belichten uit zijn leven als counselor. Opvallend is dat hij allerlei problemen in preken verwerkte. Zo zijn bijvoorbeeld de bekende boeken Preaching and Preachers2 en Spiritual Depression: Its Causes and Cure3 weergaven van series preken die hij gehouden heeft.

In het tweede deel van zijn biografie over Martyn Lloyd-Jones4 wijdt Murray een uitvoerig hoofdstuk aan "Pastoral Counseling". Hij schrijft dat Lloyd-Jones zelf niet van de term 'counseling' hield, omdat dit teveel een combinatie was van pastoraat, psychologie en medische hulp. Lloyd-Jones was ervan overtuigd dat "veel dat onder christenen doorgaat voor psychologische problemen, in wezen geestelijk van aard is" (in een preek over Efeze5). En elders schrijft hij: "Mijn ervaring is dat de meeste mensen die vragen om de naam van een christelijke psychiater, eerder geestelijke hulp nodig hebben dan psychiatrische behandeling" (uit een andere preek over Efeze6). Hij beschouwde dit als een ernstige verwarring, omdat de psychologische en de Bijbelse manier van helpen fundamenteel verschillend zijn. De psychologie leert de mens om naar zichzelf te kijken en zijn eigen geest en motieven te analyseren en gaat ervan uit dat het belangrijk is dat men zichzelf kent. Maar de Schrift leert dat dit volkomen tekort schiet bij het omgaan met geestelijke problemen, omdat het beginpunt de kennis omtrent God moet zijn.7

Murray schrijft in dit verband:

In de prediking kan men Gods Woord horen en dit kan toegepast worden door de luisteraars; zodoende kunnen door het uitleggen van de Schrift tientallen, ja zelfs honderden mensen tegelijk geholpen worden. En dit was niet alleen theorie. Verschillende mensen met problemen die eigenlijk een gesprek met Martyn Lloyd-Jones wilden hebben, merkten op dat door het luisteren naar een preek van hem ze een gesprek achterwege konden laten.
8

Aan de andere kant was de Dokter wel na elke kerkdienst, zonder dat men daar een afspraak voor hoefde te maken, beschikbaar voor een gesprek en zo heeft hij elk jaar met meer dan duizend mensen gesproken in Westminster Chapel en dat jarenlang.

Typerend voor zijn manier van 'counselen' zijn mijns inziens de volgende factoren:

1. Hij voelde zich Puritein.
2. Hij was dokter.
3. Verstand en logica speelden voor hem een grotere rol dan gevoel.
4. Hij benadrukte de macht en invloed van de duivel.
5. Hij wees Freud en de psychoanalyse af.

Op elk van deze factoren wil ik ingaan om dan te besluiten met een plaatsbepaling en een evaluatie.

De Puritein

Martyn Lloyd-Jones voelde zich Puritein; op zijn trouwdag kreeg hij boeken van Owen en Baxter. Heel zijn leven heeft hij zich beijverd om het werk van de Puriteinen opnieuw uit te geven; hij stimuleerde het werk van 'The Evangelical Library' (De Evangelische Bibliotheek), die vooral boeken van de Puriteinen bevat. "Mijn hele bediening werd vanaf 1925 geleid door mijn interesse in de Puriteinen en hun werken", zo schreef hij in 1971.

In een artikel9 dat ik onlangs onder ogen kreeg wijst T.J. Keller erop dat voor de Puriteinen de Schrift "the comprehensive manual was for dealing with all problems of the heart" ("de volledige handleiding was voor het omgaan met alle problemen van het hart"). De Puriteinen ontwikkelden ook een uitgebreid systeem van diagnoses voor persoonlijke problemen. John Owen vond dat elke pastor alle soorten van depressie moest kennen. De Puriteinen waren echte dokters voor de ziel. Baxter heeft een preek geschreven over "What are the best preservatives against melancholy and overmuch sorrow?" ("Wat zijn de beste preventieve maatregelen tegen melancholie en teveel zorg?") en hij onderscheidt dan vier oorzaken: zonde, fysieke problemen, temperament en demonische activiteit. Als we het bekende boek van Lloyd-Jones, Spiritual depression: Its Causes and Cure, daarmee vergelijken, dan valt de overeenkomst op. In het eerste hoofdstuk somt hij als oorzaken van 'spiritual depression' op: temperament, fysieke omstandig-heden, reacties na een grote zegen, de duivel en ongeloof.

In Martyn Lloyd-Jones; The Man and His Books10 schrijft zijn dochter dat haar vader haar altijd adviseerde om Jonathan Edwards te lezen en hoe hij hun vertelde dat hij zelf zo geholpen was door het lezen van The bruised Reed en The soul's conflict van 'the heavenly dr. Sibbes' toen hij zelf in een moeilijke situatie verkeerde.

De Dokter

Martyn Lloyd-Jones was dokter en dit heeft zijn hele leven en werken bepaald. Hij was op jonge leeftijd dokter en bleef dat ook; tot aan het eind van zijn leven interesseerde hij zich voor ontwikkelingen in de geneeskunde. De psychiater Gaius Davies, die net als Lloyd-Jones opgeleid was in St. Bartholomew's Hospital en met hem samenwerkte op medisch gebied en ook Welshman was, schrijft de bijdrage die Lloyd-Jones geleverd heeft aan de kerk, toe aan het feit dat hij een medische opleiding had genoten.11 Martyn Lloyd-Jones bleef de medische tijdschriften lezen en was niet alleen geïnteresseerd in de reguliere geneeskunde, maar ook in de alternatieve vormen. Op een vergadering vroeg een jonge pastor hem eens of het niet gevaarlijk was om iemand voor acupunctuur te verwijzen omdat dit occult zou kunnen zijn. In zijn antwoord, dat spontaan kwam, ging de Dokter een uur lang in op dit onderwerp en wees erop dat we niet bang hoeven te zijn om naar zulke onderwerpen te kijken. Hij was niet bang om naar feiten te kijken en dingen onder ogen te zien; hij wist dat een Bijbelse geest alle feiten onder ogen kan zien, ook zaken als evolutie en de moderne Schriftkritiek.

Als hij de twee preken voor de zondag klaar had, las hij de wekelijkse uitgave van The Lancet en het British Medical Journal als ontspanning (!). Een schitterende uitdrukking die Davies gebruikt om de intellectuele vermogens van Martyn Lloyd-Jones weer te geven, is de volgende: "It was evident that he had enough intellectual power to drive several turbines" ("Het was duidelijk dat hij voldoende intellectuele kracht had om diverse turbines aan te drijven"). Door zijn medische discipline kon hij deze krachten ook goed toepassen. Daarbij bleef hij een nederig mens en daarom 'hoorde het gewone volk hem graag'. Als dokter hield hij van mensen en was hij nieuwsgierig naar wat er in hen omging.

Hij bleef ook mensen helpen op medisch gebied; in moeilijke gevallen werd zijn raad gezocht door vrienden en bekenden. Maar toen de werkdruk toenam, nam zijn functie als onofficieel specialist af en als counselor toe in belangrijkheid; hij verloochende daarbij echter zijn medische achtergrond niet. Hij ging meestal als volgt te werk: hij begon met de diagnose. Hij wilde weten of de betreffende persoon een christen was of niet, of het een probleem van geestelijke aard was en of er indicaties waren dat de persoon fysieke of mentale problemen had die om een medisch advies vroegen of een behandeling nodig maakten. Tenslotte, aldus Murray, kwam hij tot het volgende principe:

Het is even slecht om een geval van echte lichamelijke of mentale stoornis te willen behandelen met geestelijke middelen als het behandelen van een geestelijk probleem met middelen die geschikt zijn voor mensen met een mentale stoornis. De vraag is dan wel: Hoe kan men onderscheiden tot welke groep iemand behoort? Zijn conclusie was dat als in een wedergeboren persoon de narigheid voortkomt uit een gevoel van zonde of uit een tekort aan verzekerdheid - met andere woorden: als het om een geestelijk probleem gaat - de persoon positief zal reageren op een juiste toepassing van de waarheden en beloften van de Schrift. Dit hoeft niet meteen en volkomen te gebeuren, maar een oplettend pastor zal dit opmerken. Als aan de andere kant dit gebruik van de Schrift geen resultaat heeft om het onbehagen weg te nemen van de persoon, terwijl er alle reden is om aan te nemen dat het om een gelovig persoon gaat, dan is het waarschijnlijk nodig om medisch psychiatrische hulp te zoeken.
12

Verstand en logica

Hierboven schreef ik dat verstand en logica voor Martyn Lloyd-Jones een grotere rol speelden dan het gevoel. Ik wees ook al op het grote intellect waarover hij beschikte. Zijn geheugen was fenomenaal. Ik herinner me dat iemand uit Joegoslavië op een conferentie kort na het overlijden van Lloyd-Jones vertelde dat hij eens aan hem gevraagd had voor hem te bidden vanwege de vervolging in zijn land. Toen hij jaren later Martyn Lloyd-Jones weer had ontmoet en hem vroeg of hij nog wel eens aan hem gedacht had, kon Lloyd-Jones zeggen dat hij vanaf de eerste dag tot dan niet één dag had overgeslagen om voor hem en zijn werk te bidden! En zo zijn er meer voorbeelden te vinden in zijn biografie. Zijn geest was de grootste gave, aldus Murray. "Terwijl de meeste mensen in stukjes denken, ziet hij vaak het geheel; hij kon allerlei verwarrende details in het juiste perspectief plaatsen".13

Met zijn intellect heeft hij ook jarenlang grote invloed gehad op conferenties; de Westminster Conferences heeft hij jarenlang voorgezeten en leidde dan de discussies op briljante wijze. Hij was ook de medeoprichter van de Evangelische studentenbeweging IFES (thans meer dan 270.000 leden over heel de wereld). Hij leerde talloze christenen om toegewijd te zijn aan de Bijbel zonder daarvoor intellectuele suicide te plegen. Dit is geen kleine verdienste geweest, gezien de periode waarin hij leefde, een tijd waarin de liberale en humanistische gedachten zo de overhand kregen. De eerder genoemde psychiater Davies is van mening dat Lloyd-Jones het belang van denken in de kerk teruggebracht heeft en de intellectuele functies, die zozeer verwaarloosd waren door christenen van zijn tijd, gerehabiliteerd heeft.

Als Puritein zag hij de geest van de mens als hoofdzaak en als gids voor zijn wil en oordeler van zijn gevoel. Dit brengt ons op de vraag welk mensbeeld Martyn Lloyd-Jones in gedachten voor ogen had. Het lijkt erop dat hij hierin zichzelf soms tegenspreekt. Toen we het hierboven hadden over zijn overstap van het medische werk naar pastoraat, zagen we dat hij 'zielen wilde helen' en dat hij het goede (het genezen van lichamelijke kwalen) opgaf voor het beste (het genezen van de ziel). Ook in zijn boek Preaching and Preachers heeft hij het steeds over 'the primacy of preaching' ('het primaat van de prediking'); hij noemt 'preaching' ook geregeld 'logic on fire' en lijkt dan het rationele te benadrukken. Voor mij is het de vraag of dit juist is. Augustinus noemt ergens het gevoel de voeten waarmee we tot God lopen of waarmee we van Hem aflopen, maar zonder die voeten kunnen we de weg tot God niet gaan.

Als taak van de kerk ziet Lloyd-Jones het radicaal aanpakken van de problemen van de mens. Als het probleem van de mens ziet hij niet zozeer dat de mens ziek is, of ongelukkig is, of het slachtoffer van de omstandigheden is, maar dat hij een rebel tegen God is en voortdurend onder de wraak van God verkeert.14 Elders schrijft hij echter evenwichtiger over de verhouding tussen lichaam, ziel en geest en tussen verstand en gevoel. Bijvoorbeeld in Meerder dan ons hart schrijft hij:

Ik kan het illustreren op het gebied van de medische wetenschap. Wat men tegenwoordig in de geneeskunde doet, is spreken over de psychosomatische geneeswijze. Eindelijk en ten lange leste heeft men ontdekt dat de patiënt zelf belangrijk is. Tot voor kort scheen de belangstelling uit te gaan naar de ziekte of bepaalde delen van het menselijke lichaam, terwijl de patiënt zelf voorbijgezien werd. Als een man dan naar de dokter ging, was die alleen maar geïnteresseerd in zijn maag. Deze verklaarde dan de maagpijn als ontstaan uit de plaatselijke omstandigheden van de maag: zuur enzovoort. Wanneer men in mijn studententijd mij naar de meest voorkomende oorzaak van maagpijn had gevraagd, en ik zou gezegd hebben: "zorg en angst", zou men gedacht hebben dat er iets aan mij mankeerde en men had mijn antwoord als onwetenschappelijk terzijde geschoven. Maar tegenwoordig heeft men ontdekt dat dit het werkelijke antwoord is. Het menselijk lichaam en het functioneren daarvan is niet alleen een fysieke aangelegenheid, de psyche is ook belangrijk in het geheel van de gezondheid. Angst en zorg en al deze dingen maken dat er boodschappen worden gezonden van de hersenen naar bepaalde punten in het lichaam. Het lichaam is niet alleen maar een ding en materie. Tegenwoordig wordt het belang van de psyche begrepen, hoewel de geestelijke factor nog niet herkend wordt. God geve dat men spoedig zal inzien dat het spirituele even belangrijk is als de psyche.
15

En een bladzijde verder:

Anderen zeggen weer dat dit alles helemaal verkeerd is en dat de mens bij uitstek intellectueel is. Zij schijnen zich hem voor te stellen als zijnde zuiver en alleen intellect, dat zich in een lege ruimte bevindt, volslagen redelijk, zonder andere factoren die hem verder bepalen! We zullen dit niet verder uitwerken, maar is het niet duidelijk dat de moeilijkheid met al deze theorieën is, dat ze alleen maar één kant, één aspect bezien en dat dus hun oplossingen gedeeltelijk en onvolledig zijn? Wat zij vergeten - en wat zovele anderen vergeten - is het leven zelf. Ze vergeten de gevoeligheden en zulke factoren als emotie. Deze dingen worden buiten beschouwing gelaten en toch zijn zij een deel van het leven; zij staan zelfs centraal (!!
R.S.). Wellust, verlangens, zonde, kwaad: al deze dingen komen er aan te pas, al deze feiten maken ons tot wat wij zijn en het leven tot wat het is. "Er zijn meer dingen in de hemel en op aarde, Horatio, dan er in uw wijsheid wordt gedroomd."

In een lezing tot christen-artsen roept hij dan ook op om de hele mens te behandelen:

We moeten als arts zelf eerst een heel mens worden en dan zullen we, als patiënten tot ons komen, met hen ook kunnen omgaan als 'hele mensen'.
16
Als christen-arts moeten we weten wat er ten diepste fout zit. Laten we niet blijven steken in technische geneeskunde en wat de modernste therapieën allemaal te bieden hebben, maar laten we mensen wijzen op de Weg, de enige weg waarlangs zij 'hele mensen' kunnen worden.

Bijna vertederend is het om te lezen hoe Martyn Lloyd-Jones in de familie- en vriendenkring was. Op de preekstoel kon hij imponeren als een streng iemand, maar hij was een beminnelijk mens. Zijn dochter zegt ergens: "He was the most warm-hearted of men" ("Hij was een uitzonderlijk hartverwarmend mens").17 Ze beschrijft hem hoe zij zich hem herinnert: thuis gezeten in een rode stoel, verwikkeld in lange telefoongesprekken met dominees of andere mensen in problemen.

Onderkennen van het werk van de duivel

Het vierde kenmerk van de wijze van 'counselen' van Martyn Lloyd-Jones hebben we hierboven ook al gezien: het belang dat hij hechtte aan het onderkennen van het werk van de duivel. Dit komen we geregeld tegen in zijn preken en boeken. De duivel was voor hem een realiteit. Demonische activiteit is volgens hem niet beperkt tot de tijd van het Nieuwe Testament. In 1971 zei hij tegen christelijke dokters: "We have underestimated tragically, as evangelicals, the power of evil spirits" ("Wij hebben als evangelischen op tragische wijze de kracht van boze geesten onderschat").18 Zoals hij geloofde in de duivel en het demonische, geloofde hij ook in de helpende werkzaamheid van engelen. Aan het eind van zijn leven zei hij tegen Murray: "I believe in the ministry of angels, I think more and more of it" ("Ik geloof in de bediening van engelen en ik denk er meer en meer aan").19 Dat hij ook niet afwijzend stond tegenover gebedsgenezing blijkt uit wat een Baptistenpredikant over hem schrijft:

Toen hij mij vroeg hoe het met mijn gezondheid ging, vertelde ik hem dat ik last van mijn gehoor had; hij had zelf daar ook mee getobd. Hij raadde me aan om naar 'mijn mensen' te gaan en mij met olie te laten zalven in de naam van de Here en om de Here te zoeken voor mijn genezing.
20
Van massale gebedsgenezings-bijeenkomsten moest hij echter niets hebben, zoals hij vaak liet merken; hij deed dit af met massapsychologie.

Op 49-jarige leeftijd maakte Martyn Lloyd-Jones zelf een depressie mee. Veel is hierover niet bekend, omdat hij er bijna nooit over praatte. Met deze depressie kwam ook een vurige pijl mee, in de vorm van twijfel. Hij verbleef twee weken in een 'nursing home' en was meestal op zijn kamer alleen; hij las de Bijbel en boeken van A.W. Pink, maar kon er weinig troost uit halen voor zichzelf. Op een morgen ontwaakte hij om zes uur in "a complete agony of soul" ("een ware dodelijke zielstrijd") en voelde dat er iets kwaads in de kamer hing. Toen hij zich ging aankleden, viel zijn oog op een woord in een preek van Pink, namelijk het woord 'glory'. Onmiddellijk voelde hij de glorie van God om zich heen. Alle vrees en twijfel waren verdwenen en de liefde Gods was "uitgestort in zijn hart". Hij voelde de hemel nabij en deze toestand van vreugde en blijdschap duurde dagenlang. Hij geloofde dat deze ervaring het werk was van de Heilige Geest, Die getuigenis gaf van zijn kindschap.21 In het boek Onuitsprekelijke vreugde22 geeft hij meer voorbeelden van dit soort ervaringen die andere mensen meegemaakt hebben.

Murray is van mening dat deze demonische aanval door God gebruikt werd om hem meer inzicht te geven in de listen van de duivel en dat God hem de enige manier wilde wijzen waarop deze tegenstander te bestrijden is. Zo kon hij uit ervaring spreken.23 In een preek over Efeze komt dit als volgt terug:

Niets is zo desastreus als het vergeten van wat de Bijbel ons leert over de duivel. Ik ben er van overtuigd dat één van de belangrijkste oorzaken van het verval in de kerk heden ten dage voortkomt uit het feit dat de duivel vergeten wordt. Alles wordt aan ons toegeschreven; we zijn allemaal zo psychologisch geworden in onze houding en ons denken. We weten veel te weinig af van het objectieve feit, het bestaan van de duivel, de tegenstander, de beklager en zijn 'vurige pijlen'.
24

En dit komen we steeds tegen in zijn preken over de geestelijke wapenrusting. Over depressie en moedeloosheid lezen we bijvoorbeeld:

Dit zijn de opmerkelijkste manifestaties van de aktiviteit van de duivel. Hij doet het met christenen en niet-christenen. Meestal bewerkstelligt hij het door ons teveel met onszelf bezig te laten zijn. Hij laat ons steeds naar onszelf kijken en onszelf onderzoeken, altijd naar het verleden kijken, naar iets dat we in het verleden gedaan hebben en wat niet goed was. Hij laat ons net zo lang terugkijken totdat we helemaal depressief geworden zijn. We gaan twijfelen of we wel vergeven zijn, we twijfelen eraan of we wel kinderen van God zijn, we voelen ons onwaardig, onrein, we voelen ons leven als een mislukking. En als we zo ongelukkig geworden zijn, heeft de duivel zijn zin.
25

En op de volgende bladzijde lezen we:

Er is ook nog een hele andere wijze waarop de duivel zich manifesteert. Trots! O, de listen van de duivel. Sommigen denken dat de duivel alleen maar depressief maakt, maar hij kan ook precies het tegenovergestelde doen. Hij moedigt vaak trots aan. Dat mechanisme gebruikte hij ook bij Eva: "Heeft God ook gezegd ...?" "Weet u", zegt hij, "u bent eigenlijk veel te goed om er zo onder gehouden te worden. Waarom zou u niet eten van alles wat in de hof groeit? Waarom verbiedt God u dat? Wat voor recht heeft Hij om u te verbieden van een bepaalde boom te eten?" Hij speelde in op haar trots.


Zo zag Lloyd-Jones ook de aanval van de duivel op zichzelf in 1949 als een aanval op zijn trots. Dertig jaar later zegt hij ervan:

Het was iets vreselijks; het liet mij iets zien van de trots van het menselijke hart. Ik wist dat ik een zondaar was, maar ik had nog nooit de diepte van de trots in het menselijke hart gevoeld. Uiteindelijk zag ik dat het niets anders dan trots was. Vleselijke, duivelse trots. En ik werd vernederd tot op de grond toe.
26

Het geloof in het bovennatuurlijke strekte zich bij Martyn Lloyd-Jones ook uit tot de overtuiging dat God ook nu nog wonderen kan doen zoals Hij dat vroeger gedaan heeft:

We mogen misschien verwachten dat Hij dat gaat doen nu de boze krachten op een ongewoon agressieve manier de kop opsteken. We mogen niet op dogmatische wijze, zoals we dat zo vaak gedaan hebben, de manifestatie en demonstratie van de kracht van God om ziekten te genezen of om iets te doen wat Hij verkiest, uitsluiten. De aansporing van de apostel Paulus aan de Thessalonicenzen geldt nog steeds: Blust de Geest niet uit. Veracht de profetie niet. Beproeft alle dingen, behoudt het goede.
27

Freud en psychoanalyse

Tenslotte wil ik ingaan op de wijze waarop Martyn Lloyd-Jones de psychoanalyse van Freud en de psychologie in het algemeen beschouwde. Hij schreef een voorwoord in een boekje over de dreiging van de nieuwe psychologie en hij waarschuwt daarin om Freud of Jung zonder kritiek te accepteren en dringt erop aan om hun stroming kritisch te bestuderen en het meeste ervan te verwerpen.28 Ook gaf hij eens een lezing over het onderwerp "Psychologie en pastoraal werk" en deze was vol grappige verhalen, waar veel om gelachen werd. Hij gebruikte deze verhalen om te laten zien hoe absurd sommige pastors omgingen met de post-Freudiaanse psychologie.29 In het algemeen gesproken stond Martyn Lloyd-Jones dus afwijzend tegen de nieuwe psychologische benaderingen. De psychiater Davies betreurt het dat hij niet gedetailleerder kritiek heeft gegeven op psycho-logische stromingen.30

In zijn boek Spiritual depression schrijft Martyn Lloyd-Jones:

Het geheim van een gelukkig christelijk leven is te beseffen dat alles uit genade is en zich daarin te verheugen. Niet op de klok kijken, niet letten op hoeveel ik gedaan heb, niet de boeken bijhouden, maar alles vergeten behalve Gods eer, alleen maar het voorrecht te zien voor Hem te mogen werken, het voorrecht een kind van Hem te zijn. Beseffen dat het enkel genade was waardoor we uit de duisternis getrokken werden tot Gods wonderbare licht.
31

J.S. Hielema citeert dit gedeelte in zijn proefschrift32 en zijn reactie daarop is: "The humanism of Fromm versus the Theism of Lloyd-Jones. This age-old conflict calls for an answer in the field of counseling" ("Het humanisme van Fromm versus het Theïsme van Lloyd-Jones. Dit eeuwenoude conflict vraagt om een antwoord op het gebied van counseling"). Het zou interessant zijn hier verder op in te gaan, want Hielema beschrijft in zijn boek een confrontatie in de Amerikaanse pastorale counseling en gaat daarbij in op de benaderingen van Seward Hiltner aan de ene kant en van Jay E. Adams aan de andere kant. De vraag kan gesteld worden in hoeverre Lloyd-Jones het werk van Adams gekend en gewaardeerd heeft. Het zal bekend zijn dat ook Adams Freud en in het algemeen de psychologie afgewezen heeft en gekozen heeft voor een Bijbelse benadering van problemen. Of deze verwantschap ook tot uiting is gekomen tijdens het leven van Martyn Lloyd-Jones, is mij niet bekend.

Evaluatie

Willen we Martyn Lloyd-Jones als pastor en counselor een plaats geven, dan staat hij mijns inziens pastoraal-theologisch het dichtst bij Thurneysen en Adams. Heitink geeft een goede samenvatting van deze benaderingen.33 Volgens de zogenaamde Kerygmatische Seelsorge van Thurney-sen voltrekt zich de zielzorg in de verkondiging via de prediking waarin een mens in het geloof wordt aangesproken als kind van de Vader. Waar God centraal komt te staan, moet de mens wijken.34
Adams heeft het concept van 'nouthetische counseling' ontwikkeld, waarin het vermanend element een belangrijke plaats inneemt. Hij wil uit de Bijbel aflezen hoe de pastor in de verschillende situaties heeft op te treden.35

Een vraag die bij me opkomt na het schrijven van dit artikel is of ik patiënten naar Martyn Lloyd-Jones doorverwezen zou hebben als hij in mijn buurt zou wonen. Of nog persoonlijker: zou ik naar hem gaan als ik zelf hulp nodig zou hebben? Aan het eind van zijn leven heb ik hem eens schriftelijk om raad gevraagd, maar hij schreef mij toen terug dat hij te zeer verzwakt was om een bevredigend antwoord op mijn vraag te geven. Dat is nu ruim 15 jaar geleden. Zou ik dat nu nog doen als er de gelegenheid toe was? Zou ik met andere woorden Martyn Lloyd-Jones als counselor uitkiezen?

Eerlijk gezegd: ik zou het niet weten. Er is heel veel wat mij aanspreekt in zijn werk. Voor het eerst kwam ik in Nigeria in contact met zijn boeken, die mij meteen geweldig aanspraken. Nadien heb ik drie boeken van hem vertaald; zijn foto staat achter mij op mijn werkkamer; een boek van hem ligt bijna altijd wel onder handbereik; ik heb zijn geboorteland bezocht en de kerk waarin hij gepreekt heeft; de meeste van zijn boeken heb ik gelezen en tientallen preken op de cassette gehoord.

Toch heb ik wel enige vraagtekens. Wijst hij de gegevens van de psychologie niet al te snel van de hand? Is alles wat in de psychologie ontdekt is, onzin? Legt hij de dingen niet te gemakkelijk uit als demonisch of als aanslagen van de duivel? Houdt hij voldoende rekening met gevoelens of gaat hij teveel op de rationele toer? En als ik een ernstig trauma meegemaakt zou hebben in mijn vroege jeugd, zou hij dan de tijd nemen om dat met mij door te nemen of zou hij mij naar professionele hulp verwijzen? Want wat hij in zulke gevallen aanraadt, daar laat hij zich nergens over uit, helaas.

Zou ik Lloyd-Jones uitkiezen als counselor? Als prediker zou ik zeker hem willen horen; ik ben vaak door het lezen van zijn boeken ontroerd geraakt. Hij heeft mij meer dan wie ook erop gewezen dat er naast de rechtvaardigmaking plaats moet zijn voor de heiligmaking. Als zodanig is de vraag reeds beantwoord: Martyn Lloyd-Jones ís een counselor voor mij, hij spreekt via zijn boeken nog nadat hij gestorven is, niet alleen tot mij, maar tot mensen over heel de wereld. Zo is de gedachtenis van de rechtvaardige tot zegen.

Tenslotte; ja, eigenlijk zou ik één vraag aan Martyn Lloyd-Jones hebben willen stellen: Dokter, u bent zo overtuigd van 'the primacy of preaching' ('het primaat van de prediking'), denkt u dat God wil dat ík ook mijn medische werk opgeef en pastor word? Zou ik op die manier meer dienstbaar kunnen zijn in Gods Koninkrijk of moet ik blijven in de positie waarin ik nu ben? Ik denk dat hij als één van de weinigen mij hierop een antwoord zou kunnen geven. Helaas, die vraag kan ik niet meer met hem delen. Maar ik kan me troosten: Lloyd-Jones is niet meer, maar onze Here Jezus blijft tot in alle eeuwigheid en is Zijn naam niet 'Counselor', 'Wonderbare Raadsman'? We mogen God dankbaar zijn voor alles wat Hij in Martyn Lloyd-Jones aan ons gegeven heeft, als prediker, maar ook als counselor.


1. Iain H. Murray, D. Martyn Lloyd-Jones; The first forty years 1899-1939 [Edinburgh: The Banner of Truth Trust, 1982], p. 80.
2. D.M. Lloyd-Jones, Preaching and Preachers [London-Sydney-Auckland-Toronto: Hodder & Stoughton, 1971].
3. D.M. Lloyd-Jones, Spiritual Depression; Its Causes and Cure [London: Marshall Pickering, 1991]. Nederlandse vertaling: Oorzaken en genezing van geestelijke depressiviteit [Utrecht: De Banier, 1988].
4. Iain H. Murray, D. Martyn Lloyd-Jones; The fight of faith [Edinburgh: The Banner of Truth Trust, 1990], pp. 402-423.
5. D.M. Lloyd-Jones, The Christian Soldier: Ephesians 6.10-20 [Edinburgh: The Banner of Truth Trust, 1977], pp. 5-6.
6. D.M. Lloyd-Jones, God's ultimate purpose: Ephesians 1.1-23 [Edinburgh: The Banner of Truth Trust, 1978], p. 357.
7. D. Martyn Lloyd-Jones; The fight of faith, p. 403.
8. A.w., p. 404.
9. T.J. Keller, Puritan Resources for Biblical counseling, p. 11.
10. F. and E. Catherwood, Martyn Lloyd-Jones; The Man and His Books [Bridgend: Evangelical Library of Wales, 1982], p. 6.
11. Ed. C. Catherwood, Martyn Lloyd-Jones; Chosen by God [Crowborough: Highland Books, 1986], p. 60.
12. D. Martyn Lloyd-Jones; The first forty years, p. 267.
13. D. Martyn Lloyd-Jones; The fight of faith, p. 759.
14. A.w., p. 27.
15. D.M. Lloyd-Jones, Meerder dan ons hart [Zeist], p. 61.
16. D.M. Lloyd-Jones, The Doctor Himself and the Human Condition [London: CMF, 1982], p. 24.
17. Martyn Lloyd-Jones; The Man and His Books, p. 6.
18. D.M. Lloyd-Jones, The supernatural in medicine [London: CMF, 1974], p. 23.
19. D. Martyn Lloyd-Jones; The fight of faith, p. 738.
20. Martyn Lloyd-Jones; Chosen by God, p. 249.
21. D. Martyn Lloyd-Jones; The fight of faith, p. 209.
22. D.M. Lloyd-Jones, Onuitsprekelijke vreugde [Utrecht: De Banier, 1995].
23.  D. Martyn Lloyd-Jones; The fight of faith, p. 216.
24. D.M. Lloyd-Jones, The Christian Warfare: Ephesians 6.10-13 [Edinburgh: The Banner of Truth Trust, 1982], p. 292.
25.  A.w., pp. 90-91.
26. D. Martyn Lloyd-Jones; The fight of faith, p. 208.
27. The Doctor Himself and the Human Condition, p. 98.
28.  Martyn Lloyd-Jones; Chosen by God, p. 70.
29. D. Martyn Lloyd-Jones; The fight of faith, p. 187.
30. Martyn Lloyd-Jones; Chosen by God, p. 71.
31. Oorzaken en genezing van geestelijke depressiviteit, pp. 127-128.
32. J.S. Hielema, Pastoral or christian counseling [Leeuwarden: 1975], pp. 2-3.
33. G. Heitink, Pastoraat als hulpverlening [Kampen: 1979].
34. A.w., p. 24.
35. A.w., p. 45.

© 1995 George Whitefield Stichting.