Lloyd-Jones' visie op de noodzaak van eenheid van evangelicals.

Door Maarten Klaassen


Inleiding


Martyn Lloyd-JonesIn dit artikel wil ik enkele aspecten van een belangrijke en beslissende periode in de geschiedenis van het angelsaksische evangelicalisme bestuderen, t.w. de ecclesiologische ontwikkelingen in Engeland in de zestiger jaren en de rol en visie hierop van wijlen dr. David Martyn Lloyd-Jones1, een sleutelfiguur in deze beweging.

Lloyd-Jones, die gold als gezaghebbend voorman van de evangelicals in Engeland, riep in de zestiger jaren, vanuit verontrusting over de koers die de oecumenische beweging voer, evangelicalen op hun krachten te bundelen, hun verschillende kerken te verlaten en samen een nieuwe, gerevitaliseerde beweging te vormen.

In dit paper zal ik ingaan op achtergronden, Lloyds-Jones kerkvisie, zijn geruchtmakende oproep tot vereniging van krachten in 1966 tijdens een vergadering van en de uiteenlopende reacties die dit opriep, m.n. bij enkele vooraanstaande evangelicale Anglicanen om daarna een en ander te evalueren.


Achtergrond

De jaren zestig kunnen voor de evangelicale beweging in Engeland getypeerd worden als een periode van onrust, onzekerheid en diepe bezinning op ecclesiologische vragen.De jaren vijftig hadden de opkomst van de oecumenische beweging laten zien en deze ontwikkeling was door evangelicalen met gemengde gevoelens gadegeslagen. Dezelfde vijftiger jaren hadden een grote opbloei van het evangelicalisme doen zien, een ontwikkeling waarin de independente Lloyd-Jones en de Anglicanen dr. J.I. Packer en dr. J.R.W. Stott2 een belangrijke rol hadden gespeeld.

Binnen de Anglicaanse Kerk kwam zodoende ruimte voor verschillende evangelicaal geörienteerde instituten. Dat was opmerkelijk, aangezien de toestand van de evangelicale beweging binnen de Church of England direct na de oorlog niet zo rooskleurig was. 'Hun enige zorg in de periode onmiddellijk na de Tweede Wereldoorlog was hoe te overleven, terwijl in diezelfde periode het onafwendbaar leek dat de beweging verpletterd zou raken onder een steeds invloedrijker anglo-katholicisme, een steeds zelfverzekerder vrijzinningheid en een nieuwe geëngageerdheid bij de oecumenische beweging, waarin aandacht voor de 'zuivere leer' werd gezien als een zinloos archaïsme'3.

Lloyd-Jones had met de oprichting van de uitgeverij 'The Banner of Truth' en de organisatie van conferenties gezorgd voor een herleving van belangstelling in Puritanisme en het Puriteinse ideaal. De vraag naar eenheid was steeds klemmender gesteld. Zo had een vergadering van het British Council of Churches in 1964 de euforische hoop uitgesproken voor Pasen 1980 de kerkelijke eenheid gerealiseerd te zien. Binnen de Anglicaanse Kerk waren besprekingen gaande met de Methodisten.

Evangelicale Anglicanen waren bezorgd over de diepgang van het theologische gesprek met de Methodisten4. Al te snel werden theologische verschillen als indifferent geïnterpreteerd. Deze evangelicale bezorgdheid uitte zich in kritiek op de door vrijzinnigheid beïnvloede Methodisme, zoals die op schrift gesteld werd in een aantal door dr. J.I. Packer geredigeerde boeken5.

Daarnaast waren er her en der besprekingen gaande: congregationalisten met presbyterianen, de presbyteriaanse Church of Scotland was in gesprek met de Church of England. Met het aantreden van Paus Johannes XXIII in 1958 had de Catholica een leider gekregen die grote interesse toonde in het vraagstuk van de christelijke eenheid. De angst voor Rome zat diep en het is duidelijk dat het bezoek van de Aartsbisschop van Canterbury in datzelfde jaar aan Rome en benoeming van Anglicaanse afgevaardigde in Rome in 1961 veel evangelicalen met zorg vervulde. Dat van participatie aan de oecumenische beweging geen sprake kon zijn, was voor veel evangelicalen evident. Maar dezelfde oecumenische beweging was ook een vraag aan de her en der verspreide evangelicalen6.

In de periode tussen 1954 en 1966 werd langzamerhand een kloof zichtbaar binnen de evangelicale beweging wat betreft de opstelling t.a.v. de oecumenische beweging en de consequenties die men uit hun standpunt moest trekken.Moesten evangelicalen trouw blijven aan hun denominatie, ook als deze betrokken was bij de Wereldraad van Kerken en de oecumenische beweging, of moesten evangelicalen hun kerk verlaten? Lloyd-Jones meende dat degenen die elkaar herkenden in een gemeenschappelijk orthodox geloof verplicht waren eenheid te zoeken. Deze eenheid mocht niet beperkt blijven tot participatie in overkoepelende organen (zoals de Evangelical Alliance), maar moest ook kerkelijk gestalte krijgen.

De Nieuwtestamentische opdracht tot eenheid van ware gelovigen niet te honoreren, stond voor hem gelijk aan schisma. Dat zou echter wel een breuk betekenen met de bestaande denominaties. Echter, in Lloyd-Jones' visie waren deze afgeweken van wat hij als orthodoxie interpreteerde en was afscheiding geen mogelijkheid, maar plicht.

Omdat ik me in dit paper vooral richten wil op de rol van Lloyd-Jones, is het goed om eerst kennis te nemen van zijn ecclesiologische standpunten. Deze verklaren namelijk waarom het tot een breuk kwam binnen de evangelicale beweging.

Lloyd-Jones' ecclesiologie

Lloyd-Jones ecclesiologisch standpunt centreert zich rondom een drietal vragen: Wat is een christen? Hoe wordt men een christen? en Wat is de kerk?

Op de vraag: 'Wat is een christen?' geeft Lloyd-Jones als antwoord dat een christen een creatie is van de Geest van God. Bekering en wedergeboorte zijn alleen te herleiden tot het genadige initiatief van God. 'We are Christian because, though we are bad people. God had mercy on us and sent His Son to die for us. We are saved entirely by the grace of God; there is no human contribution whatsoever'7

Het antwoord op de tweede vraag is dan ook niet verrassend. Men wordt geen christen door de bemiddeling van de kerk of de door haar bemiddelde sacramenten, maar door het geloof alleen. Zijn verzet tegen een institutionele opvatting van de kerk verklaart zijn kerkbegrip. De kerk is een vergadering van gelovigen, geen instituut.

De kerk is een vergadering van in Christus gelovenden. De kerk bestaat uit diegenen die in de gemeenschap van de Drieënige God delen door het geloof in Christus. 'The church is a fellowship of saints, not a collection of religious people and it is within this these parameters that he spoke about getting 'the saints together'and evangelical unity'8. Deze gelovigen vormen samen de onzichtbare kerk.

De eenheid van gelovigen is dus onvermijdelijk, omdat zij in dezelfde bekeringservaring delen. '..unity being voluntary, there is no need to 'create' of search for because it is a matter of preserving what is already there'9

Centraal element in de zijn visie op de kerk is de noodzaak van eenheid in de waarheid. Dat karakteriseert de ware kerk. Het 'Opdat zij allen één zijn' uit Joh. 17 wordt volgens hem vaak misbruikt, omdat niet beseft wordt dat het hier een geestelijke eenheid betreft. 'Deze eenheid is iets mystieks, iets geestelijks; zij is wezenlijk; zij ontstaat door het gezamenlijk deelhebben aan hetzelfde leven'.10

De kerk is de plaats waar de heerschappij van Christus erkend en herkend wordt. Waar dat gebeurt woont Hij.11 Daarom kan een kerk waarin verschil van opvatting over waarheid en doctrine is, geen goede kerk zijn. De kerk is immers geschapen tot de lof en glorie van God en daarom dient de zorg voor de zuiverheid van de kerk hoge prioriteit te hebben.


Noodzakelijke kenmerk voor een zuivere kerk is het bezit van een soort 'minimum' aan geloofsgoed. Is dat aanwezig, dan is sprake van een kerk die trouw is aan het orthodoxe, apostolische geloof.

Deze 'essentials' zijn zoal het geloof in de Triniteit, de Godheid van Christus, de historiciteit van Zijn optreden, dood en opstanding, de inspiratie en gezag van de Schrift als openbaring van God, haar regulatief en normerend karakter voor geloof en leven, het geloof in de schepping, de val, de plaatsvervangende verzoening, de noodzaak van wedergeboorte, de opstanding en de verheerlijking van gelovigen.

Zaken waar de Schrift zich niet duidelijk over uitspreekt en die niet ondubbelzinnig zijn, mogen niet kerkscheidend fungeren, zoals doop, charismata, wijze van kerkzijn e.d. Geestelijke eenheid is gebaseerd op eenheid in de leer.

Herleving van de kerk is daarom alleen mogelijk door de Heilige Geest en gaat altijd gepaard met een grote zorg voor de overgeleverde geloofsgoed. Dit geloofsgoed zag hij in de 'mainline' denominaties verkwansel.

Wie dit beschouwt zal zich niet verbazen dat Lloyd-Jones weinig heil zag in de oecumenische beweging, juist omdat een aantal wezenlijke karakteristieken uit bovengenoemde opsomming ontbrak bij participerende denominaties12. ''voordat er sprake kan zijn van gemeenschap moet er een gemeenschappelijke leer zijn'13.

Voor Lloyd-Jones was een christen per definitie een evangelicaal en vice versa. Lloyd-Jones hekelde de in zijn ogen beperkte zicht op de noodzaak van eenheid bij evangelicalen. Wel waren er bovenplaatselijke samenwerkingsverbanden en organisaties waarin meerdere evangelicaal geörienteerde kerken in participeerde, maar het vormen van 'movements' deed geen voldoende recht aan de diepe bijbelse roep om eenheid. Zijns inziens moest dit gestalte krijgen in kerkelijke eenheid. 'Eenheid is leven, kracht, bevlogenheid. Zij ontstaat als mensen aaneengesmeed zijn door wat zij gemeen hebben. En dit geldt voor alles voor de kerk van God'14. Achter dit kerkbegrip staat duidelijk een congregationalistische, independente kerkopvatting. De kerk was voor hem geen gemengd lichaam, maar een vergadering van ware gelovigen.

Lloyd-Jones was gepokt en gemazeld in het Puritanisme en de liefde tot reformatie van de kerk zat diep15. Voor hem kon alleen een zuivere kerk heilzaam, getuigend en aantrekkelijk in de wereld staan. Hierbij sloot hij zich steeds nadrukkelijker aan bij een Independente kerkopvatting16.

Hij voelde zich aangetrokken tot die Puriteinen die in de zeventiende eeuw hun poging tot reformatie van de Anglicaanse Kerk van binnenuit te reformeren op hadden gegeven, de kerk verlaten hadden en een independente, congregationalistische kerkstructuur voor ogen hadden (zoals de zo door hem bewonderde John Owen)17.

Zijn kritiek op de grotere denominaties was dat ze vaak een liberale theologie ten grondslag hadden en oecumenische tendensen hadden. En vooral: ''denominational and institutional Christianity for Lloyd-Jones was subversive of autonomy in the local church'18.

Lloyd-Jones visie op de oecumenische beweging

Zijn grote wantrouwen tegenover de Wereldraad van Kerken (WCC) werd gevoed door het vermoeden dat het doel van deze Raad een grote verenigde 'super'-kerk zou zijn, een kerk waarin dogmatische promiscuïteit legitiem zou zijn en waar van werkelijke eenheid geen sprak was.

In de eerste helft van de zestiger jaren begon Lloyd-Jones steeds meer op te roepen tot tegenactie van orthodoxe evangelicalen. Deze tegenactie bestond, kort gezegd, in het doorsnijden van alle banden met gemengde kerken en het komen tot een nieuwe federatie van evangelicale kerken, geschoeid op independente leest.

Lloyd-Jones' kritiek op de oecumenische beweging was voornamelijk gericht op de premisse dat de dialoog tussen verschillende tradities gevoerd moest worden op grond van de aanvaarding van elkaar als christen. Hij had vragen bij de condities waarop dat christen-zijn berustte. Als er immers niet een minimale consensus is, is het niet mogelijk om tot werkelijke gemeenschap te komen. Degenen die het geloofsgoed van de Kerk der eeuwen bevragen en onder kritiek stellen behoren niet tot de kerk en mogen als zodanig niet erkend worden als broeders in het geloof.19

De roep om eenheid is terecht, maar, zo meende Lloyd-Jones: ''the question of unity must never be put first. We must never start with it, always bearing in mind the order stated in Acts 2:42, where fellowship follows doctrine'20. Lloyd-Jones zag hoe de exclusiviteit van het christelijke geloof meer en meer in het geding kwam in de grote traditionele kerken21. Zo sprak in 1961 de Aartsbisschop Michael Ramsey de verwachting uit atheïsten in de hemel te ontmoeten.22 Ook hekelde hij de vrijheid van interpretatie van de klassieke belijdenisgeschriften in verschillende geloofsgemeenschappen, zoals de 39 Artikelen binnen de Anglicaanse Kerk.

In reactie op deze ontwikkelingen zei Lloyd-Jones in 1962, op een samenkomst van de Westminster Conference: 'Fellowship exist only among those who believe, als the result of the operation of the Holy Spirit, these essential truths concerning man's lost estate 'that we are all 'by nature children of wrath (Ephesians 2:3) ' and the action of God in Christ Jesus for our salvation and restoration. There is no fellowship between people who believe that and those who believe something else, which they may call a gospel but which, as Paul tells the Galatians, 'is not a gospel' (Galatians 1: 6,7).23

In het begin van 1966 zag zijn gemeente in Londen zich geplaatst voor de vraag of deelname aan de nieuw te vormen 'Congregational Church in England and Wales' gewenst of ongeoorloofd was. Al voor de oorlog had de toenmalige Congregationalistische Unie, waarin Westminster Chapel participeerde, duidelijke oecumenische sympathieën. Aangezien het nieuw te vormen genootschap streefde naar samenwerking met de Britse Raad van Kerken en de Wereldraad van Kerken, was de uitslag te verwachten: op de ledenvergadering stemde iedereen voor het voorstel niet te participeren.

Lloyd-Jones, die in 1947 al op het punt gestaan had met de Unie te breken, maar tot dan toe gebleven was om de evangelicale positie binnen de Unie niet te verzwakken, gaf aan dat na twintig teleurstellende jaren het breekpunt gekomen was.

Hij lichtte zijn bezwaar toe: 'As a church we had always regarded the ecumenical movement as being anti-evangelical and therefore against the interests of the Gospel as we understand it. (') It was clear that the ultimate object was to have a single comprehesive church in this coutry and that would obviously include eventually the Church of Rome, basically unreformed though perhaps modified in certain outward respects''24

Lloyd-Jones' zorg over een mogelijke toekomstige wereldkerk was, achteraf bezien, niet gerechtvaardigd. Ook met de landelijke verenigingen in Engeland is het zo'n vaart niet gelopen.25

Een ander argument om te breken met de Unie was dat Lloyd-Jones van mening was dat door de vorming van de nieuwe kerk het independente karakter van de gemeente in gevaar gebracht werd. Alle pogingen tot centralisatie hield hij voor verdacht.26 Wel sloot Westminster Chapel zich in 1967 op instigatie van Lloyd-Jones aan bij de Federation of Independent Evangelical Churches, een brede evangelicale federatie, waaraan zowel calvinistische als arminiaanse evangelicale gemeenten, predikanten en individuen zich lieerden.

Eén was de organisatie in de omschrijving van een brede evangelicale consensus, waarbij men elkaar in secundaire zaken vrij wilde laten. Middels aansluiting bij de FIEC was Westmisnter Chapel automatisch verbonden aan de British Evangelical Council (waarover later meer).

Lloyd-Jones zag de oecumenische beweging niet alleen als een gevaar, maar ook als een grote uitdaging voor evangelicalen om te laten zien wat werkelijke oecumene was. Keer op keer benadrukte hij dat hij niet tegen oecumene als zodanig was, maar dat oecumene voor hem wel een gekwalificeerd begrip was: 'I believe from the bottom of my heart in church unity and I look on schism as sin' en 'I am a believer in ecumenicity, evangelical ecumenicity. To me the tragedy is that we are divided'27

Sterk bekritiseerde hij de evangelicale beweging dat men de roep tot eenheid, zoals die in het Nieuwe Testament klonk, onvoldoende serieus had genomen. Er was wel samenwerking in allerlei platforms, op bovengemeentelijk niveau, maar dit had niet geleid tot kerkelijke vereniging.28 Volgens Lloyd-Jones kwam deze deficiëntie gevaarlijk dichtbij schisma. Schisma interpreteerde hij als (onnodige) scheiding van christenen die fundamenteel met elkaar overeenstemmen, zoals dat in de evangelicale beweging het geval was29.

Op een vergadering van de Puritan Conference verwoordde hij zijn zorg als volgt: 'Is it right that we should be more associated in general, and in our total life as Christians in the church, with people with whom we do not agree, than with people whith whom we do agree about these central vital matters?30' Op een bijeenkomst van de Westminster Fraternal in juni 1963 klaagde hij: 'Our testimony has been inevitably inconsistent because it is scripturally defective. We have critisised those in error yet continued to belong to the same church and have acknowledged them as members and dignitaries'31 Bij deze gelegenheid sprak hij zijn zorg uit over die evangelicalen die wel beleden dat de Schrift prioriteit had in haar spreken over de kerk, maar die in de praktijk zich lieten beïnvloeden door argumenten, aangedragen door traditie en historie. Hij sprak zijn zorg uit over het feit dat het binnen deze 'mainline'-kerken niet of nauwelijks mogelijk was de tucht uit te oefenen.32

Lloyd-Jones' opvatting en zorg werd niet door alle evangelicalen gedeeld. Wat hij interpreteerde als een blinde vlek, werd door hen beschouwd als onderschatting van geboden mogelijkheden. Er was, met name bij conservatieve Anglicanen, een positieve toekomstvisie. Het laatste decennium had immers geleid tot een versterking van hun positie binnen de Anglicaanse kerk: zij zagen hun invloed groeien, kregen eigen onderwijsvoorzieningen en hadden in de personen van dr. Packer en dr. Stott duidelijke en voortvarende leiders gevonden.Met name deze Anglicanen, die een groot deel van de evangelicale beweging uitmaakte, konden Lloyd-Jones' diagnose niet delen, laat staan de door hem voorgestelde oplossing navolgen.

Meer en meer werd deze interne verdeeldheid binnen de evangelicale beweging zichtbaar. Zo was er bij verschillende evangelicale Anglicanen een tendens zichtbaar die actieve participatie aan de oecumenische beweging bespreekbaar wilde maken en zo hun evangelicale invloed uit te breiden, zonder te compromitteren.

Anglicanen moesten juist dienstbaar zijn en zich in dit tijdsgewricht van grote verwarring vruchtbaar maken door een evangelicaal geluid te laten horen. Evangelicale Anglicanen gingen deelnemen aan conferenties en besprekingen met niet-evangelicalen. Het was met name deze wending die door Lloyd-Jones onder kritiek gesteld werd.33 Lloyd-Jones vroeg zich af of men niet steeds verder grensverleggend bezig was en of er ooit wel een punt zou zijn waarop evangelicale Anglicanen verlating van hun kerk reëel en noodzakelijk achtten. Participatie is immers alleen mogelijk op grond van erkenning en aanvaarding van de ander(sdenkende). Deze verandering werd duidelijk zichtbaar in de evangelisatiecampagines van Billy Graham in de jaren vijftig. Was deze eerst niet bereid samen te werken met niet-evangelicalen, later werden zijn campagnes gesteund door prominenten die duidelijk zijn geloofsopvattingen niet aanhingen. Lloyd-Jones heeft hierover met Graham gesproken en medewerking aan zijn campagnes geweigerd, zolang Graham samenwerkte met liberalen en Rooms-Katholieken.

Ook het feit dat de bekende evangelicale Nieuwtestamenticus prof. F.F. Bruce 'gemene zaak' maakte met liberale niet-evangelicalen door samen met dr. William Barclay de regie van een serie 'Bible-guides' op zich te nemen, vervulde Lloyd-Jones met zorg.

Al deze factoren bij elkaar bezien waren de oorzaak van zijn vermoeden dat de kerk koerste naar een crisis, een crisis waarvan hij meende dat deze zijns gelijke sinds de reformatie niet meer gekend had. Dit sterkte hem in zijn overtuiging dat het zijn roeping was evangelicalen bijeen te brengen in een gezamenlijk kerkelijk leven.

Overigens wilde hij geen blauwdruk van zijn plannen geven. Dat deed hij bewust niet, want zijn streven was geen nieuwe denominatie naast vele anderen. Op de beschuldiging dat hij bezig was een nieuwe calvinistische presbyteriaanse kerk aan organiseren was, antwoordde hij: 'I have no personal interest in all we are discussing. I have not proposed a new Church. I am not an organizer ' it is probably one of my greatest defects (') I still feel that evangelicals are missing an opportunity which will probably never recur. A world Church is coming and evangelicals will be faced with a fait accompli'. 'I have never proposed a united evangelical Church. What I have believed in is fellowship for mutual edification and encouragemnt and perhaps certain other activities' 34.

Hij hield bewust geen concrete plannen achter de hand, omdat het hem niet te doen was om een nieuwe denominatie, maar om een federatie van evangelicalen die elkaar in hoofdzaken zouden vinden, en elkaar in bijzaken 'zoals kerkvorm en 'regering ' vrij zouden laten.35

Al met al is het jaar 1965 voor hem persoonlijk een moeilijk jaar geweest, met name vanwege het feit dat hij de zich langzamerhand een scheuring zag voltrekken binnen een gemeenschap die lange tijd één was geweest in doelstelling en ideaal en hij zich bewust werd dat hij met zijn standpunt een eenzame positie binnen de evangelicale wereld innam.

De crisis van 1966

Lloyd-Jones was zich bewust dat 1966 een beslissend jaar zou worden. En dat werd het ook.36 Hoogtepunt in de controverse was de geruchtmakende toespraak van Lloyd-Jones op de Second National Assembly of Evangelicals, een interkerkelijk organisatorisch lichaam waarin allerlei evangelicale gemeenten in participeerden.

Begin 1966 gaf Lloyd-Jones tijdens een bijeenkomst van de Westminster Fellowship dr. Packer gelegenheid zijn visie op de situatie te geven. Packer was het als Anglicaan niet eens met Lloyd-Jones' standpunten. Hij vond dat evangelicalen al op heel veel terreinen samenwerken en zo gestalte trachtte te geven aan hun verbondenheid.

Organisatorische of denominationele eenheid achtte hij niet nodig. Verschillen in visie op secundaire zaken rechtvaardigen zijns inziens het blijven in verschillende denominaties. Packer vroeg hiermee respect voor de eigenheid van de verschillende bestaande tradities.

Op 18 oktober was het zover dat de tweede vergadering van de 'National Assembly of Evangelicals', georganiseerd door de Evangelical Alliance, gedurende drie dagen zou plaatsvinden in de Methodist Central Hall, Londen.

Lloyd-Jones zou als eerste het woord voeren op het congres waarin het gesprek over christelijke eenheid centraal zou staan37. Dat hij als eerste het woord zou voeren was opmerkelijk, gezien het gegeven dat de organisatoren op de hoogte waren van Lloyd-Jones' verlangen te komen tot een verenigde evangelicale kerk en dat duidelijk niet deelde. Gespreksleider die dag was dr. J.R.W. Stott, die als Anglicaan en bekende van Lloyd-Jones ook op de hoogte was van zijn standpunt. Lloyd-Jones verdedigde die avond met passie zijn welbekende standpunt: het unieke van de huidige situatie (gezien de opkomst van de oecumenische beweging) rechtvaardigt de huidige visie op eenheid door samenwerking niet meer. De eenheid tussen evangelicalen dienst gestalte te krijgen in een gezamenlijk kerkelijk leven.

De emotie zou deze avond hoog oplopen. Lloyd-Jones had profetisch charisma38: 'My dear friends, we are living in tremendous times. We are living in one of the great turning points of history. I have said already, and I say it again; there has been nothing like this since the sixteenth century. It is a day of glorious opportunity, unique opportunity, unexampled opportunity, if only we could see it, and rise up and take it39.'

De vraag is of evangelicalen genoegen moeten nemen met een evangelicale vleugel binnen een plurale, oecumenische kerk. 'Here is the great divide. The ecumenical people put fellowship before doctrine. We, as evangelicals, put doctrine before fellowship'. Hij bekritiseerde de onwil van evangelicalen die participeerden in verschillende denominaties: 'The impression is given that evangelicals are more concerned to maintain the integrety of their different denominations than anybody else in those denominations'

'What reasons have we for not coming together? Why is it that we are so anxious to hold on to our inherited positions? Don't we feel the call to come together, not occasionally, but always? It's a grief to me that I spend so little of my time with so much of my brethren, I want to spend the whole of my time with them'. Lloyd-Jones zei, onder verwijzing naar het Oudtestamentische begrip van de 'rest': 'Since when has the doctrine of the remnant been forgotten amongst evangelicals? It is one of the most glorious doctrines in the whole of the Bible. As a well-known American put it last century: 'One with God is a majority'. Evangelicals are not interested in numbers. We are interested in truth, and in the living God'.

De spanning die ontstond was het gevolg van het feit dat Lloyd-Jones voor een gezelschap waarin de meningen verdeeld waren t.a.v. kerkelijke eenheid toch een oproep tot vereniging deed uitgaan: 'Let me therefore make an appeal to you evangelical people here present this evening. What reasons have we for not coming together?'

John Stott, de gespreksleider, reageerde afwijzend op Lloyd-Jones'toespraak en plaatste in een 'postscriptum'enkele kanttekeningen bij Lloyd-Jones' betoog. 'We are here to debat (') appeal should have come to the end. I believe history is against what Dr lloyd-Jones has said (') scripture is against him, the remnant was within the church not outside it. I hope no one will act precipitately (') We are all concerned with the same ultimate issues and with the glory of God' 40.

Stott wist van Lloyd-Jones standpunt, maar had niet vermoed dat Lloyd-Jones van de gelegenheid gebruik zou maken een krachtig appel tot separatie en vereniging wou laten uitgaan.41

Hier was sprake van een confrontatie tussen twee evangelicale groten: beide van harte de orthodox-protestantse beginselen toegedaan, beiden exemplarisch in hun betekenis voor de herleving van de 'expository preaching', beide intellectuelen met leiderscapaciteiten, beiden een in hun zorg voor het behoud en de groei van de evangelicale beweging en beide pleitbezorgers van niet te verenigen kerkmodellen: de een overtuigd Anglicaan, de ander overtuigd Independent. De een stond voor separatie, de ander was bereid het gesprek met andersdenkenden aan te gaan en bereid tot compromisloze participatie.

Stott bekritiseerde Lloyd-Jones' verwijzing naar de 'rest'. Hij verwierp de gelijkstelling van het verbondsvolk van God in het Oude Testament met het idee van een ware kerk temidden van een ontrouwe (wereld)kerk. 'In the Old Testament Isaiah had a kind of school of discipleship but they did not secede from the people of God42'.

Stott's had moeite met het appelerende karakter van Lloyd-Jones' toespraak. De vergadering had debat tot doel gesteld, en gezien het charismatische gehalte van Lloyd-Jones' referaat achtte Stott het niet denkbeeldig dat men tot overhaaste actie overging.43

De discussies die de volgende dag gehouden ware, bleken teleurstellend voor Lloyd-Jones te zijn. In de bespreking van het rapport van de commissie onderstreepte de Evangelical Alliance dat er geen brede behoefte was aan een verenigde evangelicale kerk. Een amandement van een aantal deelnemers afstand te nemen van Stott's reactie en Lloyd-Jones'appel te aanvaarden, werd niet aan de vergadering voorgelegd. De reacties op Lloyd-Jones'oproep in 1966 waren verdeeld, maar overwegend negatief. Lloyd-Jones'vriend, de bekende Anglicaanse Oudtestamenticus Alec Motyer zag dat zijn appel een blijvende erfenis van verdeeldheid en wantrouwen tot gevolg had binnen de evangelicale beweging.44 David Winter, in 1966 de algemene secretaris van de Evangelical Alliance beschouwde de gebeurtenis in 1990 als een niet ter zake doende oproep, waarvan de evangelicale beweging nog bezig was zich ter herstellen.45

Lloyd-Jones heeft de loyaliteit van de evangelicale Anglicanen t.a.v. hun kerk verkeerd ingeschat. R.T. Kendall, een van Lloyd-Jones'opvolgers in Westminster Chapel sprak van een 'politieke misvatting'46. Ook werd hem door critici vaagheid in zijn preciese bedoeling verweten. Men wist niet goed wat hij voor ogen had en miste organisatorische duidelijkheid over het kerkmodel dat hij voor ogen had.

Effect

De Evangelical Alliance pleitte voor een 'geest van geduld en wederzijds respect tussen broeders die met elkaar van mening verschillen over interpretatiekwesties'47. Zij verzette zich tegen Lloyd-Jones'separatisme en wilden blijven wat ze waren: een organisatie voor vrijwillige associatie van evangelicalen.

Nominaal gezien had de oproep van Lloyd-Jones nauwelijks effect. Slechts enkelen onttrokken zich van hun denominatie of van de Evangelical Alliance. Gevolg van de verschillen in ecclesiologisch standpunt waren de contouren van een langzaam zichtbaar wordende scheiding van geesten in de evangelicale beweging. Mochten de evangelicale Anglicanen in de vijftiger jaren nog wel eens gedacht hebben aan de optie van afscheiding, naarmate hun positie verstevigde in de zestiger jaren, besloten zij meer en meer trouw te blijven aan hun kerk. Hoogtepunt in deze ontwikkeling was de nationale conferentie voor evangelicale Anglicanen in Keele, 1967 waarin de positie van de evangelicale beweging binnen de Church of England centraal zou staan.

Deze conferentie zou een keerpunt zijn voor evangelicale Anglicanen waarin hun bereidheid om actief en participerend binnen de Church of England te staan werd uitgesproken.

In Keele werd uitgesproken dat evangelicale Anglicanen wilden leren van het gesprek met anderen, dat anderen het verdienden om als christen te worden behandeld. Tevens werd de geloofsbasis van de Wereldraad van Kerken als genoegzame uitdrukking voor het onderlinge oecumenische gesprek aanvaard. Lloyd-Jones meende dat de evangelicale Anglicanen met deze koerswijziging het gesprek met evangelicalen buiten hun kerk sterk bemoeilijkt hadden.48

Al spoedig na het debacle tijdens de Second National Assambly of Evangelicals werd deze scheur zichtbaar in de Westminster Fellowship. Dit was een genootschap van vnl. predikanten die regelmatig samenkwam in Westminster Chapel voor onderling gesprek, lezingen en discussie.

Deze groep was sterk gecentreerd rondom de persoon van Lloyd-Jones. Het gezelschap stond open voor iedereen die de orthodoxe evangelicale beginselen toegedaan was. Lloyd-Jones meende dat, nadat wat gepasseerd was in october 1966, het niet meer mogelijk was in deze samenstelling samen te komen, omdat het verschil in visie op de ecclesiologie te groot was onder evangelicals om zonder spanning verder te gaan.

Hiertoe onbond hij de Fellowship49. Deze rigoreuze stap was volgens de secretaris van het genootschap een sterke reactie op wat zich had afgespeeld in de Methodist Hall: ''the Doctor was outraged and hurt [by Stott's response] and I think on reflection that the presence of evangelical Anglicans who were quite happy to stay in their denomination had, by doing so, become a reflection on what he was trying to say'50.

Lloyd-Jones bleek wel bereid te zijn een doorstart met de Fellowship te maken, maar deze moest dan op andere gronden samengesteld worden dan tot nu toe het geval was geweest. Deelnemers van deze vernieuwde Fellowship moesten adhesie betuigen aan een nieuwe grondslag, waarin de aversie tegen de oecumenische beweging wel heel duidelijk uitgesproken werd.51

Dit leidde tot een gezelschap dat zich geheel geconformeerd had aan Lloyd-Jones' separatistische opvattingen. Een derde van de vorige Fellowship kon of wilde hieraan niet voldoen en vertrok. Lloyd-Jones zag weinig heil om binnen het verband van de Fellowship in discussie te blijven met hen zijn vooronderstellingen niet deelden, uit vrees dat de eenheid en de sfeer hierdoor nadelig beïnvloed zouden worden. Tijdens deze gebeurtenis blikte Lloyd-Jones terug op hetgeen voorgevallen was en drong erop aan dat de liefde zou blijven en dat er respect opgebracht moest worden voor degenen met wie men verschilde in opvatting. 'Our personal relationships will remain what they were before. We can help one another, but we cannot go on in regular associations'.52

Pijnlijk zichtbaar werd de vervreemding ook in de persoonlijke verhouding tussen Lloyd-Jones en dr. Packer.53 Samen hadden zij de Puritan Conferences opgezet die veel belangstelling trokken en mede verantwoordelijk waren voor de vernieuwde aandacht die vanaf de vijftiger jaren weer gesteld werd in het puritanisme. Packer was echter niet van plan de positie van evangelicalen binnen de Church of England op te geven.

Hij wilde vast houden aan een 'tweesporenbeleid': betrokkenheid bij evangelicalen in andere denominaties én zorg voor de historisch gelegitimeerde positie van de evangelicalen binnen de Church of England.54

Grote moeite had Lloyd-Jones met Packer's bereidheid om met andersdenkenden binnen zijn kerk samen te werken. Zo sloot Packer een 'monsterverbond' met Anglo-Katholieken om de fusie met de Methodistische kerk buiten de deur te houden.

Packer was voorstander van een kerk met verschillende modaliteiten, mits deze niet liberaal waren. Dat bood voor hem voldoende basis om samen te werken met de hoogkerkelijke Anglo-Katholieke beweging. Deze bereidheid tot samenwerking met andersdenkenden leidde tot een dermate vervreemding tussen Lloyd-Jones en Packer dat samenwerking niet langer mogelijk was en Packer zich uit de organisatie van de Puritan Conference moest terugtrekken.55

Lloyd-Jones trok zich meer en meer terug van de Evangelical Alliance en zou zich gaan richten op de British Evangelical Council, een in 1953 opgerichte organisatie, die kerken verenigde die niet meegetrokken wilde worden in de oecumenische beweging. Het was Lloyd-Jones' hoop dat de BEC zou gaan fungeren als uitvalbasis voor de organisatie van gezamenlijk kerkelijk optrekken van evangelicalen. Eind 1967 organiseerde de BEC een conferentie in Westminster Chapel. De laatste lezing, over de boodschap van Luther, werd verzorgd door Lloyd-Jones en werd bezocht door meer dan 2500 mensen. Hier sprak hij uit dat in zijn opinie evangelicalen die meenden trouw te moeten blijven aan hun gemengde kerken zich schuldig maakten aan 'schuld door associatie': 'If you are content to function in the same church with such people, you are virtually saying that though you think you are right, they also may be right' That, I assert, is a denial of the Evangelical, the only true faith'56.

Lloyd-Jones had hoge verwachtingen van de betekenis van de BEC: 'I believe the call to the BEC, which it has heard and already responded to, is to do in our age and generation precisely what Elijah did on Mount Carmel'57.

Lloyd-Jones' steun aan de BEC veranderde de organisatie van een voornamelijk anti-oecumenische protestbeweging tot een federatie van kerken die eenheid op grond van overeenstemming in de elementaire geloofsartikelen voorstonden.

Evaluatie

Niet vergeten mag worden dat het ideaal van 'the Doctor' primair positief geduid moet worden. Het ging hem om vereniging, niet om scheuring. Hij was er van overtuigd dat 'continuing evangelical remnants of denominations is not the answer. There must be not only a coming out, but a coming together of evangelical people'.

Dat zijn oproep tot vereniging wel zou moeten leiden tot scheuring met bestaande denominaties was hij zich wel bewust, maar dat interpreteerde hij 'vanuit zijn ecclesiologisch standpunt wel begrijpelijk ' als plicht.

In Lloyd-Jones's kerkelijke standpunt is sprake geweest van een graduele toewending tot het indepentisme. Dat heeft geleid tot verscherping van zijn positie en de accenten die hij legde. Aan het begin van zijn carriere sprak hij wel op bijeenkomsten waar niet-evangelicale sprekers spraken. Zo verleende hij in 1948 nog wel zijn medewerking aan een evangelisatieactie onder studenten te Edinburgh waaraan ook de liberale anglicaan Alec Vidler sprak. McGrath vermoed dat het met name de toenemende invloed en dreiging van de Wereldraad van Kerken tot deze positieverandering heeft geleid.58

Ten diepste was het Lloyd-Jones te doen om een reformatie van de kerk. Dat was zijn dagelijks gebed en hij besefte terdege dat herleving een zaak was die geestelijk of beter, pneumatologisch geduid moet worden59. Toch ontsloeg hem dat niet, zo was zijn stellige overtuiging, er alles aan te doen om de zuiverheid van het geloof te bewaren, omdat dat juist de weg was waarin vernieuwing en herleving te verwachten was.

Het is een interessant vermoeden van McGrath dat Lloyd-Jones in zijn hameren op de noodzaak van ecclesiologische eenheid van de evangelicale beweging misschien meer dan hij heeft gewild, beïnvloed is door diezelfde oecumenische beweging die hij zo bestreed.

Juist de roep die de oecumenische beweging deed uitgaan naar zichtbare kerkelijke eenheid, zou een stimulans voor hem geweest kunnen zijn, een zelfde oproep te doen uitgaan binnen de evangelicale beweging.

Zijn opvatting heeft hem met name binnen de beweging van evangelicale Anglicanen geen goed gedaan. Door zijn optreden heeft Lloyd-Jones zich in een positie geplaatst die zich laat kenschetsen als een toenemende isolering. ''hij werd niet langer beschouwd als een evangelicale grootheid die voor de beweging als geheel kon spreken'60.

Doordat Lloyd-Jones zich nadrukkelijk identificeerde met de BEC, een organisatie die niet door alle evangelicalen gesteund werd, kon zijn verlangen naar zichtbare eenheid maar gedeeltelijk gestalte krijgen en was het gevaar van exclusivisme niet denkbeeldig.

Evangelicalen die zijn opvatting niet deelden beschuldigde hem van separatistische tendensen door gemeenschap en samenwerking te liëren aan het kerkelijke standpunt dat evangelicalen huldigden. Al vanaf de 19e eeuw was steeds het standpunt gehuldigd dat voor samenwerking het kerkelijke standpunt secundair was.In dat opzicht is er inderdaad sprake van een koerswijziging bij Lloyd-Jones. Deze wijziging in opvatting moet geïnterpreteerd worden tegen de achtergrond van zijn visie op de oecumenische beweging.

Keer op keer benadrukte hij het volstrekt unieke en onvergelijkbare van het moment. De opkomst van de oecumenische beweging en de dreiging van een wereldkerk waarin dogmatisch indifferentisme de vlag zou voeren, rechtvaardigde zijns inziens niet alleen een getuigend verzet, maar ook een scheuring.

Overigens duidde hij het verlaten van een promiscue denominatie niet als scheiding. De verplichting tot eenheid met degenen die hetzelfde orthodoxe geloof deelden moest sterker zijn dan de band aan de traditionele denominatie61. Sterker nog, het gescheiden optrekken van evangelicalen rechtvaardigde zijns inziens de naam schisma.

Bij critici van Lloyd-Jones leefde de angst dat zijn kerkelijk standpunt dermate enghartig zou uitvallen dat de eventueel nieuw te vormen evangelicale federatie een exclusieve claim zou betekenen de enige ware manifestatie van het Lichaam van Christus in Engeland te zijn.

Lloyd-Jones radicale visie op de oecumenische beweging en de daarop gegronde oproep tot vereniging van evangelicalen én de hernieuwde visie van evangelicale Anglicanen op de trouw aan hun kerk en een daarmee verbonden openheid naar andersdenkenden werkten als een wig die de evangelicale beweging als geheel dreigde te scheuren.

Beider motieven waren gerechtvaardigd, maar niet verenigbaar. Trouw aan de kerk, zoals de Anglicanen voorstonden, betekende een krachtig 'nee' tegen elke vorm van afscheiding. Gedreven door oprechte zorg voor de bewaring van het Evangelie, gepaard met de motivatie gestalte te willen geven aan de bijbelse oproep tot eenheid zoals Lloyd-Jones voorstond, was eveneens een legitiem motief. De prijs die echter voor de eenheid, zoals Lloyd-Jones voorstond, betaald moest worden was hoog. Voor velen te hoog en, in hun ogen, onnodig.

Het is de vraag of Lloyd-Jones de zorg van evangelicalen die principieel niet wilden scheuren en het geheel van hun denominatie niet los wilde laten, voldoende gepeild heeft en of hij zich voldoende bezonnen heeft op de vraag waar en wanneer scheiding noodzakelijk en onvermijdelijk is.

Daarnaast heeft hij met zijn beschuldiging van schuld door associatie de motieven van hen die dienstbaar wilden blijven aan hun kerk niet waarachtig gepeild.62 Het viel immers te verwachten dat evangelicale Anglicanen die sinds de jaren vijftig hun invloed gestaag zagen groeien binnen de Church of England, weinig belang zouden hebben bij zijn oproep tot separatie.

Tevens blijft het een vraag hoe legitiem het is om de visie op de oecumenische beweging tot keursteen van orthodoxie te maken en op grond van deze overweging andere evangelicalen te taxeren.

Ten diepste kan de kwestie teruggebracht worden op het verschil in ecclesiologische visie: achter Lloyd-Jones' opvatting lag het independente verlangen naar een zuivere kerk van ware gelovigen, terwijl andere evangelicalen min of meer vasthielden aan de klassieke reformatorische opvatting van de kerk als onzichtbare grootheid, die naar haar zichtbare zijde altijd de gestalte van een promiscue entiteit aanneemt, omdat op de akker van Gods Rijk onkruid en tarwe opgroeien tot de dag van de oogst, waar God de scheiding voltrekt.

Bencher wijst erop dat de meeste van degenen die aan Lloyd-Jones' oproep gehoor gaven al voor 1966 het independente standpunt toegedaan waren.63 Bezien vanuit zijn independente kerkopvatting kan hem rechtlijnigheid in het toepassen van zijn visie niet ontzegd worden, alleen, niet alle evangelicalen waren independent.

Pijnlijk was het dat het onbedoelde effect van Lloyd-Jones' oproep een verdere verdeeldheid van de evangelicale beweging tot gevolg had: degene die gehoor gaven aan zijn oproep en samenkwamen in de BEC, de evangelicale Anglicanen die na de Keel-conferentie versteviging van hun positie binnen de Church of England voorstonden en de overige, in diverse kerken verspreide evangelicalen die aangesloten bleven bij de Evangelical Alliance.

Bencher's conclusie lijkt gerechtvaardigd: 'In the eyes of the church at large it was a retreat into self-imposed marginalization'64

 

1.

Dr. David Martyn Lloyd-Jones (1899-1981) werd te Wales geboren. Hij gaf een topcarriere als arts op om vanaf 1927 de kerk te dienen. Van 1927 tot 1938 was hij als predikant dienstbaar in Aberavon, een periode die gekenmerkt werd door een opmerkelijke opbloei van geestelijk leven in deze mijnwerkersplaats. Werd beroepen als predikant van de grote Londense Westminster Chapel, naast G. Campbell Morgan, een gemeente die hij tot 1968 gediend heeft. Lloyd-Jones was begiftigd met grote spreekgave, een gave die hij benutte ten dienste van de herleving van de zgn. 'expository preaching', een stijl van preken die herinnert aan die van Calvijn, waarbij gehele Bijbelboeken vers voor vers doorgenomen werden. Emil Brunner, die Lloyd-Jones eens hoorde preken, betitelde hem als de 'greatest preacher in Christendom today'. Lloyd-Jones greep, in een tijd van toenemende liberalisering van de theologie en prediking, terug op klassiek reformatorische noties. Lloyd-Jones was een persoonlijkheid met leiderskwaliteiten. Zo was hij betrokken bij de oprichting van de Inter-Varsity Fellowship (IVF), the London Bible College en de International Fellowship of Evangelical Students (IFES). Zijn betrokken- heid bij Puriteinen en puriteinse theologie leidde in de angelsaksische wereld tot een herleving van interesse in deze vrijwel vergeten stroming. De oprichting van de Banner of Truth leidde tot de heruitgave van veel puriteinse geschriften. Ook was Lloyd-Jones, samen met dr. J.I. Packer, betrokken bij de in de vijftiger jaren opgerichte Puritan Conferences, die tot de dag van vandaag jaarlijks in Londen gehouden worden. Lloyd-Jones betrokkenheid in puriteinse theologie leidde bij hem tot grote interesse in de pneumatologie. Hij was diep overtuigd van de noodzaak van herleving van de religie en zag die herleving alleen als mogelijk wanneer de Schrift weer met autoriteit spreken kon. De invloed en betekenis van Lloyd-Jones voor de evangelicale beweging zijn nauwelijks in te schatten, getuige de reikwijdte die zijn geschriften en preken wereldwijd behaald hebben met vertalingen in het Duits, Nederlands, Spaans, Portugees, Fins, Zweeds, Deens, Koreaans, Vietnamees en Japans. De beste Lloyd-Jones-biografie is de tweedelige van Iain H. Murray: D. Martyn Lloyd-Jones. The First Forty Years 1899-1939, Edingburgh, 1998 en The Fight of Faith 1939-1981, Edinburgh 1990. Een beknoptere biografie die een iets kritischer geest ademt is John Brencher, Martyn Lloyd-Jones (1899-1981) and Twentieth-Century Evangelicalism (Studies in Evangelical History and Thought), Carlisle/Waynesboro, 2002.

2.

Dr. John R.W. Stott was Rector van een grote Anglicaanse gemeente, All Souls, in Londen. 'Stott had been at the centre of a revival of Anglican evangelicalism since the 1950s'', Brencher, Martyn Lloyd-Jones, 101.

3.

Alister McGrath, De laatste der puriteinen. Een biografie van James I. Packer, Zoetermeer 2000, 120.

4.

Die zorg was niet geheel onterecht, toen b.v. in 1965 dr. Soper, een van de Methodistische leidsmannen, voorstelde om voor het jaar 1965 een ban op het Bijbellezen toe te passen: 'The present situation with regard to the Scriptures is intolerable. They represent an incubus that cannot be removed until an almost completely new start is made'. Met betrekking tot de traditionele methodistische zondagsopvatting merkte hij op: 'Let it die. Better still, kill it off'. Geciteerd in Murray, The Fight of Faith, Edinburgh 1990, 425.

5.

The Church of England and the Methodist Church (1963) en All in Each Place (1965). 'To expect a renewal in health in the Church of England and the Methodist Church ' 'neither noted for soundness and depth of doctrine, or sanctity of life' ' simply by reunion was, he (=Packer 'mk-) believed, als unrealistic as 'to expect two consumptives to get better simply through getting married', Murray, The Fight of Faith, 448.

6.

'The ecumenical movement was not only questioning the priority of truth, it was challenging the argument of evangelicals that they could remain scattered in various denominations, because their spiritual unity did not require any external oneness', Murray, The Fight of Faith, 425.

7.

D.M. Lloyd-Jones, Faith on Trial, London 1965, 89.

8.

John Brencher, Martyn Lloyd-Jones, 90

9.

John Brencher, Martyn Lloyd-Jones, 138.

10.

D.M. Lloyd-Jones, De laatste dingen (Serie Geloofsleer), Heerenveen 1999, 17-18

11.

Lloyd-Jones, De laatste dingen, 14

12.

Vgl. zijn opmerking over omgang met liberale christenen: 'En ondanks dit alles wordt van ons gevraagd een eenheid te gaan vormen met mensen die Zijn unieke goddelijkheid loochenen, die niet geloven dat Hij de eniggeboren Zoon van God is, die de maagdelijke geboorte afwijzen en niet geloven dat Hij ooit één wonder gedaan heeft gedaan. (') Zij geloven niet in de plaatsvervangende verzoening of in de persoon van de Heilige Geest. Zij pikken deze ene zinsnede eruit: 'Opdat zij allen één zijn' en vergeten al het rijke leerstellige onderwijs dat eraan voorafgaat. Spreken over eenheid met dergelijke mensen is een verloochening van Johannes 17', Lloyd-Jones, De laatste dingen, 18-19.

13.

Lloyd-Jones, De laatste dingen, 18-19.

14.

Lloyd-Jones, De laatste dingen, 20

15.

''he viewed them as classic instances of Christian determination tot stop at nothing, and to refuse no form of unpopularity and rejection, on order to get God's church into fully scriptural shape'', J.I. Packer, D. Martyn Lloyd-Jones: A Kind of Puritan, in: Collected Shorter Writings of J.I. Packer, Vol. 4: Honouring the people of God, Carlisle 1999, 67.

16.

Vgl. de volgende opmerking: ''het model van de onafhankelijke plaatselijke kerk (') lijkt naar mijn mening het meest op het nieuwtestamentische patroon. Elke kerk zou autonoom en onafhankelijk moeten zijn, maar altijd bereid om gemeenschap te oefenen met degene die één van geest en gevoelen met haar zijn. (') Dat zijn de mensen die het met elkaar eens zijn, die gemeenschap oefenen met alle anderen die dezelfde overtuiging hebben, maar zonder een enkele binding, zonder het recht om afzonderlijke kerken iets op te leggen, zonder het recht om het geweten te binden', Lloyd-Jones, De laatste dingen, 32-33.

17.

Overigens betekende dat niet dat hij geen oog had voor het bovenplaatselijke karakter van de kerk, blijkens hetgeen hij in zijn jaarlijkse brief aan zijn gemeente in 1967 schreef: 'There is always the danger of living only to ourselves, and for ourselves, in the local church' we are part of a larger whole, and we are responsible for what happens there also. Failure to realise this accounts for much of the confusion at the present time. The feeling too often is that as long we are happy and all is going well with us locally that nothing else matters', geciteerd in: Murray, The Fight of Faith, 535.

18.

Brencher, Martyn Lloyd-Jones, 85

19.

'We must be ready to say that men are not Christians and are enemies of the Faith. But how can you if you do belong to them and to the same church?', Murray, The Fight of Faith, 435.

20.

Hoewel Lloyd-Jones bevriend was met verschillende evangelicale Anglicanen, had hij niets op met de volkskerk- of Staatskerkgedachte. In een lezing, gehouden voor de Puritan Conference 1965 en getiteld 'Ecclesiola in Ecclesia' bekritiseerde hij de gedachte van een 'kerkje in de kerk', in de hoop zo reformerend te kunnen werken in het belang van het geheel van de kerk. In deze lezingen loopt hij een aantal van deze experimenten na die door de eeuwen heen zich aan de hand van deze gedachte gemanifesteerd hebben, maar die in zijn ogen op een mislukking uitliepen en niet tot reformatie van binnenuit leidde. D.M. Lloyd-Jones, The Puritans. Their origins and succesors. Addresses Delivered at the Puritan and Westminster Conferences 1959-1978, Edinburgh, 1996, pp. 129-148. Vgl. voor zijn visie op het Anglicanisme de opmerking van J.I. Packer: 'He had little respect for Englishness, (Lloyd-Jones was volbloed Welshman! 'mk-) or for Anglicanism as a heritage of Anglicans as a tribe. (He saw the English as pragmatists, lacking principle, and Anglicans as formalists, lacking theology. When he told me that I was not a true Anglican he meant it as a compliment'. In: J.I. Packer, David Martyn Lloyd-Jones, in: Collected Shorter Writings of J.I. Packer, Vol. 4: Honouring the people of God, Carlisle 1999, 78.

21.

'Heaven is not a place for Christians only'I expect to meet ome present-day atheist there'

22.

D.M. Lloyd-Jones, The Basis of Christain Unity, 1962, 46

23.

D.M. Lloyd-Jones, The Basis of Christain Unity, 1962, 46

24.

Murray, The Fight of Faith, 514-15

25.

De genoemde samensprekingen tussen de Methodisten en de Anglicanen resulteerde niet in een vereniging. De enige vereniging die tot stand komt was die van de Presbyterian Church of England en de Congregational Church in England and Wales tot de United Reformed Church in 1972. Hierbij sloten de Churches of Christ zich in 1981 aan.

26.

''for Lloyd-Jones centralization was incompatible with 'essential Congregationalism' because it violated the autonomy of a congregation's subjection to Christi and the Scriptures alone', Brencher, Martyn Lloyd-Jones, 122.

27.

De eerste uitspraak is afkomstig uit een brief van Lloyd-Jones aan het Welshe tijdschrift Barn, June 1963. De tweede uitspraak is afkomstig uit een toespraak van Lloyd-Jones, opgenomen in de bundel Knowing the Times, Edinburgh 1989, 255. Beide aangehaald in: Brencher, Martyn Lloyd-Jones, 136,137.

28.

Hij zei in een toespraak in 1965: 'I appealed for unity, a unity at the church level. I spoke of the inadequacy of movements and the error of allowing movements to become hardened and persistent. My case was that we were facing the situation in terms of movement and not in terms of the church. So we decides to look into the nature of the church and to consider: Can we reconcile our position with the New Testament?', Murray, The Fight of Faith, 502. Overigens vindt McGrath dat het teveel is om m.b.t. de situatie in de vijftiger en zestiger jaren te spreken van evangelicale eenheid. Hij spreekt liever van 'vreedzame coëxsistentie', McGrath, De laatste der Puriteinen, 127.

29.

'It is only evengelicals who can be guilty of schism. Schism means that men and women who are not agreed about the fundamentals of the faith divide on matters that are not fundamental, and are of second-rate importance'. Uit een preek over 1 Kor. 16:13-14, geciteerd in: Bencher, Martyn Lloyd-Jones, 140.

30.

Lloyd-Jones, The Puritans, 70.

31.

Citaat afkomstig uit de aantekeningen van zijn biograaf, I.H. Murray. Murray, The Fight of Faith, 434.

32.

'The popular exposition of the parable of the tares is to justify the absence of church discipline but this makes the parable contradict other teaching in the New Testament', Murray, The Fight of Faith, 435.

33.

'A new climate of opinion has come in very rapidly'.Large numbers of evangelicals profess to be very satisfied. They say our Colleges are full, they appeal to the influence of the Graham Crusades and believe it is 'only a question of time', 'we are capturing the denominations'. So they are utterly impatient with those who demand true doctrine'they have a heartly dislike of prophets', Geciteerd in: Murray, The Fight of Faith, 504.

34.

Murray, The Fight of Faith, 505, 547.

35.

Murray merkt op: 'His hope therefore was for a basis of association in which churches, whether independent or alreaddy linked in a denominational grouping (where the ministry was sound on essentials) could 'work and operate together' with a minimum of control', Murray, The Fight of Faith, 511.

36.

In zijn jaarlijkse 'Letter to the Members' refereerde hij aan 1966 als 'an astonishing year which has witnessed momentuous events'.

37.

De eerste vergadering had een jaar eerder plaatsgevonden. Toen was een Commissie benoemd, belast met het onderzoek naar de vraag naar eenheid onder evangelicalen. Lloyd-Jones had met andere leden van de Westmisnter Fellowship de commissie van advies voorzien. De bevindingen van deze commissie waren gepubliceerd voordat de Tweede Vergadering in 1966 plaatsvond. Uit dit onderzoek bleek dat er onder evangelicalen wel behoefte was naar nauwere samenwerking, maar niet naar de organisatie van een toekomstige verenigde evangelicale kerk.

38.

''he was at his best that night..', Brencher, Martyn Lloyd-Jones, 96.

39.

Deze en volgende citaten zijn genomen uit Lloyd-Jones' toespraak, die in zijn geheel opgenomen is in de bundel Knowing the Times, pp. 246-257.

40.

Murray, The Fight of Faith, 525

41.

Er is discussie gerezen over de vraag of Stott niet te ver ging in het plaatsen van zijn kanttekeningen en of de objectiviteit wel voldoende gewaarborgd was door het voorzitterschap in handen te geven van een leidinggevende voorman van evangelicale Anglicanen. Duidelijk is nu wel dat hij in elk geval van de Evangelical Alliance de bevoegdheid had ontvangen te reageren indien dat nodig bleek te zijn.

42.

Brencher, Martyn Lloyd-Jones, 92.

43.

'(I) could foresee many young men going home and writing their resignations that night. I wanted to danmp down their enthusiasm and ask them to think about it and wait until the Assambly had discussed the matter'. Stott in een gesprek met Brencher, Brencher, Martyn Lloyd-Jones, 102.

44.

In een brief aan John Brencher, geciteerd in: Brencher, Martyn Lloyd-Jones, 97. Vgl. zijn opmerking in deze brief: 'I cannot make up my mind to this day whether the Doctor really meant what he said' In subsequent conversation I came to wonder whether he had really expected to be taken seriously'.

45.

Third Way, December 1990, vol. 13, no. 12, p. 35. Geciteerd in Brencher, Martyn Lloyd-Jones, 97

46.

Geciteerd in: Brencher, Martyn Lloyd-Jones, 98.

47.

Brencher, Martyn Lloyd-Jones, 99.

48.

Dat er inderdaad van een koerswijziging sprake was moge blijken uit de woorden van dr. J.R.W. Stott: 'Keele expressed the formal public, penitent, renunciation by evangelical Anglicans of that pietism which for too long had marred our life and our testimony. (') Pietism is an immaturate protective attitude of those who have not yet attained their majority. I don't think therefore it is an exaggeration to say that the Keele Congress marked the coming of age of the current generation of evangelicals. Keele was the conscious emergence of evangelical Anglicans into maturity in the wider life of the church and the world. Keele marked for many of us our conversion from the negative and the defensive'', 'Evangelicals in a changing world', Church of England Newspaper, Nov. 1, 1968, p. 12. Geciteerd in: Murray, The Fight of Faith, 555.

49.

'The issue has been settled: there is a fundamental cleavage among us. There are two positions: first, those who believe in staying in and, second, those who see no purpose in doing that. There is the division. It is unmistakable. The same cleavage is here in this Fellowship'. 'I am very ready to do anything to help men who are out of the denominations or who are thinking of moving out, but I cannot see the point of meeting with men who are amamant on staying in'' Geciteerd in: Murray, The Fight of Faith, 529-30.

50.

Geciteerd in: Brencher, Martyn Lloyd-Jones, 108.

51.

Punt 5 in de Statement of Principles luidt: 'Those who are at present in denominations linked with the World Council of Churches are agreed that separation from such denominations is inevitable, and seek to know the mind of God concerning the steps which they should take', Murray, The Fight of Faith, 537.

52.

Murray, The Fight of Faith, 530.

53.

Lloyd-Jones klaagde in 1968: 'It is alas, a time of conflict and trial, indeed a time of tragedy when old comrades in arms are now in different camps. It is not that one in any questions the honesty or the sincerety of such friends. There is only one explanation and that is 'an enemy hath done this'. Never had that enemy been more active or more subtle', Lloyd-Jones, Annual Letter to Members of Westminster Chapel, 1968.

54.

McGrath, De laatste der Puriteinen, 132.

55.

Ook Lloyd-Jones trok zich in 1969 terug als voorzitter. In hetzelfde jaar werd er een punt gezet achter de Conferentie, hoewel deze vanaf 1971 (tot heden) een doorstart maakte als Westminster Conference.

56.

D.M. Lloyd-Jones, Luther and his Message for today, z.p. 1967, 29.

57.

Lloyd-Jones, Unity in Truth, Darlington 1991, 156.

58.

McGrath, De laatste der Puriteinen, 126.

59.

Zo zei hij eens tegen zijn vriend Ph. E. Hughes: 'I pray daily for Revival'.

60.

McGrath, De laatste der Puriteinen, 131. McGrath schroomt niet hem een 'roepende in de woestijn' te noemen. Vgl. de opmerking van Bencher: 'It is difficult not to see the Central Hall appeal as a political mistake. Until that meeting Lloyd-Jones had almost universal approval among all evangelicals, but after 1966 his influence declined amid some bitterness and polarization', Bencher, David Martyn Lloyd-Jones, 131.

61.

'Neither are we to be concerned for separation as such; indeed I would go further and say that our object should be, not to exclude people, but to include as many as possible, and yet to be careful that we are maintaining our principles and our landmarks', Lloyd-Jones, Knowing the Times, 371.

62.

Zo verraadt de opmerking: ''if your doctrine of the church is wrong, eventually you will be wrong everywhere. If you believe in a mixeddenomination'of necessity you have to compromise', Lloyd-Jones, Unity in Truth, 176, gecit. in: Bencher, Martyn Lloyd Jones, 175-76, typisch independente, haast sectarische trekken.

63.

Bencher, Martyn Lloyd-Jones, 133.

64.

Bencher, Martyn Lloyd-Jones, 135.
 

© 2003 George Whitefield Stichting