Christopher B. Holdsworth

In de theologie van Jonathan Edwards, veelomvattend als zij is, lijkt één leerstuk in het bijzonder het geheel te beïnvloeden: dat van de eschatologie, de leer der laatste dingen. Het kleurt zijn denken over onvervulde profetie, over zending, over opwekkingen, over gebed, over het pausdom, over valse godsdienst, over geschiedenis en over de joden. Hij heeft uitgebreid nagedacht over een bloeitijd in het laatste der dagen en over de hemel en de hel.

Tegenwoordig zou Jonathan Edwards bekend staan als postmillennialist. "In zijn Work of Redemption," zegt J. Marcellus Kik, "geeft hij een prachtige uiteenzetting van het post-millennialistische standpunt."1 Het kan misplaatst zijn om zulke benamingen toe te passen op achttiende-eeuwse theologie, maar er valt niet aan te twijfelen dat Edwards Christus' wederkomst niet verwachtte alvorens de Kerk op aarde een periode van vrede en welvaart had meegemaakt, een millennium dat zou worden ingeluid door zo'n grote uitstorting van de Heilige Geest dat de opwekkingen van de Great Awakening daarbij vergeleken maar een voorafschaduwing zouden blijken.

Eén van de onderwerpen die Jonathan Edwards voortdurend bestudeerde, was de Openbaring van Johannes. Het enige boek waarover Johannes Calvijn geen commentaar heeft geschreven, was het enige boek waarover Jonathan Edwards dit wél deed - al heeft hij uiteraard veel over andere Bijbelgedeelten geschreven. Zijn aantekeningen verwijzen naar diverse bronnen, maar het meest naar Moses Lowman, de auteur van Paraphrases and Notes on the Revelation (1737). Zoals Stephen J. Stein zegt: "Edwards heeft in zijn aantekeningen enorm geworsteld met de interpretatie van Lowman."2 Maar Edwards was een oorspronkelijk denker en geen slaafs navolger van zijn bronnen. Lowman identificeerde keizer Constantijn als een van de hoofden van het Beest (Openb. 12 : 3), maar dit weigerde Edwards over te nemen, omdat hij geloofde dat Constantijn Gods uitverkoren vat was om Gods volk te beschermen. Ook verwerpt Edwards in zijn "Remarks on Lowman"3 hartgrondig het idee dat de drie weeën in Openbaringen 8 : 13vv de perioden aanduiden waarin de Saracenen zegevierden. Daarentegen benadrukt hij dat deze weeën niet tegen de Kerk waren, maar tegen haar vijanden. En bovendien, "verwart Lowman de volgorde van de profetieën in dit boek."4 Perry Miller heeft terecht opgemerkt dat in Amerika Jonathan Edwards "de grootste kunstenaar van de apocalyps" was.5

De grote hoer
Moses Lowman was een karakteristieke Engelse non-conformist, en dus hartgrondig anti-katholiek. Jonathan Edwards, die van de Amerikaanse puriteinen afstamde, had dit met de Engelsman gemeen. De conflicten van zijn tijd bezag hij als een onderdeel van de voortgaande strijd met de Antichrist. De grootste hindernis voor het werk van de Kerk van Jezus Christus was de Roomse Kerk, die hij ‘een serpent of een walgelijk, giftig, kruipend monster' noemde.6

Een dergelijke gedachtegang laat geen ruimte voor het concept van een persoonlijke Antichrist, hoewel de Roomse Kerk in iedere periode van haar geschiedenis het duidelijkst vertegenwoordigd wordt door de paus. In Openbaring 13 : 5 wordt gezegd dat het Beest "grote dingen en Godslasteringen spreekt." Dit betrekt Jonathan Edwards op de paus: "Hij eigent zich de macht en voorrechten van Christus toe en maakt aanspraak op evenveel macht over de Kerk als Jezus Christus heeft."7

Dat de grote hoer uit Openbaring 17, die ook wordt voorgesteld als Babel, een en dezelfde is als de Roomse Kerk, lijdt wat Edwards betreft geen twijfel. "En de vrouw, die gij gezien hebt, is de grote stad, die het koninkrijk heeft over de koningen der aarde" (vs. 18). "Dit vers," zegt hij, "is de duidelijkste passage uit het hele boek."8 Hij bespot de "wonderen" van de pausen:9. hun bullen en anathema's, de mis, onfeilbaarheid, het verlossen uit het vagevuur, de vergeving der zonde, dispensaties en aflaten, duiveluitdrijving en de macht om onbezielde dingen zoals water te heiligen!

Wat de Kerk van Engeland betreft, die lijkt in dezelfde toestand als Rome te verkeren. De woorden van Christus aan Pergamus "Waar gij woont, is de troon des Satans" (Openb. 2 : 13) lijken "heel goed van toepassing op de Kerk van Engeland."10 Dit werd geschreven meer dan twee honderd jaar voor de New Age Beweging deze tak van de zichtbare Kerk van Christus binnendrong!

Voortgaande strijd
Desondanks zal tenslotte "de Antichrist uitzonderlijk gekweld worden door middel van de heiligen".11 Twee slagen zijn reeds toegebracht: de eerste door Hus en Wiclif, de tweede met de Reformatie. Op een andere plaats gaat Jonathan Edwards zo ver dat hij zegt: "Als het uitstorten van de zesde fiool nog niet begonnen is, dan kan het binnenkort worden verwacht."12 Het is het licht van het Evangelie dat het koninkrijk van de duisternis zal vernietigen. "Als ze papisten waren, dan werd hun leven weggenomen door het zwaard, dat is: het Woord van God," zegt hij over Openbaring 19 : 21.13

De gedachte dat de Antichrist tot dan toe twee slagen had ontvangen, zou strijdig kunnen lijken met de gedachte dat de zesde fiool nog op het punt staat uitgestort te worden. Dit lijkt een ontwikkeling in Edwards' denken te zijn, aangezien hij meer en meer beïnvloed werd door het door Moses Lowman geschetste idee. Edwards dacht dat hij de aantasting van de paapse heerschappij begon te zien en hij volgde de politieke ontwikkelingen van zijn tijd op zijn manier geestdriftig.

Als ik de geringste aanduiding hoorde van iets dat ergens ter wereld gebeurde, waarvan ik dacht dat het op de een of andere manier gunstig bijdroeg aan het belang van Christus' koninkrijk, dan greep mijn ziel het vurig aan; en het bezielde en verkwikte me zeer."14

De oorlogen in de veertiger jaren van de achttiende eeuw, zowel in Europa als Amerika, samen met de Jakobitische opstand in Engeland, krijgen een volstrekt nieuwe betekenis als ze gezien worden als een onderdeel van de voortgaande strijd tussen de ware Kerk van Jezus Christus en die van Rome. Toen Frankrijk in 1744 Engeland de oorlog verklaarde, duurde het niet lang voor New England zelf bij een strijd tegen de Fransen in Novia Scotia betrokken was. Edwards beschouwde de val van Lonesburg en de overgave van Cape Breton als een ‘besturing van de voorzienigheid.'15 Desondanks waarschuwde hij dat de coalitie van Frankrijk en Spanje met de Engelse troonpretendent een bron van kastijding zou kunnen zijn voor de naties van Groot-Britannië. De daaropvolgende tegenslagen van de Rooms-Katholieke machten, bezien als het uitstorten van de zesde fiool op de rivier de Eufraat (die beschouwd werd als een type van de inkomsten en rijkdommen van het pausdom) brachten Edwards enig eerbiedig genot en genoegen.

William Carey
Gepaard hiermee leek er een zeker bewijs te zijn dat de Kerk begon te bloeien. Aanvankelijk aarzelde Jonathan Edwards om te suggereren dat de opwekkingen het begin van de duizend jaar waren. Dit zou zijn pastorale doelen niet hebben gediend. Toen schreef hij in 1743:
"Het is niet onwaarschijnlijk dat dit werk van Gods Geest, zo buitengewoon en wonderlijk, het aanbreken is van, of tenminste een voorspel op dat heerlijke werk van God dat zo vaak in de Schrift wordt voorspeld en dat in zijn voortgang en uitkomst de wereld van het mensdom zal vernieuwen."16

Hier vormt Jonathan Edwards een verbindingsschakel tussen de eerdere puriteinse zendingspogingen en de nieuwe protestantse wereldvisie, die het begin van de moderne zendingsbeweging zag in de persoon van William Carey. De hele aarde zou "vervuld worden met de kennis des Heeren gelijk de wateren de bodem der zee bedekken," en Edwards "geloofde dat deze bijbelse profetie bijna vervuld zou worden."17

In feite zou het opstaan van William Carey en anderen gezien kunnen worden als Gods antwoord op de uitzonderlijke hoeveelheid gebeden die hierover in Edwards' dagen op vele plaatsen werden opgezonden. Dit begon in Schotland en werd Edwards ongetwijfeld bericht door John Dobe of een van zijn andere Schotse correspondenten. In antwoord hierop schreef Jonathan Edwards zijn Humble Attempt. De zogenaamde "Northampton Association" van Baptisten in Engeland (zo genoemd vanwege een van hun belangrijkste districten en niet vanwege enig direct contact met de stad Northampton in New England) werden door dit boek zeer bemoedigd, voor ze William Carey naar het zendingsveld stuurden. Dit blijkt uit hun eigen voorwoord op een herdruk van dit werk.18 In 1979 hield Derek Swann tijdens een predikantenconferentie in Wales twee lezingen over dit boek, die ertoe leidden dat in 1983 een aantal predikanten met elkaar afspraken om iedere zaterdagavond één uur om een opwekking te bidden.19 Hoewel hij er zeker van was dat God de hoop van Zijn volk op een duizendjarig vrederijk zou vervullen, vergat Edwards nooit dat God middelen gebruikt: gebed en zendingsarbeid. Hierachter lag ook de vraag van de onvervulde profetie, zoals duidelijk wordt in het voorwoord van zijn Treatise Concerning the Religious Affections.20 "Hoewel er in deze wereld nooit een volkomen zuiverheid zal komen... is het duidelijk dat er een tijd van veel grotere zuiverheid in de Kerk zal komen."21 Het "bewijs" wordt ongetwijfeld gevormd door een bepaalde interpretatie van verschillende Schriftplaatsen die lijken te wijzen op betere dagen dan tot nu toe ooit op aarde gezien zijn.

De tekst die in het eerste deel van de Humble Attempt wordt verklaard, is Zacharia 8 : 20-22. Dit, zegt Jonathan Edwards, is een profetie van een "toekomstige heerlijke verbetering" van de Kerk van God. Het was voor de komst van de Messias tenslotte nooit vervuld dat "vele volken en machtige naties" ooit kwamen om de ware God te zoeken - die menigte van alle naties die "de slippen van de Joden zullen grijpen" (vs. 22). In letterlijke zin is dit na hun terugkeer uit Babel nooit gebeurd: ‘Ongetwijfeld doelt Gods Geest op zaken die veel groter zijn dan de terugkeer van meer gevangenen uit Chaldea."22

Alle geslachten
In de winter van 1734-'35 vonden er in Northampton verschillende opvallende bekeringen plaats. Dringende pastorale bezigheden drongen speculaties over het naderen van de eindtijd naar de achtergrond, althans in Edwards' openbare bediening. Maar toch merkte hij rond deze tijd op, daarbij aartsbisschop Usshers berekening van de leeftijd van de aarde gebruikend, dat het getal zeven in de Schrift enig belang heeft, en hij concludeerde dat de bloeitijd van de Kerk aan het begin van het "zevende duizend jaar" zou worden ingeleid (dat wil zeggen, rond 2000 A.D.!)23 In de Humble Attempts kwam deze kwestie op de voorgrond. De heerlijkheid van de laatste dagen was nog niet bereikt en dus moest daar naar worden gezocht en om worden gebeden.

"Nog nooit is er op enigerlei wijze zo'n omvangrijke en alomvattende verspreiding en invloed van godsdienst geweest als de profetieën voorspellen." Aan de aartsvaders was beloofd dat in hun zaad "alle geslachten" gezegend zouden worden en aan de Messias dat "alle geslachten" Hem zouden dienen (Ps. 72 : 11). Edwards beschouwt dit als iets meer dan het uitstorten van de Geest bij Pinksteren, toen (Handelingen 2) mensen uit vele landen gezegend begonnen te worden. Dit blijkt heel duidelijk uit een verwijzing naar Mattheüs 13 : 33, waar Christus het Koninkrijk der hemelen vergelijkt met "zuurdesem, hetwelk een vrouw nam en verborg in drie maten meel, totdat het geheel gezuurd was." Christus is de "Erfgenaam der Wereld," niet alleen in de Oordeelsdag, maar ook daarin dat de "einden der aarde" op Hem zouden zien "opdat ze behouden zouden worden."24

Satanische activiteit
"De tijd zal komen," zegt Edwards, "dat er in de hele wereld geen land zal overblijven dat de ware godsdienst niet zal omhelzen." Jesaja 60 : 12 laat duidelijks zien dat het land en koninkrijk dat God niet zal dienen, te gronde zal gaan. De heidense afgodendienst zal vernietigd worden, zoals blijkt in Jeremia 10 : 11 - "Terwijl deze aarde en deze hemel er nog zal zijn, dat wil zeggen: voor het einde der wereld."25

In het Nieuwe Testament zegt Christus: "En Ik, zo wanneer Ik van de aarde zal verhoogd zijn, zal hen allen tot Mij trekken" (Joh. 12 : 32). "Het is betamelijk," zegt Edwards, "dat als de Zoon van God mens wordt, Hij over alle mensen heerschappij zal hebben," en "de hele aarde zal bezitten." Er is een verschil tussen de "eerstelingen" van joden en heidenen in de vroegste tijden van het christendom (Rom. 11 : 16) en de latere "volheid" van zowel joden als heidenen (vs. 12, 25), als "de gehele mensheid tot de Kerk van Christus zal worden toegebracht."26

Er wordt beschreven dat de koningen der aarde en de gehele wereld voor het aanbreken van deze heerlijke tijd vergaderd zullen worden (Openb. 16 : 14). Dan giet de zevende engel zijn fiool uit en wordt het koninkrijk van Satan omvergeworpen. Als Koning der Koningen en Heere der Heeren begeeft Christus Zich naar dezelfde grote strijd (Openb. 19). Satan wordt opgesloten in de hel, tenminste voor een tijd.27

Aan het eind van de twintigste eeuw is de strijd aan de geestelijke frontlinies opmerkelijk heviger geworden. De toename van satanische activiteit doet sterk denken aan de dagen rond de menswording van onze Heere. Spiritisme, occultisme en openlijk satanisme nemen wereldwijd toe. Het dodelijk gewonde pausdom zou heel goed kunnen sterven in de persoon van de huidige "gematigde" paus. De islam wint bekeerlingen in christelijke landen en houdt de wereld gevangen door middel van gijzelaars en  olie. De duivel Drank, met al zijn volgelingen, eist zijn tol van een in moreel opzicht vervallen post-christelijke maatschappij. Of Lowmanns schema uiteindelijk correct is, zal met het voorbijgaan van deze eeuw duidelijk worden!

Een tijd van eenheid
Niets van de geografische omvang noch van de duur van het Christelijke rijk dat Edwards voorziet, is eerder op de aarde vertoond. Gods volk zal "met Christus duizend jaar heersen" (Openb. 20). Hier moeten we in ieder geval "een zeer lange tijd" onder verstaan.28 Deze dag van vrede en welvaart heeft de Kerk nog niet bereikt, zoals blijkt uit Daniël 2 en 7, want het zou "de laatste van de paar koninkrijken opvolgen, namelijk het Romeinse, in zijn laatste staat." Dan en pas dan zal het allerlaatste koninkrijk op aarde worden gevestigd, dat van Gods eigen Zoon en erfgenaam! Gods heilige volk zal uiteindelijk "de aarde beërven."29

Edwards spreekt verder over de grootheid van deze laatste dagen, als "alle vlees Zijn heerlijkheid zal zien," als Zijn heiligen daar gelukkig zullen "wonen en voortdurend daarin wandelen, en Zijn heerlijkheid hun gedurige dagelijkse licht zal zijn in plaats van het licht van de zon." In die tijd zullen de kennis en het begrip toenemen, vooral van goddelijke dingen; van heiligheid, als "kleine kinderen in geestelijke verrichtingen zullen zijn alsof ze honderd jaar oud waren"(Jes. 65 : 20), als het Christendom de eerste plaats in de wereld zal innemen. Het zal een tijd van eenheid zijn: van vrede, liefde en zoete harmonie. Ketterijen zullen worden "weggeblazen" en vreugde zal overheersen vanwege het Bruiloftsmaal van het Lam. Daarom, betoogt Edwards, is die tijd "het waard om ervoor te bidden".30

De positie van Israël
In Romeinen 8 : 19-22 zucht de ganse schepping en is als in barensnood, verwachtende de openbaring der kinderen Gods. De krachten van de natuur die onder de beheersing van de mens staan, zijn onderworpen gemaakt aan de zonde. Deze verwarring zal niet blijven: zelfs de onbezielde schepping wordt afgeschilderd als uitziend naar deze dag, en ook de met verstand begiftigde uitverkorenen doen dit, omdat dit de gepaste bezigheid is van alle ware heiligen. De heiligen en engelen van de hemel doen dit immers ook, zij "die zich verheugen als één zondaar zich bekeert."31

Desondanks, omwille van zijn directe doelen leek Edwards in de Humble Attempt te zinspelen op een geestelijke bloeitijd die geheel losstaat van het millenium. Zijn visie op de geschiedenis gaf ruimte aan de verwachting van een geleidelijke voortgang en regering van de waarheid. "Hoewel het niet aan ons is om de precieze tijd van de val van de Antichrist te kennen, toch denk ik in alle bescheidenheid dat we geen reden hebben om te verwachten dat die zo ver verwijderd is als Lowman vermoedt." Immers de val van de Antichrist zou uiteindelijk maar een van de gebeurtenissen zijn die het millennium voorafgingen.32 Het gevaar bestaat dat we proberen de "tijden en gelegenheden" van Gods voorzienigheid vast te stellen. De val van de Antichrist heeft nog niet plaatsgevonden, "nog is het einde niet."

Een andere zaak die bij de huidige ontwikkelingen niet onbelangrijk is, is de positie van het land Israël. Voor Edwards was dit land het centrum van de regering in het millennium. Dit zou de plaats zijn "van waar de waarheid zou dagen".33 Deuteronomium 11 : 24 is nog nooit volledig verwezenlijkt. Nog nooit strekten de grenzen van Israël zich in letterlijke zin zover uit. "Dit is een voorbeeld van de geleidelijke vervulling van de beloften die God aan Zijn Kerk doet."34

Voeg hierbij dat in Romeinen 11 "niets zekerder voorzegd is dan de nationale bekering van de Joden,"35 en de plaatsing van Israël in het beloofde land krijgt zowel geestelijk als historisch belang. Ergens anders schrijft Edwards: "Hun bewaring als apart volk sinds de tijd van Christus is zeer opmerkelijk."36

De regering in het millennium zou volgens Edwards vele verschillende vormen kunnen hebben, "maar geen daarvan zal tiranniek zijn of strijdig met de ware vrijheid" (Dan. 2 : 44-45).37 Dit ideaal is tot op heden niet verwezenlijkt.

Loofhuttenfeest
De relatie tussen opwekking en het millennium is voor Jonathan Edwards' visie niet onbelangrijk. Honderd jaar later zei John G. Lorimer dat het Woord van God overvol staat "met verzekeringen en profetieën over een komende wereldwijde godsdienstige opwekking."38 Tijdens een revival, "toen de Heilige Geest opmerkelijk begon te werken," merkte Edwards op, "werd er in een paar dagen evenveel gedaan als tijdens een normale periode in een jaar of twee."39 Breid dit uit tot op grotere schaal en "het zichtbare koninkrijk van Satan zal omver worden geworpen en het koninkrijk van Christus op de brokstukken ervan in de gehele bewoonde wereld worden opgericht."40

Edwards vergelijkt dit met het loofhuttenfeest. Hij veronderstelt dat de aarde in dezelfde tijd van het jaar geschapen was als toen dit Feest plaatsvond: "Zo zal God in die heerlijke tijd een nieuwe hemel en een nieuwe aarde scheppen." De tempel van Salomo werd in dezelfde tijd van het jaar ingewijd. Toen daalde God neer in een wolkkolom. "Zo zal de tempel van God in deze gelukkige tijd heerlijk in de wereld worden opgebouwd." Hij veronderstelt dat Christus tijdens dat Feest geboren werd. Zo zal "de vrouw bekleed met de zon, haar Zoon baren om de volken te regeren" (Openb. 12) "aan het begin van die heerlijke dag." Christus riep op het loofhuttenfeest: "Zo iemand dorst, die kome tot Mij; uit zijn buik zullen stromen van levend water vloeien." Dit duidt volgens Edwards op "de buitengewone mate waarin de Heilige Geest dan gegeven zal worden."41

Bij het behandelen van Zacharia 14 onderstreept Jonathan Edwards de bedreiging die klinkt tegen hen die niet naar het Feest optrekken, "dat wil zeggen: die Gods heerlijke werken niet zullen erkennen, Zijn naam niet zullen prijzen en zich niet met Zijn volk zullen verheugen."42 Edwards' visis is dus geheel anders dan die van hedendaagse christenen die Zacharia 14 al te letterlijk nemen en die daarom aan het Joodse Feest deelnemen en zich op die manier vereenzelvigen met een afvallig jodendom!

Geestelijke verdrukking
Een andere voorafschaduwing van het millennium is de verlossing van Gods volk uit de Babylonische gevangenschap, toen het Loofhuttenfeest werd gehouden op een manier die sinds de tijd van Jozua nooit gezien was (Neh. 8 : 16vv.) Die herstelling "heeft de grootste overeenkomst met die grote herstelling van de Kerk van God waarvan het loofhuttenfeest het beeld was." Zij die zo'n werk weerstaan, staan bloot aan de vloek van God!43

Intussen blijft de Kerk in een staat van verdrukking, zoals blijkt uit Mattheüs 24. Dit heeft niet alleen betrekking op de inname en vernietiging van de stad Jeruzalem door Titus, maar ook op een periode van geestelijke verdrukking. "Zoals de ellende die Rome over de Joodse natie heeft gebracht nog steeds voortduurt, zo wordt de christelijke Kerk tot op deze tijd in een toestand van verdrukking en benauwdheid gehouden." Dat "eindigt niet voor de regering van de Antichrist eindigt." Men zou zich kunnen afvragen of deze analogie in het licht van de moderne geschiedenis wel juist kan zijn, maar Edwards punt blijft overeind dat de Kerk gedurende de hele periode voor het millennium verdrukt wordt.44

Een donkere tijd
Jonathan Edwards' postuum gepubliceerde History of Redemption probeerde een overzicht te geven van de geschiedenis van de verlossing gedurende de verschillende bedelingen van Gods genade: in het verleden, het heden en de toekomst. De verschijning van dit monumentale werk viel samen met het ontstaan van de Heilsgeschichte (heilsgeschiedenis) school in Duitsland. Edwards is een tijdgenoot van Bengel (1687-1752), die algemeen beschouwd wordt als de grondlegger van die beweging. Voor ons zijn die passages uit dat boek van belang waar Edwards spreekt over de voortgang van de verzoening vanaf Edwards' eigen tijd tot het laatste oordeel.

Terwijl Edwards voorbij gaat aan de vraag hoeveel fiolen er nog moeten worden uitgegoten, en hij zich "nergens door laat leiden dan door de profetieën van de Schrift," maakt hij enkele algemene opmerkingen over de stand van zaken voorafgaand aan de val van de Antichrist. Met betrekking tot  de belangen van de godsdienst in de wereld zal dit een donkere tijd zijn, zoals het ook voorafgaande aan Christus' komst een "ontaarde tijd was onder de joden" en zoals het een "zeer donkere tijd was" voorafgaande aan de Reformatie. Dit is, zegt Edwards, wat Christus ter bemoediging van Zijn uitverkorenen in Lukas 18 : 8 over Zijn komst voorspelde: "Doch de Zoon des mensen als Hij komt, zal Hij ook geloof vinden op de aarde?" Deze uitleg lijkt zeker bij de context aan te sluiten.45

Wat de methode betreft: Evenals op andere plaatsen benadrukt Edwards hier de geleidelijke manier waarop God werkt, net zoals de kinderen Israëls geleidelijk uit de Babylonische gevangenschap werden verlost en zoals het heidense Romeinse Rijk werd vernietigd "door een geleidelijke, hoewel zeer snelle verspreiding van het Evangelie." De beelden van het mosterdzaad (Matth. 13 : 31vv), het zuurdesem (vs. 33), de groei van zaad tot blad (Mark. 4 : 26-28) en het visioen van de wateren in het heiligdom (Ezech. 4-7) worden gebruikt om deze opvolging van gebeurtenissen aan te tonen.46

Amerika als de eersteling
Desondanks, ongetwijfeld "zal de Geest van God heerlijk worden uitgestort ten behoeve van het wonderlijke herstel en de verspreiding van de godsdienst," niet door het gezag van ontwikkelde heersers of door de wijsheid van geleerde mannen. "Niet door kracht noch door geweld, maar door Mijn Geest, zegt de Heere der heerscharen." Hierover zegt Edwards: "We weten niet waar het uitstorten van de Geest zal beginnen."47

In zijn Thoughts on the Revival had Edwards erop gezinspeeld dat "vele zaken erop duiden dat dit werk in Amerika zal beginnen." Hij citeert Jesaja 60 : 9: "Want de eilanden zullen mij verwachten, en de schepen van Tarsis vooreerst, om uw kinderen van verre te brengen." Met een verwrongen logica (die allesbehalve kenmerkend voor hem is) betrekt hij dit op een deel van de wereld dat verder verwijderd is dan Europa, en op een heerlijker werk dan dat eerst in Jeruzalem begon en toen via Azië zijn weg naar Europa vond. Deze profetie, stelt hij, "lijkt duidelijk naar Amerika te verwijzen als de eersteling van die heerlijke dag." Biedt dit geen verklaring voor de ontdekking van deze nieuwe wereld "dat God hier een nieuwe wereld in geestelijk opzicht zou kunnen beginnen, als Hij de nieuwe hemelen en de nieuwe aarde schept"? De redenering wordt bekroond met een verwijzing naar de "opstanding" van Hizkia (Jes. 38 : 6), die werd "gegeven als een onderpand van de opstanding en redding van de Kerk." Het teken dat toen gegeven werd, was de zon die tien graden oostwaarts terugkeerde. Daaruit volgt, meent Edwards, dat het licht van die dag in het westen zal dagen, en hoogst waarschijnlijk in de Amerikaanse kolonies, in New England!48

Deze laatste redenering, stelde Charles Chauncy, is "uiterst twijfelachtig."49 Stein concludeert dat Edwards "wanhopig gezocht lijkt te hebben naar bewijzen ter ondersteuning van de aanspraak op de relatie tussen de opwekkingen van New England en het aanbreken van het millennium."50 In het verband kan dat zo geweest zijn, want in de Humble Attempt, dat maar een paar jaar later (1747) verscheen, hield hij er niet zulke fantastische ideeën over de rol van Amerika op na. Men durft er niet aan te denken wat de zogenaamde Kerk van de Heiligen der Laatste Dagen van deze kortzichtige  uitval maakt!

De zevende bazuin
"We weten niet waar dit uitstorten van de Geest zal beginnen," zei Edwards in zijn postuum gepubliceerde werk, bijna alsof hij ons vanuit het graf vraagt om zijn eerdere bewering niet voor waar aan te nemen, "of dat dit in veel plaatsen tegelijk zal beginnen. Noch of wat reeds plaats heeft gevonden er geen aankondiging of begin van is." Hoe dan ook, deze uitstorting zou velen ertoe brengen om slechte gewoonten en verdorvenheid te verlaten. Het werk van bekering zou "op zo'n manier uitspruiten en voortgaan als tot op heden niet gebeurd is," wat wordt afgebeeld door het geluid van de zilveren trompetten in het begin van het jubeljaar.51

Het omverwerpen van Satans zichtbare koninkrijk zou desondanks niet plaatsvinden zonder geweldige en machtige tegenstand. De hele hel zal zeer worden opgeschrikt als in allerlei landen menigten tot Christus komen. Al de machten van het Beest, (dat wil zeggen de Antichrist; de valse profeet van de Islam; en het heidendom die door de Draak wordt afgebeeld) zullen verenigd worden, wat uitloopt op "de strijd van de grote dag van God Almachtig." Want Satan is er bang voor om uit de gehele wereld te worden geworpen!52 Hoeveel nieuwe sekten zijn er sinds Edwards tijd ontstaan?

In deze strijd, zegt Edwards, zullen Christus en Zijn Kerk een volkomen en algehele overwinning over hun vijanden behalen "door Zijn Woord en Geest." De zevende bazuin zal klinken, de zevende fiool zal worden uitgestort en Satans zichtbare koninkrijk op aarde zal vernietigd worden. Ketterijen, ongeloof en bijgeloof zullen worden weggedaan. De koninkrijken van de Antichrist en van de Islam zullen omver worden geworpen. De sluier die de ogen van de Joden verblindt, zal weggenomen worden. Het heidendom zal vernietigd worden en "alle einden der aarde" zullen op Christus zien en behouden worden (Jes. 45 : 22). De Duivel zal in de hel worden opgesloten (Openb. 20 : 1-3). Er zal een grote geestelijke opstanding van de Kerk zijn (Openb. 20 : 4) en oordelen over al Gods vijanden. Nu zal de Kerk haar smart vergeten. "Zie eens wat een blijde gezangen God door de gehele Kerk in hemel en aarde bij deze gelegenheid worden toegezongen, in het begin van het negentiende hoofdstuk van Openbaring."53

Negers en Indianen dan godzaligen
Deze strijd wordt voorgesteld als Armageddon. Als hij Openbaring 16 : 16 becommentarieert, zegt Edwards dat de strijd van Megiddo een "heel levendig beeld" is van deze overwinning van de heiligen over hun vijanden. Het lied van Deborah, na de overwinning bij Megiddo, duidt op de grote vreugde van de Kerk na deze overwinning bij Armageddon, waarvan gesproken wordt in Openbaring 19.54

Wat het millennium zelf betreft: het grootste deel daarvan zal de Kerk welvarend zijn, maar tegen het eind ervan zal er een grote afval komen. De strijdende Kerk is de triomferende Kerk geworden, en nu is het een tijd van de "hemel op aarde," en een tijd waarin de tot op heden nog niet vervulde profetieën van het Oude Testament zullen worden vervuld, die spreken van de heerlijke tijden van het Evangelie in de laatste dagen.55 In die tijd, zegt Edwards, zal er veel licht en kennis zijn (Zach. 14 : 6vv), zullen godsdienstige moeilijkheden worden opgelost, zal voor Gods volk het kromme recht, het hobbelachtige vlak en de duisternis licht worden gemaakt. "We hebben reden om te hopen dat vele negers en Indianen dan godzaligen zullen zijn, en dat er in Afrika uitnemende boeken zullen worden gepubliceerd."56

David Smith, zes jaar lang docent op het Samuel Bill Theological College in Nigeria, zegt:
Aangezien we verlost zijn van een één-richtings-verkeers-mentaliteit met betrekking tot de zending, zullen we erkennen dat de Kerken van de Derde Wereld in de toekomst een belangrijke rol - misschien de belangrijkste rol - in het zendingswerk gaan vervullen. Jonathan Edwards' verbazingwekkende profetie wordt op ditzelfde moment voor onze ogen vervuld.57

Personificatie van de hemel
Volgens Edwards zal het millennium een tijd zijn van grote heiligheid van hart, leven en wandel (Zach. 14 : 20vv), een tijd "waarin de godsdienst in ieder opzicht de eerste plaats in de wereld zal hebben," waarin koningen al hun macht, heerlijkheid en rijkdommen zullen aanwenden ter bevordering van de heerlijkheid en eer van Christus en het welzijn van Zijn Kerk (Jes. 49 : 23; 11 : -10, enz.) "In hun karakter en houding zullen de mensen zijn als het Lam Gods, de liefelijke Jezus... En dan zullen de mensen elkaar overvloedig hun liefde betonen, niet alleen in woorden, maar ook in daden van barmhartigheid" (Jes. 32 : 5). De gehele wereld zal verenigd zijn tot één beminnelijk gezelschap.58

Edwards spreekt ook over de Kerk die "uitzonderlijk geordend" zal zijn, met "ware regering en tucht."59 Hier voegt wijlen Donals Macfarlane aan toe:
Er zal dan één geloofsrichting zijn... en zoals er maar één Kerk is, is er maar één geloofsbelijdenis. We geloven dat die geloofsbelijdenis gelijk zal zijn aan wat vervat is in de Westminster Confession of Faith en we zijn er zeker van dat de Kerk in haar regering, leer en tucht presbyteriaans zal zijn.60

Jonathan Edwards schreef in 1750 aan John Erskine:
Ik heb er geen moeite mee om de inhoud van de Westminster Confession te onderschrijven; en wat de presbyteriaanse regering betreft, reeds lang ben ik ontevreden over onze ongeordende, onafhankelijke, verwarde manier van Kerkregering in dit land. De presbyteriaanse manier heeft me altijd het meest in overeenstemming geleken met het Woord van God, met het verstand en de aard der zaken.61

De Kerk, zegt Edwards, zal dan mooi en heerlijk zijn, "de grootste afbeelding van de hemel zelf" (Jes. 60 : 1). De algemene geestelijke toestand zal neigen tot gezondheid en een lange levensduur hebben (Zach. 8 : 4). De tijdelijke welvaart zal zodanig zijn dat de dagen van Salomo "maar een voorafschaduwing" van deze dagen zullen blijken.62

Loraine Boettner verwijst naar de revolutie in transport, communicatie, huisinrichting en dergelijke die de achterliggende decennia heeft plaatsgevonden.

Maar hoe verbazend deze materiële welvaart ook moge worden, zij zal altijd maar het bijproduct van de morele en geestelijke welvaart zijn die al in zekere mate de gedeeltelijk gekerstende landen kenmerkt. Het is overduidelijk dat deze zegeningen niet ontstaan onder heidense godsdiensten. Wat een wonderen moeten er voor ons liggen, als alle landen over de hele wereld christelijk zijn - als het millennium werkelijkheid wordt.63

Zonde tegen beter weten in
Tegen het eind van het millennium, dat lang zal duren ("duizend jaren" in Openbaring 20 : 4, "van geslacht tot geslacht" in Jesaja 60 : 15) zal er een grote afval komen. Satan was opgesloten opdat hij de volken niet meer verleiden zou; nu moet hij uit zijn gevangenis verlost worden "voor een kleine tijd" (Openb. 20 : 3). Nu zal hij uitgaan tot de vier hoeken der aarde om de volken te verleiden (vs. 7vv). "Dit duidt erop," zegt Edwards, "dat de afval heel algemeen zou zijn." De vijanden van Christus zullen geweldig groot zijn, zoals het leger van God en Magog wordt voorgesteld in Ezechiël: "een leger dat groot genoeg is om van de ene zijde van de aarde tot de andere te reiken." Uit Lukas 17 : 26 leidt hij af dat de wereld die zo lang zeer welvarend was, nu hun welvaart zullen misbruiken om hun lust en verdorvenheid te dienen.64

Dan zal er zeer grote tegenstand zijn tegen de Kerk van God. Ze zal worden omsingeld en zeer bedreigd, maar ze zal niet in de handen van de afvalligen komen, zoals ze eerder kwam in de handen van de Antichrist. Het grootste deel van de wereld zal zichtbaar verdorven zijn en openlijk vijandig tegen Christus. Dit zal een zonde tegen beter weten in zijn, verwacht Edwards, waaraan zelfs de arme heidenen die de Antichrist volgden en zij die in islamitische en paapse duisternis zijn grootgebracht, niet schuldig waren. "Deze afval zal zeer lijken op de afval van de duivelen," want zij werden vijanden van Christus, hoewel zij het licht van de hemel genoten - deze mensen zullen het licht en de voorrechten van de heerlijke tijd van de Kerk hebben genoten. Nu zullen zij de komst van Christus niet verwachten, en lachen om de gedachte eraan.65

Vier "komsten" van Christus
Dit alles zal roepen om de onmiddellijke komst van Christus, Die in de heerlijkheid Zijns Vaders zal komen met al Zijn heilige engelen. "Dan zal de tijd komen dat al de uitverkorenen ingezameld zullen worden."66 Dit, merkt Ian Murray op, is de ware hoop van de Kerk. De puriteinen "koesteren hun hoop met betrekking tot Christus' werk in de geschiedenis met de verwachting van Zijn komst als de geschiedenis eindigt." Dit is het doel van alle morele inspanningen, dat in het Nieuwe Testament door zulke mensen als Petrus en Paulus intens werd nagestreefd, die wisten dat de dood tot hen moest komen (Joh. 21 : 18; 2 Tim. 4 : 6) en die nochtans waren "uitziende naar en haastende tot de komst van de dag van God."67

Verwachtten de apostelen een spoedige terugkeer van Christus? Nee, zegt Jonathan Edwards, want "Christus spreekt vaak over Zijn laatste komst als iets dat lang zal worden uitgesteld" (Matth. 25 : 5, Luk. 20 : 9, 19; Matth. 24 : 48; Luk. 17 : 22). Hij stelt ook dat als Christus in Markus 13, Mattheüs 24 en Lukas 21 over Zijn komst spreekt, Hij daar doelt op Zijn komst in de bijzondere gebeurtenissen die de verwoesting van Jeruzalem vergezellen. De roeping der heidenen volgt op de verwoesting van Jeruzalem. De Joden zouden gevangen worden weggevoerd naar alle landen en Jeruzalem zou door de heidenen vertreden worden, tot de tijden der heidenen vervuld zouden zijn.68

Dit is de eerste van vier van zulke "komsten" die het koninkrijk van Christus oprichten. Daarom kon Jezus zeggen: "Er zijn sommigen van die hier staan, dewelke de dood niet smaken zullen totdat zij de Zoon des mensen zullen hebben zien komen in Zijn koninkrijk" (Matth. 16 : 28). De tweede gebeurtenis van die aard was de vernietiging van het heidense Romeinse Rijk in Constantijns tijd (Openb. 6, laatste verzen). De derde van deze voorafschaduwingen van Christus' komst in Zijn koninkrijk vindt plaats als de Antichrist vernietigt wordt (Daniël 7), een gebeurtenis "die samengaat met een geestelijke opstanding van de Kerk, die in het twintigste hoofdstuk van Openbaring de eerste opstanding wordt genoemd." De vierde is Zijn komst ten oordeel.69

De heiligen verlost
Edwards zegt dat de Kerk op de Oordeelsdag verheerlijkt zal worden. Dit is de redding van de uitverkorenen, als Christus voor de tweede maal verschijnt "zonder zonde tot zaligheid" (Hebr. 9 : 28). Dit is de "verlossing van de gekochte bezitting" (Ef. 1 : 14), van hen die "verzegeld zijn tot de dag der verlossing" (Ef. 4 : 30). Gods genade wordt de uitverkorenen geschonken "om hen geschikt te maken voor de heerlijkheid." Alles wat daaraan vooraf ging, is maar een voorafschaduwing van deze grote gebeurtenis.70

Christus' verschijning zal voor de verdorven wereld onverwacht zijn, maar voor de heiligen zal het een vreugdevol en zeer heerlijk gezicht zijn. De laatste bazuin zal klinken, de doden zullen opgewekt worden, de levenden zullen worden veranderd. Er zal het geroep en de stem van de archangel zijn (1 Thess. 4 : 16). Alle mensen die ooit geleefd hebben, zullen tegelijkertijd op aarde verschijnen. "De lichamen van de goddelozen die dan leven, zullen dan zo veranderd worden dat ze geschikt zijn voor eeuwige kwelling; de lichamen van al de levende heiligen zullen worden veranderd om Christus' heerlijke lichaam gelijk te zijn" (1 Kor. 15 : 51-53). De heiligen zullen verlost worden van de vatbaarheid voor pijn en lijden en zullen kracht en schoonheid ontvangen. "In zo'n heerlijkheid zullen de lichamen van alle opgewekte heiligen verschijnen," nu de lichamen van de uitverkorenen evenzeer verlost zijn als hun zielen.71

Een zeker geluk in de dood
Toen David Brainerd begraven werd, verkondigde Jonathan Edwards naar aanleiding van 2 Korinthe 5 : 8 dat ware heiligen, wanneer ze uitwonen uit het lichaam, inwonen bij de Heere. Ze zijn samen met de verheerlijkte menselijke natuur van Christus, en zien onmiddellijk, volledig en voortdurend op Hem; ze zijn gebracht in een allervolmaaktste gelijkvormigheid aan en vereniging met Hem, genieten een heerlijke en onmiddellijke omgang en gemeenschap met Hem; ze onderhouden een heerlijke vriendschap met Hem in Zijn gelukzaligheid. Ware heiligen zijn, wanneer ze uitwonen uit het lichaam, inwonende bij de Heere.72

Dus "als een heilige sterft, heeft hij geen enkele reden om te treuren." Krachtens zijn vereniging met Christus bezit hij reeds alle dingen. "Dit is het koninkrijk dat Christus zo vaak beloofde." Alvorens ze geoordeeld worden, zijn de zielen van gestorven heiligen in een zeer gelukkige toestand en de goddelozen zijn zeer ellendig. Het geluk van de heiligen wordt veroorzaakt door het verwachten van hun beloning. Ondertussen zijn zij toeschouwers van Gods handelingen met betrekking tot Zijn Kerk hier beneden.73

Voor de heiligen is er een zeker geluk in de dood, gebouwd op een rots. "De dood is voor hen geen dood meer," zegt Edwards. Christus belooft dat zij die in Hem geloven niet zullen sterven. Het geestelijke leven van de christen blijft "ongedoofd door de dood." Het wordt daarentegen "veranderd in een heerlijker leven, als een soort opstanding van de doden." Er bestaat een paradoxaal contrast tussen de doodheid van dit leven en de volmaaktheid van het leven onmiddellijk na de dood. De dood heeft zijn prikkel verloren en wordt gebruikt als een dienaar voor de heiligen. De ziel van de heilige wordt bij de dood door de engelen ontvangen en naar de derde hemel gebracht. Om daar in een staat van heerlijkheid en gelukzaligheid te blijven, in de vreugdevolle verwachting van grotere dingen die verwezenlijkt zullen worden bij de opstanding.74

De goddelozen aangeklaagd
De ziel van de goddelozen zal "in de hel worden geworpen." Hoewel Edwards de gelijkenis van de rijke man en Lazarus niet als noodzakelijkerwijs waar gebeurd beschouwt, vindt hij het desondanks juist om het verhaal aan te halen als een aanduiding van de tussen-toestand. De goddelozen worden "ongetwijfeld naar een gevangenis gebracht waar de duivelen en goddeloze mensen worden bewaard tot aan de oordeelsdag." Hier zullen ze "uitzonderlijke en verbazingwekkende ellende" lijden tot aan de opstanding. Ze zullen "verbazingwekkend vrezen voor hun vollediger straf tijdens de oordeelsdag." Dan zullen ze opgewekt worden tot de opstanding der verdoemenis en bergen noch heuvels zullen op hen vallen om hen te verbergen voor de toorn van het Lam.75

Op de oordeelsdag zullen de heiligen in de wolken worden opgenomen om de Heere in de lucht te ontmoeten, terwijl de goddeloze mensen en duivelen voor de rechterstoel zullen worden aangeklaagd. Het lijkt erop dat Christus "niet geheel op de grond zal komen, maar dat Zijn troon in de lucht zal worden geplaatst, vanwaar Hij gezien kan worden door heel die enorme menigte die voor Hem vergaderd zal worden." De Kerk zal tot Hem verzameld worden en voor eeuwig bevrijd zijn van deze tegenwoordige boze wereld. De duivelen in de hel "zullen nu in opperste verbazing en verschrikking voor Christus en Zijn Kerk staan," Die hen samen met Zijn andere vijanden zal verdoemen. De Kerk zal uiteindelijk in het gelijk worden gesteld!76

Christus' oordeel rechtvaardig
Dan zal het oordeel over de rechtvaardigen en de goddelozen worden geveld. Christus en al Zijn heiligen en heilige engelen zullen deze lagere wereld verlaten, zegt Edwards, en opvaren naar de hoogste hemelen. Deze tweede hemelvaart van Christus, zegt hij, zal heerlijker zijn dan de eerste! Dan zal de wereld in vlam worden gezet (2 Petr. 3 : 7). Deze wereld, eens het koninkrijk van de Satan, wordt de plaats van zijn volkomen bestraffing. Christus' vijanden zullen onder Zijn voeten worden gelegd. De Kerk zal de hoogste hemelen binnengaan. Dit zal het huwelijk van het Lam in de volmaaktste zin zijn."77

Bij het behandelen van het laatste oordeel benadrukt Edwards dat Christus' oordeel rechtvaardig is. God de opperste Heerser is ook de opperste Rechter, maar de Persoon door Wie Hij de wereld zal oordelen is Jezus Christus, "God-mens." Christus zal ieder mens zijn deel geven, "volgens een zeer rechtvaardige maatstaf". Dan, zegt Edwards, "zal de ellende van de goddelozen en het geluk van de heiligen worden vermeerderd."78

Iedereen moet noodzakelijkerwijs voor de rechterstoel verschijnen. Het oordeel moet openbaar zijn, dus de gehele wereld verschijnt tegelijkertijd voor de rechterstoel. Aangezien alle geslachten moreel op elkaar betrokken zijn, moeten alle geslachten samen verschijnen. "Het doel van het goddelijke oordeel," zegt Edwards, "is de openbaring van de goddelijke gerechtigheid." Dan zullen de goddelozen samen gepijnigd en de rechtvaardigen samen beloond worden, voor eeuwig. De rechtvaardige zullen naar een onzichtbare wereld worden overgebracht, weg van deze verderfelijke, zichtbare wereld. Bij de opstanding zullen hun zielen verenigd worden met hun lichaam, een "zeer redelijke toestand van volmaaktheid".79

Vreugde over Gods toorn
Een dubieus aspect van Jonathan Edwards' onderwijs over de hemel en de hel is de gedachte dat de rechtvaardigen zich zullen verheugen omdat ze de uitvoering van Gods toorn over de goddelozen zien. Zijn verhandeling The End of The Wicked Contemplated by the Righteous heeft als ondertitel: "de kwellingen van de goddelozen in de hel zijn geen reden tot droefheid voor de heiligen in de hemel." De verhandeling is gebaseerd op Openbaring 18 : 20 (waar de heiligen ertoe worden opgeroepen om zich te verheugen over de val van Babylon). Edwards past deze oproep toe op de ondergang van al Gods vijanden. Deze vreugde, suggereert Edwards, zal voortkomen uit een volmaakte heiligheid en gelijkvormigheid aan Christus. Ze zullen de rechtvaardigheid, mach en majesteit van God zien. Als zodanig zullen ze geen liefde voor of medelijden met de verdoemden hebben."80

Deze preek dient als waarschuwing voor goddeloze mensen, maar lijkt een verkeerde uitleg van de tekst te zijn. Ongetwijfeld heeft God "geen lust in de dood van de goddeloze" (Ezech. 33 : 11). Als wij gelijkvormig zijn aan God, hoe kunnen we ons dan verheugen over dat waarin Hij Zich niet verlustigt? We mogen ons verheugen in het feit dat de Rechter van de aarde recht zal doen, maar het is tamelijk weerzinwekkend om te bedenken dat vrome predikanten zich verheugen over hun verloren gemeenteleden, of ouders over kinderen, of broers over zussen! De rechtvaardige kan zich ongetwijfeld niet verheugen over de verdoemenis van wie ook! Geven we dan iets van het geluk van de hemel op als we ons niet kunnen verheugen over deze arme verloren zielen? "Is de echte vraag niet hoe God geprezen kan worden terwijl miljoenen van Zijn schepselen verloren zijn?" reageert Donald MacLeod. We weten het niet, maar "Hij zal niets doen waarmee Hij Zichzelf tegenspreekt."81

Vernietiging onvruchtbaren nuttig
Edwards gaat in op een tegenwerping dat "als we nu vermoeden dat anderen verdoemd zijn, het ons op geen enkele manier past om ons daarover te verheugen." De heiligen in de heerlijkheid, zegt hij, zullen van de verdoemden in de hel weten dat God hen nooit bemind heeft. In de hel kunnen mensen niet meer gered worden. De heiligen verheugen zich omdat God verheerlijkt is - en over dit laatste verschillen wij niet met Edwards van mening! Natuurlijke genegenheid, zegt Jonathan Edwards, "is geen deugd van de heiligen in de hemel." Ook "zal de wraak die over velen wordt uitgevoerd een openbaring zijn van Gods liefde tot de heiligen."82

Ergens anders stelt Edwards nadrukkelijk dat "de vernietiging van de onvruchtbaren nuttig is om de heiligen een groter besef van hun geluk te geven." Dit wordt gestaafd met een verwijzing naar de hemel die weergalmt van de lofprijzingen van "Gods rechtvaardigheid jegens de goddelozen en Zijn genade jegens de heiligen!"83

Ongetwijfeld is er van Gods kant rechtvaardigheid in het verdoemen van zondaren. Dit is de pijniging waartoe de wet veroordeelt, die evenredig is met de zondigheid van de zonde, de hoeveelheid zonde waaraan de mens schuldig is en met de soevereiniteit van God, Die niet verplicht is om de mens van het zondigen te weerhouden, Die volkomen rechtvaardig was door de eerste vader van de mens aan te stellen als het verbondshoofd en de vertegenwoordiger van de anderen en Die het recht heeft om over de verlossing van de gevallen mens zo te besluiten als Hij wil.84

Niets tijdelijks aan hun kwelling
Tijdens een periode van opwekkingen in Enfield op 8 juli 1741 waarschuwde Jonathan Edwards dat God de macht heeft om de goddeloze "ieder moment" in de hel te werpen. Zondaren verdienen om in de hel geworpen te worden. Ze zijn reeds veroordeeld tot de hel en al hun moeiten en listen om die te vermijden terwijl ze Christus nog steeds afwijzen, zijn nutteloos. God is niet verplicht om de natuurlijke mens uit de hel te houden.85

In feite is deze toekomstige pijniging voor de goddelozen onvermijdelijk. "Aangezien God besloten heeft tegen onboetvaardige zondaren op te treden, zullen ze de bedreigde ellende niet mislopen, noch zichzelf ervan verlossen." God zal Zijn gerechtigheid laten bevredigen. Wat ze ook doen, ze zullen niet in staat zijn om haar te vermijden. Noch zullen ze in staat zijn om haar te dragen.86

Deze pijniging zal ook eeuwig zijn. Zij zal "zo lang duren als maar mogelijk is." Als de goddelozen de maat van hun zonden vervuld zullen hebben, zal toorn tot het uiterste over hen komen."87 Het woord "eeuwig," zegt Edwards, wordt gebruikt in de veroordeling zelf van de Rechter op de laatste dag. Er is in de hel geen bekering, geen verder twisten van Gods Geest met de geest van de mens (Gen. 6 : 6). De zonde tegen de Heilige Geest zal niet vergeven worden (Matth. 12 : 31vv.) Het woord "eeuwig" moet in de striktste zin worden opgevat. Er is geen redding zonder Christus, geen aanbod van genade aan hen die tot Zijn voetbank gemaakt zijn. God behandelt de goddelozen niet als zijn vrienden. Er is niets tijdelijks aan hun kwellingen, noch enige kans op vernietiging.88

Stein citeert een preek over Openbaring 19 : 2vv (Edwards Manuscripts, The Yale Collection) waarin Edwards de beelden van de Apocalyps aan het verbeelding van zijn gemeente voorhoudt.

De rook die eeuwig opstijgt, is een beeld van de eeuwige kwelling en ellende van hen die om hun zonden worden gepijnigd. Eeuwige kastijding, waarschuwde hij, is niet onverenigbaar met de genade van God, want de aard van de misdaad bepaald de ernst van de straf.

Edwards zegt: "Als de zon zo oud is geworden dat hij bleek is en zijn licht verloren heeft, dan zullen hun kwellingen even zwaar als ooit zijn."89

Het geluk van de hemel
Edwards' eerste preek over de Apocalyps behandelde daarentegen de "metaforische beschrijving" van de "stad van zuiver goud, helder als kristal" van Openbaring 21 : 18.90 Deze "nieuwe hemel en nieuwe aarde" (Openb. 21 : 1) blijkt nu geheel anders te zijn dan de aarde tijdens het millennium. Hier regeren de heiligen geen duizend jaar, maar "tot in alle eeuwigheid" (Openb. 22 : 5).91

In de hemel zullen er verschillende maten van gelukzaligheid zijn. Dit zal "geen domper" op het geluk van sommigen in de hemel zijn, als ze nadenken over het grotere geluk van anderen, want ieder zal vervuld zijn naar het vermogen dat God hem gegeven heeft. Er zal in de eeuwigheid een groei in heiligheid en geluk zijn, stelt Jonathan Edwards, "omdat hun indrukken tot in eeuwigheid in aantal zullen toenemen. Zij die in de hemel zijn, zullen overvloedige liefde voor elkaar bezitten en zich ook verheugen in de liefde van Christus. Een heerlijke eensgezindheid van geest zal zich uitdrukken in muziek."92

Het geluk van de hemel zal gebaseerd zijn op volmaaktheid van gezondheid en kracht. Er zullen tot in eeuwigheid nieuwe schoonheden ontdekt worden. Hier zijn lichaam en ziel verenigd, de Kerk is compleet, het werk van de Middelaar voltooid, God verheerlijkt. En hoewel ze het zondige van de dwaasheid en verdorvenheid van hun aardse gedrag zullen zien, toch zullen de heiligen in de hemel "volmaakt zien" hoe het gebruikt is voor de eer van God!93

Na de opstanding zal het geluk van de heiligen ook voortkomen uit een eeuwige gelukzaligheid en vreugde. Ze zullen een intieme vereniging en gemeenschap met Christus bezitten. De hemel zal "de plaats van Gods eeuwige woning zijn en de plaats van de eeuwigdurende woning en regering van Christus en Zijn Kerk." De heiligen zullen "God als hun deel genieten en alle dingen zo uitnemend bezitten als maar mogelijk is: daarin zullen ze alles in Christus hun hoofd bezitten."94

Voor Jonathan Edwards bestaat het grootste geluk van de heiligen in de hemel uit de "zalige aanschouwing." Ze zullen Christus zien, maar ze zullen eveneens God zien (Matth. 5 : 8), met het oog van de ziel. Het zal een volmaakt zien zijn van alles in God dat liefde opwekt, ontvlamt en behaagt.95

Levendig en optimistisch beeld
Zo komen we bij het laatste onderdeel van de eschatologische agenda. Over 1 Korinthe 15 : 28 merkt Edwards op dat er geen verdere reden is om de regering in Christus' handen te houden. Hij heeft al de doelen van Zijn arbeid en dood bereikt. Op dit punt krijgt God de Vader de regering terug Die Hij tot hiertoe volledig aan Christus had overgelaten. "God zal geëerbiedigd worden als een opperste Heerser en Christus en Zijn Kerk (die verenigd met en afhankelijk van Hem is), zullen samen de voordelen van Zijn regering ontvangen."96

Zo verlaten we de eschatologie van Jonathan Edwards, die ons via eeuwen en een millennium, de opstanding, de oordeelsdag heeft gebracht tot de zalige aanschouwing zelf. Tijd en eeuwigheid zullen precies laten zien hoe nauwkeurig zijn interpretatie van deze fascinerende leer van de Bijbel is. Het is onwaarschijnlijk dat ooit nog iemand zo'n levendig en optimistisch beeld zal uitschilderen. Dit beeld was dan ook afkomstig van een man die stierf zoals hij leefde. De Boston Gazette van 10 april 1758 zei: "Hij leefde goedsmoeds berustend in de wil van de hemel, en zo stierf hij ook." In de plaats waar de zielen van de gestorvenen zijn, zal Jonathan Edwards ongetwijfeld precies weten hoeveel van zijn veronderstellingen juist waren.

Christopher Holdsworth is lekenprediker en woont op het eiland Skye. Dit artikel was oorspronkelijk een lezing voor The Free Church College in Edinburgh, Schotland.

Vertaling: Arie Maasland


 1. J. Marcellus Kik, The Eschatology of Victory (Nutley, New Jersey: Presbyterian & Reformed Publishing Company, 1971), 7.
 2. Jonathan Edwards, Apocalyptic Writings, ed. Stephen J. Stein (New Haven, Conneticut: Yale University Press, 1977), 7.
 3. Ibid., 251.
 4. Ibid., 252.
 5. Perry Miller, Errand Into the Wilderness (Cambridgde, Massachusetts: Harvard University Press, 1956), 233.
 6. Jonathan Edwards, Theological Miscellanies (MSS, Yale Collection) no. hh Antichrist, cited by Stein, 11.
 7. Edwards, Apocalyptic Writings, 125
 8. Ibid., 120.
 9. Ibid., 112.
 10. Ibid., 99.
 11. Ibid., 120.
 12. Jonathan Edwards, The Works of Jonathan Edwards, A Humble Attempt to Promote Explicit Agreement and Visible Union of God's People in Extraordinary Prayer, (Edinburgh: Banner of Truth, 1974) 2: 308.
 13. Edwards, Apocalyptic Writings. 123.
 14. Ibid., 10.
 15. Ibid., in "Letter to a Correspondent in Scotland,"459.
 16. Jonathan Edwards, The Works of Jonathan Edwards, Some thoughts on te Revival (Edinburgh: Banner of Truth, 1974), 1: 381.
 17. Tim Dowley (ed.), A Lion Handbook: The History of Christianity (Oxford: Lion Publishing, 1977), 547.
 18. Edwards, Works, 2: 278.
 19. The Evangelical Magazine of Wales, Augustus-September, 1983, 4.
 20. Edwards, Works, 1: 234
 21. Ibid., 235.
 22. Edwards, Works, 2: 280.
 23. Edwards, Apocalyptic Writings, 18.
 24. Edwards, Works, 2: 285
 25. Ibid., 286.
 26. Ibid., 286
 27.  Ibid., 286
 28. Ibid., 286 ff.
 29. Ibid. 287.
 30. Ibid. 287 ff.
 31. Ibid., 290.
 32. Ibid., 303
 33. Edwards, Apocalyptic Writings, 133.
34.
Ibid., 134.
 35. Edwards, Works, The History of Redemption, I: 607.
 36. Edwards, Works, Miscellaneous Observations, 2 : 495.
 37. Edwards, Apocalyptic Writings, 137.
 38. John G. Lorimer, The Revival of Religion (Edinburgh: Banner of Truth, 1984), 188.
 39. Geciteerd door Arnold Dallimore, George Whitefield, (Edinburgh: Banner of Truth, 1980), 2: 537.
 40. Edwards, Works, The History of Redemption, I: 608.
 41. Ibid., Thoughts on the Revival, 383.
 42. Ibid., 383.
 43. Ibid., 386
 44. Edwards, Works, Notes on the Bible, 2 : 781vv.
 45. Edwards, Works, The History of Redemption, 1: 664 vv.
 46. Ibid., 605.
 47. Ibid., 605.
 48. Edwards, Works, Thoughts on the Revival, 1 : 381-83
 49. Edwards, Apocalyptic Writings, 28.
 50. Ibid., 28.
 51. Edwards, Works 606-609, The History of Redemption, 1 : 605vv.
 52. Ibid., 606.
 53. Ibid., 606-609.
 54. Edwards, Apocalyptic Writings, 127.
 55. Edwards, Works, Thoughts on the Revival: 1 : 384.
 56. Ibid., A History of Redemption, 1 : 609.
 57. Banner of Truth, November 1983, 12.
 58. Edwards, Works, A History of Redemption, 1 : 609vv.
 59. Ibid., 610.
 60. Westminster Standard, Booklet No. 34 (Gisborne, New Zealand).
 61. Edwards, Works, Sereno E. Dwight, "Memoirs of Jonathan Edwards, I : cxxi.
 62. Ibid., A History of Redemption, 1: 610.
 63. Loraine Boettner, The Millennium (Nutley, New Jersey: Presbyterian & Reformed Publishing Company, 1957), 50-53.
 64. Edwards, Works, A History of Redemption, 1: 610vv.
 65. Ibid., 611.
 66. Ibid., 611.
 67. Ian H. Murray, The Puritan Hope, (Edinburgh: Banner of Truth, 1971), 209-213.
 68. Edwards, Works, Miscellanies Observed on Important Theological Subjects, 2 : 468.
 69. Edwards, Works, A History of Redemption, 1 : 584.
 70. Ibid., 612.
 71. Ibid. 612vv.
 72. Edwards, Works, 2: 26-29.
 73. Ibid., Miscellaneous Observations, 617-22.
 74. Ibid., "Sermon on Romans 2 : 10," 819-94.
 75. Ibid., "Sermon on Romans 2 : 8vv," 880-82.
 76. Edwards, Works, A History of Redemption, 1: 613vv.
 77. Ibid., 614.
 78. Edwards, Works, Miscellaneous Discourses, 2: 190-97.
 79. Ibid., Miscellaneous Observations on Important Theological Subjects, 470-72.
 80. Ibid., Miscellaneous Discourses, 207-09.
 81. Donald MacLeod, Behold Your God (Fern, Tain, Scotland: Christian Focus Publications, 1990), 109.
 82. Edwards, Works, Miscellaneous Discourses, 2: 210.
 83. Ibid., "Wicked Men Useful in Their Destruction Only," 127.
 84. Edwards, Works, The Justice of God in the Damnation of Sinners, 1: 669vv.
 85. Edwards, Works, "Sinners In the Hands of An Angry God", 2: 7-9.
 86. Ibid., "The Future Punishment of the Wicked Unavoidable and Intolerable," 78-80.
 87. Ibid., 123.
 88. Ibid., "Remarks on Important Theological Controversies," 515-24.
 89. Edwards, Apocalyptic Writings, Editor's Introduction by Stephen J, Stein, 17.
 90. Edwards, Apocalyptic Writings, cited by Stephen J. Stein, 142.
 91. Ibid., 142.
 92. Edwards, Works, "Remarks on Important Theological Controversies," 2: 617-19.
 93. Ibid., 619-21.
 94. Ibid., 628-40.
 95. Ibid., "Sermon on Romans 2:10," 894-901.
 96. Ibid., "Notes on the Bible", 800

© 2002 George Whitefield Stichting