Door: ds. Maarten Klaassen

Inleiding
Een studiedag van de George Whitefields Sichting zonder dat er puriteinen aan het woord komen – dat kan natuurlijk niet. Aan mij is gevraagd of ik iets over het thema van deze dag wil zeggen naar aanleiding van de Amerikaanse theoloog en opwekkingsprediker Jonathan Edwards.
Die vraag kwam uiteraard niet zomaar. Want als er een theoloog in de puriteinse traditie geweest is die zich met het thema ‘liefde’ bezig heeft gehouden, dan was het Edwards wel.
In 1738 hield hij er maar liefst vijftien preken over. Geïnspireerd door Paulus’ loflied op de liefde -1 Korinthe 13 – hield hij zijn gemeente in Northampton voor dat de weg naar de hemel de weg van de liefde is. Liefde, aldus Edwards, is het wezen van alle ware godsdienst.
Gelukkig voor ons is de inhoud van deze preken bewaard gebleven. Hoewel Edwards plan om ze uit te geven tijdens zijn leven niet gerealiseerd is, heeft zijn kleinzoon , Tryon Edwards, dat alsnog gedaan in 1851. Het boek kreeg als titel mee: ‘Charity and its fruits’ (Liefde en haar vruchten). Tryon was zelf vol lof over deze preken. De preken kenmerken zich volgens hem door het sterke en heldere denken, die brede en omvattende inzichten in de waarheid, die doorwrochte kennis van de menselijke natuur, die accurate bekendheid met de Schriften die zo kenmerkend zijn voor Edwards geschriften.
Ik wil eerst iets zeggen over de achtergrond van deze preken, vervolgens staan we stil bij een aantal aspecten die hij in deze preken noemt over de liefde, waarna we afsluiten met de liefde als weg naar de hemel.

Achtergrond
Edwards preken over de liefde hebben alles te maken met de context van zijn tijd. Het zijn preken van iemand die zich zorgen maakte. Edwards had een sterk besef van wat er in zijn tijd speelde. Het is de tijd dat de doorwerking van het Verlichtingsdenken om zich heen begint te grijpen. Dit denken kenmerkte zich door een positieve visie op de mens en de menselijke mogelijkheden. Het dogma van de menselijke verdorvenheid is in visie allang in de achteruitkijkspiegel terechtgekomen. De mens is van nature goed en in staat om deugdzaam te leven – visies die natuurlijk in lijnrechte tegenspraak zijn met het christelijke geloof.
Verschillende verlichtingsdenkers die deze positieve antropologie aanhingen, meenden dat het mogelijk was om vanuit het morele gevoel dat de mens eigen is de samenleving in te richten. Het morele kompas wat de mens heeft maakt de noodzaak van de bijbelse openbaring feitelijk overbodig – en dat was dan ook precies wat deze denkers beweerden. Hoewel ze wel geloofden in het bestaan van God, was er in hun denken weinig ruimte voor de bijbelse openbaring. Wonderen, profetieën, de drie-eenheid – het werd allemaal van tafel geveegd. De natuur en de natuurwetten waren betrouwbaar genoeg om ons te leiden. In deze visie verschrompelt geloof tot moraliteit. De christelijke geloofsleer wordt ontmanteld tot er nog een paar kernwaarden overblijven. Er is God die moet gediend worden, ons gedrag dient ethisch zuiver te zijn – en zo niet: verbeter je moraal - dan kun je in het hiernamaals je beloning niet meer ontgaan.

Veel van wat Edwards geschreven heeft kun je beschouwen als een reactie op dit denken. Edwards zag het als zijn roeping de aanmatigingen van zijn tijd uit te dagen (George Marsden). 
Hij komt op voor verguisde leerstellingen, zoals de Triniteit, de menselijke verdorvenheid, de gebondenheid van de wil, de betrouwbaarheid van de bijbelse openbaring en een visie op deugd die overeenkomt met de Bijbel. En met name dat laatste is vandaag belangrijk. Edwards was geïntrigeerd in de vraag: wat is nu echte deugd? Op die vraag heeft hij een antwoord willen geven in het boek ‘The Nature of True Virtue’. In dat boek geeft hij een filosofische analyse van deugd. En je zou kunnen zeggen: wat hij filosofisch en wetenschappelijk in dit boek verwoordde, verwoordde hij jaren eerder op een eenvoudiger manier in de serie preken over 1 Korinthe 13. En dan zijn we bij het thema van deze dag.

Edwards over de liefde
Edwards is er van overtuigd dat er niets is wat Christus en de apostelen zo benadrukt hebben als de liefde. Want liefde – zo zegt Edwards in zijn eerste preek – onderscheidt de ware christen van anderen. Een niet-gelovige - een ‘natuurlijk mens’ zoals Edwards dat noemt - kan heel veel hebben, maar dát missen. Paulus somt in 1 Kor. 13 allerlei bijzondere eigenschappen op die mensen kunnen hebben – zonder toch de liefde hebben. We kunnen kennis bezitten of tot grote opofferingsgezindheid bereid zijn, en toch de liefde missen. ‘Laat iemand hebben wat hij wil en laat hem doen wat hij wil – het betekent niets zonder liefde’. Liefde alleen is het leven en de ziel van alle godsdienst. Zelfs geloof zonder liefde baat ons niet! Edwards verwijst hierbij naar Galaten 5:6 waar Paulus zegt dat het geloof door de liefde werkt. De liefde is de actieve geest van het ware geloof.
En daarom: ‘…love is the most essential thing in a true faith’. 

Een aantal eigenschappen van de liefde
In wat volgt wil ik een paar kenmerken noemen van deze liefde.
Alle christelijke liefde is in principe één. Hoewel het gericht kan zijn op meerdere voorwerpen, gaat het toch om dezelfde liefde, of het nu gericht is op God of op de mensen. In zijn boek ‘The Nature of True Virtue’ komen we hetzelfde tegen: christelijke liefde is gericht op alles wat is - ‘Being in general’. Dat is natuurlijk God, de ‘Being of beings’, maar ook liefde voor al het andere wat leeft en bestaat. Voor Edwards is dat onlosmakelijk aan elkaar verweven. Wie heel de wereld lief zou hebben en toch God niet liefheeft, heeft niet werkelijk lief. De liefde tot God en de mens zijn geen twee verschillende liefdes. Nee, deze liefde is van een stuk, ze is allesomvattend. Dat komt omdat christelijke liefde gericht is op God. En al het andere wat we naast God liefhebben is op een of andere manier aan God gerelateerd. We hebben medechristenen lief omdat het kinderen van God zijn. We hebben medemensen lief omdat het schepselen van God zijn. Wie dus God liefheeft, heeft ook alles lief wat aan God gerelateerd is. Liefde is een eenheid. Volgens Edwards is dat het verschil tussen christelijke liefde en de liefde van niet-christenen. Volgens Edwards kan ook een niet-christen liefhebben, alleen zal diens liefde nooit een eenheid zijn. Het is verdeelde liefde, gefragmenteerde liefde. Maar bij een christen komt alle liefde uit dezelfde bron. Waarom?
Christelijke liefde komt voort uit de Heilige Geest. En de Geest is een Geest van liefde. Waar de Heilige Geest zijn intrek neemt, daar komt de liefde binnen. Dat betekent dat zonder de Heilige Geest men niet in staat is om waarachtig lief te hebben. We zagen net: ook een niet-christen kan liefhebben, maar deze liefde is altijd onvolkomen omdat ze zich altijd maar tot een aspect van de werkelijkheid beperkt. Zolang God niet de bron van onze liefde is, zal onze liefde altijd gefragmenteerd zijn. Alleen wedergeboorte maakt de liefde zoals God deze bedoelt heeft, mogelijk. Ik citeer: ‘God is liefde en hij bij wie God zijn intrek heeft genomen door Zijn Geest, zal de liefde in zich hebben wonen’. Daarom zegt Paulus in Rom. 5 dat ‘de liefde van God is uitgestort in onze harten door de Heilige Geest’.
Wat is nu het effect van deze liefde? Edwards werkt dat tweeledig uit, naar God toe en naar de mens. Het effect van deze liefde die de Geest geeft, is achting: achting voor God en mensen.
Iemand die God liefheeft, zal Hem hoogachten. Liefde leidt tot het dienen en loven van God, het erkennen van Zijn grootheid, heerlijkheid en heerschappij. De achting voor God betekent ook dat je Hem wilt gehoorzamen. Zoals een kind zich opstelt tegenover zijn vader die hij liefheeft, zo stelt ook een christen zich op tegen God. Dat betekent concreet: dat je in moeilijke omstandigheden je tot Hem wendt om hulp en je vertrouwen stelt op hem. Liefde leidt ook tot dankbaarheid. Als je iets krijgt van iemand die je lief hebt, zul je deze persoon dankbaar zijn. Daarom zijn gelovigen God ook dankbaar voor Zijn genade. Liefde leidt ook tot onderwerping aan de wil van God. Het is veel gemakkelijker om de wil te aanvaarden van iemand die je liefhebt, dan waar die liefde niet aanwezig is.
Wat ten opzichte van God geldt, geldt ook ten opzicht van de mensen. Liefde leidt altijd tot gehoorzaamheid. Een slaaf die zijn meester liefheeft, een onderdaan die zijn vorst liefheeft, zegt Edwards, is geneigd om zich te onderwerpen en gehoorzaam te zijn. Liefde zorgt er ook voor dat we het goede zoeken voor de ander. Concreet betekent dat: de waarheid betrachten naar je naaste. Wie liefheeft, houdt zich afzijdig van alle leugen, fraude en bedrog. Doe je dat wel, dan behandel je de ander feitelijk als een vijand. Liefde zorgt ook voor ootmoed. Wie liefheeft, heeft hoge gedachten van een ander. Dan acht je ander hoger dan jezelf. Liefde betekent ook dat je de ander met zachtmoedigheid behandelt, niet met drift of geweld, maar met gematigdheid en kalmte. Liefde betekent ook dat je bereid bent tot vergeving. Liefde bedekt immers – met een woord uit Spreuken 10 – alle zonde. Liefde betekent medelijden met en goeddoen aan hen die beproefd worden of in nood verkeren. Dat lijdt ertoe dat we zullen geven aan de armen, elkaars lasten zuilen dragen, wenen met de wenenden en blij zijn met de blijden.
Liefde is ook een zegen voor relaties: waar liefde is, zullen gemeenteleden ook hun voorgangers respecteren, luisteren naar hun instructies en raadgevingen. En andersom: het leidt ertoe dat predikanten getrouw en ernstig het goede zoeken voor de zielen van de mensen. Liefde leidt ertoe dat kinderen hun ouders gehoorzamen en ouders hun kinderen niet verwekken tot toorn. Kortom: liefde zorgt ervoor dat je aan anderen doet wat jij wilt dat zij aan jou doen.
Zo maakt Edwards duidelijk dat liefde eigenlijk de wortel en bron van alle andere deugden en goede eigenschappen is. ‘Als dit principe is ingeplant in ons hart, dan is het voldoende om alle goede neigingen te produceren’. Daarom kan alle oprechte christelijke deugd en genade samengevat worden in de liefde. Daarom is het natuurlijk niet voor niets dat de liefde in de Schrift de vervulling van de wet wordt genoemd.

Een ander opvallend element in Edwards visie op de liefde is zijn overtuiging dat de liefde tot God en de naaste niet in tegenspraak is met de liefde tot jezelf. Worden wij door Jezus niet opgeroepen onze naaste lief te hebben als onszelf? Jezus gaat er dus vanuit dat wij onszelf liefhebben, dat er sprake is van een zekere mate van eigenliefde. Jezelf liefhebben betekent onder meer je eigen geluk verlangen. Volgens Edwards is dat natuurlijk en is daar niets verkeerds aan. Edwards zegt: ‘Het christendom betekent geen vernietiging van de menselijkheid. Dat iemand zijn eigen geluk liefheeft is eigen aan zijn natuur (…) en het is onmogelijk dit te vernietigen zonder zijn wezen te vernietigen’. Hier komen we de wortels tegen van het ‘Christian Hedonism’ wat vandaag vooral bekend is geworden door de bekende Amerikaanse predikant John Piper. De kerngedachte in deze opvatting is dat de radicale gerichtheid op God niet in tegenspraak is met het zoeken van je eigen geluk. Immers: juist in de gerichtheid op God is de mens het meest gelukkig.
‘God is most glorified in us when we are most satisfied in Him’. 
Het is echter wel van belang dat we hierin de juiste maat zoeken. Liefde tot jezelf is niet hetzelfde als zelfzuchtigheid. Bij iemand die zelfzuchtig is er sprake van een enghartige en exclusieve liefde voor zichzelf. Het is een liefde die alleen gericht is op jezelf en anderen uitsluit. Dan is de liefde uit balans. Je hebt jezelf lief ten koste van anderen, zowel God als je naaste. Iemand echter die verlost is en uit Gods liefde leeft, leert echter de liefde te reguleren.

De weg naar de hemel de weg van de liefde
Ik kom bij mijn laatste punt. Voor Edwards was liefde niet alleen essentieel voor een waar geloof, het heeft ook een eschatologische dimensie. Het liefhebben op aarde is namelijk een oefening voor de hemel. Dat is het thema van Edwards laatste preek. Edwards sluit de serie preken af met een preek die als titel draagt ‘De hemel is een wereld van liefde’, misschien wel zijn mooiste en bekendste preek over de hemel. Veel mensen kennen Edwards van zijn beroemde preek over de hel, maar Edwards kon ook aangrijpend preken over de hemel. Paul Ramsey, een bekende Edwards-kenner heeft er over geklaagd dat de meeste mensen ds. Edwards wel kennen van zijn preek ‘Zondaren in de hand van een toornig God’, maar niet zijn preek over 1 Korinthe 13: ‘De hemel is een wereld van liefde’.
In deze preek schildert hij de hemel als een plaats van volmaakte harmonie en liefde. Ik geef een wat langer citaat waarin hij met gloedvolle woorden bijna poëtisch de hemel beschrijft: ‘Wat een rust is daar in die wereld die de God van liefde en vrede vervult met Zijn heerlijke tegenwoordigheid, waar het Lam van God leeft en regeert en die wereld vervult met de aangename stralen van Zijn liefde; waar niets is dat enige aanstoot geeft, waar niets te zien is dan wat volmaakt goed en aantrekkelijk is; waar de heiligen alles zullen vinden en genieten wat ze liefhebben en zo volmaakt tevreden zullen zijn; waar geen vijand en geen vijandschap in enig hart is, maar volmaakte liefde in allen voor allen; waar volmaakte harmonie is tussen de hoger- en lagergeplaatsten in die wereld, waar niemand elkaar benijdt, maar ieder rust en zich verblijdt in het geluk van ieder ander. Al hun liefde is heilig, nederig en volmaakt christelijk, zonder de minste onzuiverheid of vleselijkheid; waar de liefde altijd wederzijds is, waar de liefde van de geliefde verantwoordelijk is voor de liefde van degenen die liefhebben; waar geen hypocrisie of onenigheid is, maar volmaakte eenheid en oprechtheid; waar geen bedrog, ontrouw of onregelmatigheid is, noch zoiets als jaloezie. En dit alles in een tuin van liefde, het paradijs van God, waar alles de uitstraling heeft van heilige liefde en iedereen samenwerk om de liefde te bevorderen en op te weken en waar niets haar oefeningen verstoort’.

In deze preek gaat hij niet alleen in op de hemel, maar ook op de weg naar de hemel. ‘Zoals de hemel een wereld van liefde is, zo is ook de weg naar de hemel de weg van liefde. Als u op weg wilt zijn naar die wereld van liefde, dan moet u een leven van liefde leiden.’ Liefde tot God en de naaste. Edwards zegt: ‘We moeten overvloedig zijn in plichten van de tweede tafel en in het bijzonder in werken van liefde’. Dat was geen gemakzuchtige oproep. Edwards ging daar zelf anderen in voor. Je ziet dat terug in Edwards eigen leven. De gemeente die hij het laatst gediend heeft, was Stockbridge, eigenlijk een soort zendingspost onder de Indianen. Zeven jaar heeft Edwards onder hen gewerkt. De verhouding tussen de Indianen en de blanke Engelsen was niet goed. De Indianen werden vaak uitgebuit en onrechtvaardig behandeld. Hun werd veel land ontnomen en er werd gesjoemeld met contracten. Evangelieverkondiging onder hen vond veel te weinig plaats. Edwards was verontwaardigd over al deze misstanden en heeft dat ook in preken en brieven geuit. Op een dag in 1751 werd hij uitgenodigd om te spreken bij een gelegenheid: er zou een verbond gesloten worden tussen de Engelsen en de Mohawks-indianen. Tijdens die gelegenheid sprak Edwards de indianen rechtstreeks aan en zei: ‘Velen van de Engelsen en Nederlanders zijn ertegen dat jullie onderwijs ontvangen. Ze kiezen ervoor jullie in het donker te houden om voordeel van jullie te kunnen doen. Want zolang ze jullie in onwetendheid houden, kunnen ze jullie gemakkelijker bedriegen tijdens de handel’. Hoe de Engelsen hierop reageerden, weet ik niet, maar ik kan me voorstellen dat sommigen wel even onder hun pruik gekrabd hebben. In de periode dat hij in Stockbridge stond werden er twee indianen van hun paarden beroofd door Engelsen. Toen ze probeerden hun paarden terug te krijgen, werden ze neergeschoten en stierven. Toen de autoriteiten vervolgens niets deden, deed Edwards een beroep op de overheid en zorgde ervoor dat deze families schadeloos gesteld werden. Hij pleitte voor een rechtvaardige behandeling en hij was bang dat door dit gedrag de Indianen niet alleen een afkeer voor blanken, maar ook een afkeer voor het Evangelie zouden krijgen. In de periode dat hij Stockbridge was heeft hij deze praktijken aan banden kunnen leggen. Dat niet alleen: hij onderhield goede contacten met de Indianen en preekte ook onder hen en zorgde ervoor dat er onderwijs aan hen werd gegeven. Want de weg naar de hemel is de weg van de liefde. En dat betekende voor Edwards een praktisch christendom waarin wordt omgezien naar de noden en behoeften van de naasten.

Edwards was er van overtuigd dat God Zijn kinderen hier al op aarde voorbereid op de hemel en het leven in de hemel. Een zondaar zal zich daar nooit thuis voelen. Die zal zich als een vreemde voelen in een vreemd gezelschap, in een vreemde plaats. Dat komt omdat zo iemand niet klaar voor deze wereld van liefde. Hij is te aards gezind en daarom kan hij niet ingaan. De hemel is een toebereide plaats voor toebereide mensen. En dat doet de Heere op aarde. Edwards wijst in deze preek op het voorbeeld van Henoch: Hij wandelde met God en hij was niet meer, want God nam hem weg. Hij stapte zo van de ene wereld de andere wereld in. Zo hemels was zijn leven dat de overgang niet eens groot was. Hij was klaar voor de hemel. En zo moet het ingaan in de hemel niet vreemd voor ons zijn, maar juist een verlangen, zoals je na een lange reis terugkeert naar huis. Dat is mijn huis en daar ben ik thuis!
Het leven op aarde is een oefening voor de hemel. Het is net als met koorleden die een grote uitvoering hebben. Je kunt alleen straks meezingen als je nu al je eigen partij oefent. Hier op aarde wil de Heere dat Zijn kinderen zich oefenen in wat ze straks eeuwig zullen doen: Hem loven en liefhebben. Hier op aarde moet elk kind van God zich oefenen in de melodie van de liefde, zodat straks al die stemmen samen één groot en harmonieus koor zullen vormen waarin God gedankt, geëerd en geprezen zal worden.


Geraadpleegde literatuur:
J. Edwards,The Works of Jonathan Edwards, vol. 8: Ethical Writings (ed. P. Ramsey), Yale 1989
M. Klaassen/A.A.F. van de Weg, Venster op de eeuwigheid. Hel en hemel bij de Puriteinen, z.p. 2009
S.H. Lee, The Princeton Companion to Jonathan Edwards, Princeton/Oxford 2005
S.M. Lucas, God’s Grand Design. The Theological Vision of Jonathan Edwards, Wheaton 2011
S.J. Nichols, Jonathan Edwards. A Guided Tour of His Life an Thought, Phillipsburg 2001
 


Deze lezing werd gehouden in de Poortkerk te Veenendaal tijdens de themadag van de George Whitefield Stichting op 1 december 2012. Het thema van de dag luidde: ' De Liefde Maakt het Verschil; de zegen van het dubbele liefdesgebod'. 
© 2012 George Whitefield Stichting,