Themadag George Whitefield Stichting 15 november 2008:
Woord voor Woord


Lezing: ds. P. den Ouden, Driesum

De puriteinen over predikers en prediking


Ik wil beginnen met een persoonlijke ervaring. Ik naderde het einde van mijn studie theologie in Utrecht, het was in 1997, toen ik op een studiedag van de Whitefieldstichting een boek aanschafte van de puritein Richard Baxter, getiteld The Reformed Pastor. Packer noemt het terecht een classic. Het leek me een welkome aanvulling op mijn toch wel wat magere toerusting en vorming in Utrecht. Dus ik begon dat boek te lezen.

Ik begreep al gauw dat de aanduiding Reformed niet zozeer theologisch als wel praktisch bedoeld was. Het kan daarom het beste vertaald worden met: de vernieuwde pastor, de pastor die zijn persoonlijke leven en zijn pastoraal-bezig-zijn duchtig onder handen gaat nemen. Een radicale persoonlijke bekering van de pastor. Het boek is ooit omschreven als dynamiet, en ik kan me daar iets bij voorstellen. Ik zou het ook een verootmoedigend boek willen noemen. Baxter weet in zulke gloedvolle woorden te schrijven dat je het niet kunt lezen zonder er diep door geraakt te worden. Op een indringende wijze wordt de geweldig verantwoordelijkheid, de ernst en de heerlijkheid van het werk van een pastor uitgetekend. Daarbij maakt hij op een klemmende manier duidelijk dat het middellijkerwijze van de pastor afhangt of zijn gemeenteleden voor eeuwig zalig worden of voor eeuwig verloren gaan.

Ik moet u zeggen dat, toen ik dit allemaal las, er een soort schrik over me kwam. Laat er geen onduidelijkheid over bestaan: Baxter is niet somber of zwaarmoedig; integendeel. Door het hele boek heen tintelt een geweldige liefde en enthousiasme. Ook is het niet zo dat hij te hoge normen stelt.

Maar zijn Bijbelse, nuchtere benadering was voor mij zo confronterend, dat ik, nadat ik het boek uitgelezen had, me ernstig heb afgevraagd of ik nog wel predikant kon worden. Wat een werk, zo heerlijk. Het mooiste werk wat er is. Maar ook: wat een gewichtig werk, waarover de ernst van de eeuwigheid ligt. Daar had ik natuurlijk vaker over nagedacht, maar Baxter liet het me allemaal zien op een wijze zoals ik het nog nooit eerder had gezien. En daarmee is Baxter exemplarisch voor alle puriteinen. In de prediking klopt het hart van het puritanisme. Dat was voor hen het allerbelangrijkste.

Nu is mij gevraagd om daar iets meer over te zeggen. Wellicht  zou het een bezwaar kunnen zijn dat de meeste mensen onder dit gehoor geen voorganger zijn en het dus een lezing wordt die niet direct voor hen bestemd is. Nu denk ik dat dat wel meevalt, want wij zijn protestanten, en protestanten leren het ambt van alle gelovigen. Iedere christen is voorganger in zijn eigen omgeving, dus het gaat vanmorgen in zekere zin over ons allemaal.

Mijn lezing valt in twee delen uiteen, eerst iets over de prediker en vervolgens iets over de prediking. U hoort me al het woordje iets gebruiken. Dat kan ook niet anders, want hier zou een meerdaagse conferentie gemakkelijk mee te vullen zijn. Omdat mijn ruimte beperkt is, leek het mij het meest zinvol om juist voor die dingen aandacht te vragen, waarvan ik het vermoeden heb dat die in onze dagen wat onderbelicht blijven. Zo kijkt u gelijk een beetje in mijn hart.

Allereerst de prediker. Wat zijn volgens de puriteinen de vereisten voor een prediker? William Perkins, de vader van het puritanisme, heeft er een boek over geschreven, The art of prophesying, de kunst van het preken. Hij zegt: één van de eerste voorwaarden om predikant te kunnen zijn is dat je God moet hebben gezien: the vision of God. Je moet als het ware oog in oog hebben gestaan met God. Hij maakt dat duidelijk aan de hand van de roeping van Jesaja. Jesaja, die in dat ontzagwekkende visioen in de hemelse heerlijkheid mag blikken, waar God in majesteit en heerlijkheid op Zijn troon zit en waar de engelen in aanbidding het elkaar toeroepen: Heilig, heilig, heilig is de Heere der heirscharen, de ganse aarde is van Zijn heerlijkheid vol!

En bij de aanblik van dat ontzagwekkende schouwspel roept Jesaja het uit:
Wee mij, want ik verga!

Perkins zegt: ‘God bracht deze vrees over Jesaja om zo van hem een getrouwe profeet en geschikte boodschapper te maken. We kunnen er uit leren dat alle ware dienaren van God, met name zij die geroepen zijn om het Woord te verkondigen, te herkennen zijn aan een diep gevoel van vrees, bij het bewustzijn van het gewicht van hun bediening. Ja zelfs een gevoel van verwondering en verbazing, van bewondering van Gods heerlijkheid en grootheid. Hoe meer zij vrezen en wegzinken bij de aanblik van Gods majesteit en hun eigen zwakheid, hoe meer het zeker is dat zij door God geroepen zijn. Iemand die deze bediening op zich neemt zonder vrees, is bezig om zichzelf te promoten, maar het is zeer de vraag of hij wel door God geroepen is.' Tot zover Perkins.

De krachtige roeping van Jesaja is geen op zichzelf staand geval. Als God iemand in Zijn dienst gaat nemen komen we keer op keer hetzelfde tegen: dat diepe besef van eigen kleinheid en nietigheid voor die hoge God. Denk aan Mozes, Ezechiël, Paulus en Johannes op Patmos: En toen ik Hem zag, viel ik als dood aan Zijn voeten Perkins zegt: ‘Een predikant moet zijn gemeente leren om God te vrezen en met eerbied voor Hem vervuld te zijn. Maar hoe kan hij dat anderen leren, als hij zelf nooit vol bewondering heeft neergebogen voor Gods glorie en heerlijkheid?'

Maar er is nog meer aan de hand. Jesaja voelt zich niet alleen klein en nietig, hij voelt zich bovendien onuitsprekelijk zondig. Hij zegt: Wee mij, want ik verga, want ik ben een man van onreine lippen. Ik citeer nog een keer Perkins:  ‘Jesaja belijdt vrijwillig: ik ben een ellendig en zondig mens, en daarom vrees en beef ik om in de tegenwoordigheid van God te staan, ik durf God niet aan te zien, vanwege mijn zonden. Je zou mogen vragen: hoe kan dat? Hij was toch godvrezend en gerechtvaardigd voor God door het geloof in de Messias en geheiligd door zijn dagelijkse bekering? Kan een man die gerechtvaardigd en geheiligd is, dan toch zeggen dat hij onrein is? Het is zeker dat Jesaja zo was, vanwege de verdorvenheid van zijn natuur. Zoals bij ieder mens, was er ook bij hem een zee van ongerechtigheid, en die wordt steeds groter naarmate iemand dichter bij God leeft. Daarom ging de profeet dit nu nog meer zien, toen hij in de onmiddellijke tegenwoordigheid van God kwam.' Tot zover Perkins.1

De puriteinen hadden soortgelijke ervaringen als Jesaja. Het waren mannen die God hadden ontmoet in hun leven. En die ervaringen stempelden hun prediking. Ze wisten vanuit een diepe persoonlijke ervaring dat ze met een heilige God te maken hebben, ze hebben met ontzetting de gruwelijkheid van de zonde gezien, the horror of offending God.2  En daarom waren ze diep doordrongen van de noodzaak van de verzoening. En daarom konden ze niet anders dan heilig leven. Want ze waren met een diep ontzag vervuld voor die heilige God, die zegt: ‘Weest heilig, want Ik ben heilig.'

Dat alles gaf aan hun prediking een geweldige ernst en bewogenheid. Baxter schrijft in zijn Reformed Pastor: ‘Wat een ellendige toestand is het voor de kerk en voor de predikers zelf, als ze moeten preken over hemel en hel, als ze er zelf niet in geloven; als zelf het gewicht niet hebben gevoeld van de leerstukken die ze preken. Iemand die een beetje gevoel heeft, moet wel onder de indruk zijn van de zaken waar wij over preken en spreken. Wat het voor een ziel betekent om dit vleselijk lichaam te verlaten en voor een rechtvaardige God te verschijnen en een eeuwige, onveranderlijke vreugde of een eeuwige, onveranderlijke pijniging binnen te gaan.' Baxter gaat verder: ‘Ik kom zelden van de preekstoel of mijn geweten klaagt mij aan dat ik niet veel ernstiger en aansporender ben geweest. Dan zegt mijn geweten: Hoe kon je preken over hemel en hel op zo'n zorgeloze, bedaarde wijze. Geloof je zelf wel wat je zegt? Hoe kun je tegen de mensen zeggen dat de zonde zo'n ernstige zaak is, en dat er zo'n onvoorstelbare ellende op hen ligt en voor hen ligt, en er zelf niet meer door aangedaan zijn? Zou je niet wenen over zulke mensen en zouden je tranen je woorden niet moeten onderbreken? Zou je het niet uit moeten roepen en hen hun gruwelen bekend moeten maken en bij hen op leven en dood moeten aandringen en smeken? Tot zover Baxter.3

Het gaat Baxter zeker niet om pathos of om een platvoers inspelen op emoties. Maar hij had God gezien en daarom kon hij niet anders preken. En ik denk dat hier één van de oorzaken ligt van de oppervlakkigheid en de krachteloosheid van kerkelijk Nederland, ook van Bijbelgetrouw Nederland, bij voorgangers en gemeenteleden: weten wij nog wat het is om de levende God te hebben ontmoet? Paulus zegt: ‘Wij dan wetende de schrik des Heeren, bewegen de mensen tot het geloof.' Is er iets van die ernst in ons leven en in onze woorden te proeven? Als dat bij de voorgangers ontbreekt, moeten we het niet vreemd vinden als het in de gemeente de ernst en de diepgang gaat verdwijnen? Wat heeft de kerk dringend behoefte aan mensen die weet hebben van Jesaja-ervaringen. Dat maakt mensen die met gezag en overtuiging kunnen spreken over zonde en genade, schuld en vergeving, Gods heiligheid en Gods heerlijkheid.

Daarom is het voor een prediker noodzakelijk om de zalving met de Geest te ontvangen. David Brainerd schreef: ‘Ik zie ernaar uit dat de Geest der prediking zal neerdalen en rusten op de dienaren van het Woord, opdat zij de gewetens van de mensen met klem en kracht zouden aanspreken.'4 Van de prediking van Robert Bruce wordt gezegd dat ze een aardbeving bij zijn gehoor teweeg bracht. Overigens niet door stemverheffing en dramatiek, hij sprak juist langzaam en met ernst. Maar het was de tegenwoordigheid van God die zijn prediking maakte tot wat het was. Iemand schreef over hem: ‘Het goddelijke gezag was zo merkbaar in zijn doen en laten, er lag zo'n waardigheid op zijn gelaat, dat hij vrees en achting afdwong bij vriend en vijand.'5

De puriteinen waren zich er van bewust dat ze spraken als ambassadeurs van God. Ze spraken niet op persoonlijk gezag, maar met goddelijk gezag. Preken was voor hen geen informeel onderonsje, waarbij een losse stijl wordt gevoerd. De ernst en de waardigheid van de zaak staan dit niet toe. Om die reden was Lloyd Jones, een van de laatste puriteinen, er een vijand van om op de preekstoel een grapje te maken.6

Zo zijn we ongemerkt al overgegaan van de prediker op de prediking. Ik wil uit de puriteinse prediking drie elementen naar voren halen, waarvan ik meen dat die juist voor de prediking in onze tijd van betekenis zijn.
1. het ging om grondige kennis
2. ze was praktisch en
3. ze was zielkundig en onderscheidend

1. Grondige kennis
Veel hedendaagse prediking kenmerkt zich door oppervlakkigheid en vluchtigheid. Er is weinig uitleg, nauwelijks leerstellig onderwijs, de praktische toepassingen zijn voorspelbaar en vooral moraliserend. Zelden kritisch en confronterend, vooral eindeloos bemoedigend. Preken zijn vooral bedoeld om het gehoor een goed gevoel te geven. Omdat we bang zijn de gunst van de hoorders te verliezen, moet het vooral simpel zijn, niet te lang, een paar leuke anecdotes en een ontroerend gedichtje, en daar moet de gemeente het weer een week mee doen. Als ik het oneerbiedig mag zeggen: fastfood-preken, een snelle hap, maar weinig voedzaam, en uiteindelijk zelfs schadelijk voor de gezondheid.De puriteinse prediking is ongeveer het tegenovergestelde. Het beste wat ze hadden, hebben ze aan hun preekarbeid gegeven en het was van zodanige kwaliteit dat het na drie-, vierhonderd jaar nog uitermate leerzaam en verrijkend is om ons er in te verdiepen.

De puriteinse theologen waren begaafde intellectuelen, de meesten hadden in Cambridge of Oxford een graad behaald. Maar het mooie was zij die denkkracht  wisten  te verbinden met een diepe vroomheid. Ze kenden God en kenden de mens. Voeg daar nog bij een vurige liefde en ijver voor God en u hebt het portret van een puritein. En dat portret weerspiegelt zich in hun prediking. Ik noem een paar trekken:

In de eerste plaats: hun prediking was God-centered, in hun prediking stond de drie-enige God, de Vader, de Zoon en de Heilige Geest centraal. In tegenstelling tot veel hedendaagse prediking, waar de mens met al zijn behoeften in het middelpunt staat. De 3e vraag van de Kleine Catechismus van Westminster vraagt:‘Wat onderwijst de Heilige Schrift voornamelijk? Antwoord: wat de mens moet geloven aangaande God en welke plicht God van de mens eist.'

Laten we kort dit antwoord op ons inwerken: God is er niet voor ons, maar wij zijn er voor God. Wij leven niet voor onszelf, maar ons leven hoort toegewijd te zijn aan God. De puriteinen durven die toewijding (het klinkt akelig in onze moderne oren) zelfs te omschrijven als plichten. God heeft op talloze plaatsen in Zijn Woord nauwkeurig omschreven hoe Hij gediend wil worden, het staat ons niet vrij om dat naar eigen inzichten in te vullen.

De puriteinse prediking was: God en Zijn heerlijkheid in het midden stellen. Dat bepaalde hun benadering van alle thema's uit de Bijbel. Ze werden altijd herleid tot God. De leer van Paulus, met name zoals hij die uiteen heeft gezet in de Romeinenbrief, was de kern van hun evangelie. God, zonde, wet, verkiezing en verbond, de verlossing door genade door het geloof in Christus, de heiliging van het leven, dat waren de steeds weer terugkerende thema's in hun prediking. Hun prediking bevatte de body of divinity, de kernpunten van het christelijk geloof. En er was hun alles aan gelegen om die kernpunten bij hun gehoor grondig in te scherpen.

Daarom waren ze er niet mee tevreden om die thema's in hun preken met een paar algemene opmerkingen af te doen. Integendeel, elk leerstuk werd uitvoerig vanuit allerlei Schriftplaatsen belicht en uitgediept, in zijn samenhang met de andere Schriftgegevens en met de consequenties voor de praktijk van het leven. Van Thomas Goodwin werd gezegd als hij zich met een onderwerp uit de Bijbel bezig hield: he studied it down. Hij spitte het uit tot op de fundamenten. Niet alleen achter zijn schrijftafel, maar ook op de preekstoel. En zo gingen  alle puriteinen te werk. En omdat ze dit zo grondig deden hebben hun werken de eeuwen overleefd. Grondigheid, ik zou het het handelsmerk van de puriteinen willen noemen.

John Owen die meer dan 600 bladzijden nodig heeft om het de persoon en het werk van de Heilige Geest aan de hand van de Schriftgegevens uitvoerig te beschrijven. Thomas Manton, die in een serie van 158 preken vers voor vers Psalm 119 doorpreekt. Jeremiah Burroughs, die een dikke foliant schrijft over de zondeleer, William Gouge, die in een boek van 800 pagina's een complete Bijbelse huwelijksethiek geeft, de neerslag van een lange serie preken. En zo zou ik door kunnen gaan.

Als iets in onze prediking urgent is, dan denk ik dat we hier een aangelegen punt hebben: grondige kennis. Om een gemeente en om iedere gelovige persoonlijk te bouwen, moeten er stevige Bijbelse grondslagen worden gelegd, moeten er theologische heipalen de grond in. Zonder een grondige kennis van de geloofsleer kan er geen sprake zijn van een gezond, vruchtbaar en krachtig geestelijk leven.7 Een prediking die niet meer aanreikt dan wat algemene opmerkingen, waar niet gespit wordt in de Schrift, is fataal voor de kerk. Dan gaan we bouwen op zand. En onze tijd laat de treurige gevolgen zien, nu de golven van de secularisatie en de stormwind van het postmodernisme ons huis beuken. Bijbelgetrouw Nederland  valt. En zijn val was groot. Want er zit geen fundament onder. Zoals Hosea het heeft voorzegd: Mijn volk gaat verloren omdat het zonder kennis is.

Als wij een geestelijk herstel verlangen en een kwakkelende kerk gezond willen zien, zullen we weer moeten gaan graven in het Woord en met hetgeen wij gevonden hebben anderen voeden. Niet met melk, maar met vaste spijs, zoals Paulus het schrijft aan de gemeente van Korinthe. En Petrus spoort ons aan: ‘Wast op in de genade en kennis van onzen Heere en Zaligmaker Jezus Christus.'

2. Praktisch
Een tweede typerende trek van de puriteinse prediking is de grote aandacht voor de doorvertaling van de Bijbelse boodschap naar de praktijk van het christelijk leven. Dan waren de puriteinen in hun element en zijn ze door niemand overtroffen. William Gouge zegt: ‘Het leven en de kracht van Gods Woord bestaat in de persoonlijke toepassing op onszelf. Dat is het geloof mengen met het gehoor. Geloof, zeg ik, waardoor we de waarheid van Gods Woord niet in het algemeen geloven, maar ook geloven dat het een waarheid is voor onszelf in het bijzonder.'8

William Ames begon zijn dogmatiek met de vraag: 'wat is theologie?' Antwoord: 'theologie is de leer hoe wij voor God hebben te leven'.9 Theologie is geen theorie, maar leven. Dat heeft te maken met het persoonlijke geestelijke leven en met het dagelijks leven, de ethiek. Daar ging het de puriteinen om: hoe worden de dingen beleefd en geleefd. Daar besteedden ze in hun prediking uitgebreide aandacht aan. Ze kenden hun Bijbel door en door, maar ze kenden ook het mensenhart met al zijn donkere schuilhoeken, zijn vragen, zijn twijfel, zijn vreugde, zijn strijd. Maar ook dat hart met zijn listigheid, hardheid en onwilligheid. Bij een puriteinse preek was je bij een dokter op bezoek, die allereerst nauwkeurig de diagnose ging vaststellen, om vervolgens de juiste behandeling van de kwaal voor te schrijven. Puriteinen waren physicians of the soul, artsen der ziel.

Om het met een voorbeeld te illustreren. Thomas Brooks schreef een boek, getiteld: Kostbare geneesmiddelen tegen de listen van satan.10 Eerst gaat hij zijn gehoor voorhouden welke listen satan zoal gebruikt om ons tot zonden te verleiden, hij noemt er twaalf, ik noem er een paar:

- door het aas te laten zien en de haak te verbergen
- door de zonden te verkleinen
- door God aan de ziel voor te stellen als iemand die alleen maar uit barmhartigheid bestaat
- door de ziel te overtuigen dat het werk der bekering een makkelijk werk is en dat ze zich daarom niet druk hoeft te maken over de zonde
- door aan te zetten om zichzelf te vergelijken met hen die slechter zijn dan zichzelf
-door de ziel en het verstand van mensen te besmetten en bederven met gevaarlijke dwalingen.

Vervolgens beschrijft hij op dezelfde gedetailleerde wijze over de listen van satan om onze persoonlijke omgang (gebed en bijbelstudie) met God te verhinderen.  Vervolgens nog een hoofdstuk over hoe satan Gods kinderen in twijfel gevangen houdt en tenslotte nog een hoofdstuk hoe hij voor iedere rang of stand van mensen zo zijn eigen strikken en listen heeft: de rijken en de armen, de geleerden en de eenvoudigen. Satan heeft zo voor iedereen zijn eigen strikken. Zo probeert Brooks in 300 bladzijden. zijn gemeente inzicht te geven in de veelheid van methoden die de satan hanteert om hen in zijn strikken te krijgen. Natuurlijk met de bedoeling dat ze in hun eigen leven satans listen zouden herkennen en doorzien.

Maar Brooks doet nog iets meer. Hij wijst niet alleen de strikken aan, maar geeft ook bij iedere strik het Bijbelse medicijn aan (denk aan de titel van zijn boek), hoe we voor die strikken bewaard kunnen worden of, als we er in terecht zijn gekomen, daar weer uit kunnen komen. En dat steeds met voorbeelden en teksten uit de Bijbel.

Ik denk dat we hier van kunnen leren. Volstaan we in de prediking vaak niet met algemeenheden, waardoor de bijbelse waarheden vaak nietszeggende abstracties blijven. Een herhaling van wat de mensen al lang weten, niet opscherpend en inspirerend. Zo worden de mensen niet verder onderwezen en verder geholpen. Het was de kracht van de puriteinen dat zij geestelijke begrippen wisten te concretiseren en uit te tekenen in de veelheid van vormen en gestalten waarin wij ze tegenkomen. Zij werkten hun toepassingen grondig en gedetailleerd uit. Vandaar dat ze met preken van een half uur niet toe kwamen. Ze vroegen in onze ogen misschien wel veel van hun gehoor, maar daar staat tegenover dat hun gehoor er ook veel voor terug kreeg. Ik geloof dat als een predikant werkelijk wat te zeggen heeft, zijn gehoor ook graag bereid is om er de tijd voor te nemen.

De zwakte van een algemene prediking is ook dit, dat het vrijblijvend is. Ik neem als voorbeeld het huwelijk. William Gouge heeft daar een lange serie preken naar aanleiding van Efeze 5 over gehouden. Daar staat onder andere dat de man zijn vrouw moet liefhebben. Niemand zal dit tegenspreken. Maar wat houdt dat nu allemaal in? Gouge concretiseert dit aan de hand van twaalf praktische punten. Maar dan gaat hij nog een stap verder door ook nog een keer twaalf punten aan te reiken waar mannen vaak falen. Daarna gaat hij uiteen zetten dat het de bijbelse plicht van de vrouw is om haar man te gehoorzamen, eveneens gevolgd met twaalf punten waar ze vaak falen. Dit alles op een verrassend evenwichtige, laat ik er voor alle duidelijkheid bij zeggen: vrouwvriendelijke, wijze, met een overvloed aan Schriftbewijzen.  Gouge laat er zo weinig onduidelijkheid over bestaan wat het huwelijk nu allemaal inhoudt. Zo krijgt de gemeente een grondig praktisch onderricht in het huwelijk. Het blijft bij hem niet vrijblijvend, zodat iedereen het op zijn eigen manier kan invullen.

Maar zijn concreetheid riep ook de nodige tegenspraak op.  Want concrete prediking is tegelijk confronterende prediking. Gouge schrijft: ‘Velen hebben geduld genoeg om hun plichten in algemene termen uiteen te horen zetten, maar ze kunnen het niet aanhoren hoe die algemene waarheden in specifieke toepassingen worden geconcretiseerd in. Dat komt te dichtbij, dat steekt te diep.'11 Tot zover Gouge.

Is het niet de zwakte van veel hedendaagse prediking dat het te vrijblijvend is, niet concreet genoeg? Maar zo krijgt de gemeente niet de leiding, die juist in deze verwarde en verworden tijden zo broodnodig  is. Toegegeven: concrete prediking vraagt  veel wijsheid, voorzichtig en tact.  Concreetheid kan zomaar omslaan in wetticisme. Maar waar de Bijbel geen onduidelijkheid over laat bestaan, daar mogen wij ook geen onduidelijkheid over laten bestaan. Hoe denkt de Bijbel over de plaats van de man en de vrouw, hoe denkt de Bijbel over gezinsvorming, wat is een bijbelse zondagsviering, wat zegt de Bijbel over ons omgaan met de media, over geld en goed?

Verschil van mening over details mag er zijn, maar op tal van punten is de Bijbel zo duidelijk dat we toch wel concrete richtlijnen, en zelfs concrete grenzen kunnen aangeven. En dat moet dan ook gebeuren, ook al roept dat misschien tegenspraak op. Maar het moet duidelijk worden dat een christen iemand is die op alle punten onvoorwaardelijk, in liefde, de Bijbel wil gehoorzamen. God houdt er geen keuzemenu op na. De puriteinen waren praktisch, ze gaven duidelijk en concreet leiding aan het geestelijk leven en het dagelijkse leven van hun gemeente. En daar is ook in 2008 dringend behoefte aan.

3. Zielkundig en onderscheidend
De grote aandacht van de puriteinen voor een nauwkeurige, gedetailleerde toepassing van de Bijbel in het christenleven brengt mij bij mijn derde en laatste punt: hoe zagen zij hun gemeente? Ik heb dit punt er aan toegevoegd, omdat zij ons juist hier correcties aanreiken die hard nodig zijn. Hoe zagen zij hun gemeente? Hoe zien wij onze gemeente, misschien wel: hoe zie ik mij zelf? Vaak wordt er van uitgegaan dat ongeveer iedereen in de gemeente een gelovige is. Zo wordt er dan ook gepreekt. Natuurlijk, hier en daar loopt er misschien nog een twijfelgeval tussendoor en ook mijn geloof is mogelijk nog voor wat verbetering vatbaar, maar uiteindelijk zit het met ons allemaal wel goed, of in ieder geval: het komt met ons allemaal wel goed.

Dat zouden de puriteinen ons niet zomaar nazeggen. Zij scheerden hun gemeenteleden niet allemaal over één kam. William Perkins in zijn Art of prophesying verdeelt zijn gehoor in zes categorieën:12

de ongelovigen, onkundigen en die niet willen horen
zij die wel willen horen, maar onkundig zijn
zij die wel kennis hebben, maar onboetvaardig zijn
zij die wel boetvaardig zijn
zij die werkelijk gelovigen zijn
zij die teruggevallen, afgezakt zijn

Ik zeg niet dat we deze classificatie van gemeenteleden zomaar moeten over nemen. Er zijn, niet ten onrechte, allerlei bezwaren tegen aangedragen. Anderzijds zijn de verschillende categorieën te herkenbaar om ze helemaal te negeren. In 1 Joh. 2:14 wordt ook gesproken over kinderen, jongelingen en vaders in de genade. Dan gaat het over gelovigen, als is er verschil in de maat van geloof. Maar er zitten ook mensen in de gemeente die het geloof nog niet bezitten en daar mee worstelen, ze zijn bezorgd omdat ze bij zichzelf te weinig zondekennis tegenkomen.  Zij twijfelen of hun liefde tot God wel oprecht is, of hun ernst en verlangen geen product is van emotie, opvoeding en ernst.

Vooral op deze vragen gingen de puriteinen zeer uitvoerig en zeer pastoraal in, met fijn psychologisch inzicht. Op dit terrein zijn ze naar mijn stellige overtuiging ongeëvenaard. Ik denk aan het boek van Richard Sibbes, Het gekrookte riet, in die tijd een bestseller, geschreven naar aanleiding van. Jesaja hoofdstuk 42: Het gekrookte riet zal Hij niet verbreken, en de rokende vlaswiek zal Hij niet uitblussen.
Een andere grootmeester in de kunst om zielen tot Christus te leiden was Thomas Hooker, zijn De arme twijfelende christen tot Christus getrokken beleefde talloze herdrukken. Uitgebreid gaat hij in op allerlei vragen, bezwaren en tegenwerpingen die in het hart van een uitziende zondaar leven. Om u een indruk te geven noem ik wat vragen die aan de orde komen. Op de uitnodiging om tot Christus de toevlucht te nemen komen allerlei bezwaren: ‘Ik zie mijn zonden wel, maar mijn hart is zo hard. Had ik maar meer droefheid over de zonde, ik ben er niet door belast en beladen. Ik heb een hart dat niet treuren kan over de oneer die ik God aangedaan heb door al mijn zonden. Ik lees wel en ik bid wel, maar mijn hart blijft zo donker en zo koud.'

Op zulk soort vragen gingen de puriteinen in hun preken uitvoerig in. Als er in onze tijd geklaagd wordt dat er in de gemeente zoveel oppervlakkigheid is in het geloofsleven, zou dan hier niet één van de oorzaken liggen, dat de prediking te weinig oog heeft voor het feit dat de gemeente een gemêleerd gezelschap is van gelovigen, zwakgelovigen en ook van ongelovigen. Als een dokter zijn patiënten allemaal één en hetzelfde medicijn voorschrijft is dat niet bevorderlijk voor hun gezondheid. Hij dient weet te hebben van de verschillende ziektebeelden. En zo is het ook nodig dat een predikant over diagnostisch onderscheidingsvermogen beschikt en kennis heeft van de geneesmiddelen om, net als een arts, zijn patiënt juist dat geneesmiddel uit de Schrift aan te reiken wat bij zijn geval past. Thomas Adams zegt: ‘Predikanten zijn artsen die onder Christus staan, uitgezonden met alleen Zijn medicijn in hun handen en die geleerd hebben om het toe te passen naar ieders behoeften.'13

De vereiste kennis van de ziektebeelden en de juiste behandeling kan alleen verkregen worden, zegt John Owen ‘door ijverige studie van de Schrift en de overdenking daarvan, door vurige gebeden en door de aanvechting en de strijd in de eigen ziel, en daarbij ook nauwkeurige waarnemingen van de wijze waarop God handelt met andere mensen en de manieren waarop het werk van Zijn genade in hen kan worden gehinderd.'14

We hoeven niet zover te gaan als Perkins om de gemeente in zes categorieën in te delen, maar als we de gemeente als een eenheidsworst behandelen, omdat we veronderstellen dat ongeveer iedereen een gelovige is, ontstaat er oppervlakkigheid. Dan zijn we allemaal gearriveerd, en gaat het er alleen nog maar om hoe we het geloof handen en voeten moeten geven en hoe we anderen kunnen redden. Wanneer is ons voor het laatst de vraag gesteld die Paulus aan de christengemeente van Korinthe stelde (2 Cor. 13:5):
Stelt uzelf op de proef, of gij wel in het geloof zijt, onderzoekt uzelf. Of zijt ge niet zo zeker dat Jezus Christus in u is?

Johannes schrijft aan de gemeente van Sardis de ernstig woorden: Gij hebt de naam dat gij leeft, maar gij zijt dood. Wat voor redenen hebben we om aan te nemen dat, wat in Korinthe en Sardis aan de orde is, in onze gemeenten niet aan de orde zou zijn? En dat moet gevolgen hebben voor de prediking. Wie zijn gehoor door een algemene prediking in de waan brengt dat ze allemaal gelovigen zijn, is gevaarlijk bezig. Het kan erop uit lopen dat mensen vast menen straks binnen te gaan, omdat ze ernstig, altijd actief en betrokken waren, terwijl ze straks buiten zullen staan, omdat het een ijver en ernst was van eigen makelij.15

Daarom is er een prediking nodig die toetst, die onderscheid maakt, een ontmaskerende prediking. De puriteinen gebruikten vaak de uitdrukking: heart-searching hartdoorzoekende prediking. Ze hebben er ook veel over geschreven: Thomas Shepard met zijn Vijf wijze en dwaze maagden. Matthew Meade met zijn: De bijna-christen ontdekt, Danël Dyke met zijn: Het raadsel van het zelfbedrog of: een verhandeling over de bedrieglijkheid van het mensenhart.16

Het ging de puriteinen niet om twijfel te zaaien, maar wel om waar geloof van schijngeloof te onderscheiden, om zo gefundeerde, diepgewortelde  christenen te krijgen, die niet geloven in hun geloof, maar die in waarheid geloven in Christus. Dat geeft christenen die weten waarover ze spreken en voor Wie ze leven. De kerk van de 21e eeuw kan van de puriteinen leren om het Woord naar onszelf en anderen toe te hanteren op de wijze van Hebreeën 4:12:
‘Want het woord van God is levend en krachtig en scherper dan enig tweesnijdend zwaard en gaat door tot de verdeling der ziel en van de geest en het schift de overleggingen van het hart.'

Deze trek gaf aan de puriteinse prediking een geweldige diepte en ernst, die overigens niet verward moet worden met somberheid. Prediking was voor hen geen gezellig onderonsje of een knuffeluur. Preken was voor hen, zoals Paulus het noemt (2 Kor. 12:9): Spreken in de tegenwoordigheid van God in Christus. Prediking is de plaats waar eeuwigheidsbeslissingen vallen: Wij dan, wetende den schrik des Heeren, bewegen de mensen tot het geloof. Maar ook dat andere: Want de liefde van Christus dringt ons. Wet en evangelie, beide in hun volle omvang. Wat een heerlijk werk. Maar ook: wat een verantwoordelijk werk! Daarom zei de puritein Donald Cargill, toen hij de ladder van het schavot besteeg: ‘Ik bestijg deze ladder met minder vrees en strijd dan toen ik de preekstoel opging om te preken.'17

Het besef van die ernst, maar ook van die heerlijkheid, is het geheim van de krachtige, indringende  prediking, powerful preaching, waar de puriteinen om bekend stonden. Dat was geen aangeleerde rhetorica, maar de dingen waarover ze spraken waren voor hen een werkelijkheid. Ze hadden brandende harten en een brandende liefde voor de Drie-enige God en Zijn Bruidsgemeente. Daarom stonden ze soms bijna op de preekstoel te dansen en te klappen in hun handen van vreugde, verheuging, verwondering. Ik laat er iets van horen uit een preek van Whitefield naar aanleding van Jeremia 23:6 over ‘De Heere, onze gerechtigheid', om daarmee af te sluiten:
"Kunt u zeggen: de Heere onze gerechtigheid? Ik zeg: de Heere, onze gerechtigheid. Aan deze leer vasthouden met uw hoofd, zonder de Heere Jezus Christus door een levend geloof reddend in uw harten te ontvangen, zal slechts uw vervloeking nog erger maken. Ik heb het u al vaak gezegd en zeg het nog een keer: een niet-toegepaste Christus is helemaal geen Christus. Kunt u het met de gelovige Thomas uitroepen: Mijn Heere en mijn God. Is Christus uw heiligmaking? Want het woord gerechtigheid in onze tekst slaat niet alleen op de gerechtigheid die ons toegerekend wordt, maar die ook in ons uitgewerkt wordt. Als u gerechtvaardigd bent door zijn bloed, bent u ook geheiligd door de Geest van onze Heere. Die twee heeft God samengevoegd, daarom mogen wij ze niet scheiden.
Kunt u dus in dit opzicht zeggen: de Heere onze gerechtigheid? Bent u ertoe gebracht een afschuw te hebben van uzelf vanwege uw erfzonde en de zonden die u hebt bedreven? Hebt u een walging van uw eigen gerechtigheid, want, zoals Jesaja het zegt: Al onze gerechtigheden zijn vuile vodden. Bent u er toe gebracht de algenoegzaamheid van Christus' gerechtigheid te zien en te bewonderen, en, opgewekt door de Geest van God, daarnaar te hongeren en te dorsten? Kon u ooit zeggen: mijn ziel dorst naar Christus, naar de gerechtigheid van Christus? Och, wanneer zal ik voor het aangezicht van mijn God verschijnen, in de gerechtigheid van Christus? Niets dan Christus! niets dan Christus! Geef mij Christus, o God, en het zal mij genoeg zijn. Mijn ziel zal voor eeuwig U loven.
Was dit ooit de taal van uw hart?  Werd het u, na al uw geestelijke strijd, gegeven om de hand des geloofs uit te steken en de gezegende Jezus in uw ziel te omhelzen, zodat u het kon zeggen: Mijn Liefste is mijn en ik ben Zijn? Zo ja, vreest dan niet, wie u ook bent. Zalig, aller gelukzaligst, o gelukkige ziel!
18 "


1. Perkins, The art of prohesting, 123 e.v.
2. uit Wesley's hymn: O unexhausted grace:
Lord, if thou hast bestowed
On me this gracious (!) fear,
This horror of offending God,
O keep it always here!
3. Baxter, The Reformed Pastor, 203
4. David Brainerd, Life and Diary, 22 july 1744, Works of Jonathan Edwards vol. 2, 349
5. Zie: Iain Murray, A Scottish christian heritage, een zeer inspirerende bundel! Daarin: Robert Bruce: standing fast in dark days
6. Vgl. Iain Murray, Lloyd Jones, messenger of grace, 121
7. id. 122/23: ‘Both men (Spurgeon en Lloyd Jones, PdO) stressed the necessity of doctrinal christianity. Strong christians need to be well-taught christians; a diet of random, unrelated devotional thoughts, with no system of belief, only leads to superficiality. Christians need to know why regeneration precedes faith; why justification establishes the law of God; why a distinction is made in Scripture between everlasting, electing love and the universal compassion expressed in the gospel. They should understand such differences as those between calvinism and hypercalvinism; between Gospel-liberty and antinomianism.'
8. William Gouge, Of Domesticall Duties, 364
9. William Ames, The Marrow of Theology, 77 (‘theologia est doctrina Deo vivendi')
10. Er is een Nederlandse vertaling van Precious remedies against Satan's devices
11. Gouge, Of Domesticall Duties,  voorwoord
12. Perkins, The art of prophesying, 56-63
13. Thomas Adams, The works, vol. 2, 203
14. John Owen, Works, vol. 8, 388
15. vgl. Matth 7:21-23
16. In dit verband verwijs ik naar een zeer belangwekkende serie artikelen van Iain Murray: Thomas Hooker and the doctrine of conversion, te vinden op: http://www.puritansermons.com/pdf/murray4.pdf
17. John Howie, The Scots Worthies, 439-453
18. George Whitefield, Select Sermons of George Whitefield, with an account of his life by J.C. Ryle, 132/33

© 2008 George Whitefield Stichting.