De visie van de puriteinen op de toekomst van het Joodse volk

Door L.J. van Valen

De puriteinen en de Joden

Zoals we in het eerste deel van dit artikel hebben gezien, was het toekomstige herstel van de Joden een essentieel onderdeel van de toekomstvisie van de puriteinen. Het zicht op Israël werd hun niet ingegeven vanwege grote concentraties van Joden in eigen land, want van 1290 tot 1655 was Engeland voor hen verboden gebied. Het was de puriteinse Protector Cromwell die de gren­zen voor hen openstelde en de bekende rabbijn Manasse Ben Israël uit Amsterdam liet overkomen.1 Ook was er in die tijd nog geen sprake van een actieve zending onder het Joodse volk. Toch was de betrokkenheid met dit volk in de diaspora groot. In een brief schrijft de bekende Samuel Rutherford, een Schotse puritein, in 1631:

De laatste tijd heb ik veel gedacht over de toebrenging van de kerk van de Joden. Bid voor hen. Toen zij in huns Heeren huis waren, aan hun Vaders zijde, verlangden zij naar de toebrenging van hun kleine zuster, de kerk van de heidenen.... Laat ons zo ook vergelden. Wat zullen wij met onze oudste zuster, de Joden, doen? ... Dat zou een vrolijke dag zijn, ons en hen tezamen aan één tafel te zien zitten en Christus aan het hoofd van de maaltijd.
2

Hoewel Perkins en Sibbes amillennialistische gedachten aanhingen, geloofden zij zonder restricties in het komende nationale heil van Israël. In zijn bekende boekje The Bruised Reed spreekt Sibbes zich hierover onomwonden als volgt uit:

De Joden schaarden zich nog steeds niet onder de banier van Christus. Maar God, Die Jafeth overreedde om te komen wonen in de tenten van Sem, zal Sem ertoe overhalen om te wonen in de tenten van Jafeth (Gen. 9:27). De ‘volheid der heidenen' is nog niet ingegaan (Rom. 11:25), maar Christus, Die de einden der aarde tot een bezitting heeft (Ps. 2:8), zal alle schapen die Zijn Vader Hem gegeven heeft, in één kooi vergaderen, opdat het één kudde en één Herder wordt. De gelovige Joden verheugden zich bij de gedachte aan de roeping der heidenen; en waarom zouden wij ons dan niet verheugen bij de gedachte aan de roeping der Joden? De gang van het Evangelie was tot dusverre als de loop van de zon, namelijk van Oost naar West; op Gods tijd kan zij nog verder naar het Westen gaan. Geen schepsel kan de loop van de zon verhinderen of de inwerking van de hemel tegenhouden of het blazen van de wind beletten, veel minder de overwinnende kracht van Gods waarheid verhinderen, totdat Christus alles onder één hoofd gebracht heeft, en dan zal Hij allen aan Zijn Vader voorstellen.
3

In de decennia na Perkins en Sibbes, toen het chiliasme terrein begon te winnen, verschenen er diverse boeken die specifiek gericht zijn op het heil van het toekomstige Joodse volk. We noemen de verklaring van Brightman over Daniël, die in 1635 werd gepubliceerd, met als ondertitel: Het herstel van de Joden en hun roeping tot het geloof in Christus, na de uiteindelijke nederlaag van de drie laatste vijanden in levende kleuren vertoond.4 Een boek oÿer de Joden dat veel stof deed opwaaien, was dat van Sir Henry Flinch over The Calling of the J‹ws. Het werd in 1621 door de bekende puritein William Gouge uitgegeven. Het spreekt duidelijk over de terugkeer van de Joden naar hun vaderland, dat vrucht­baarder zou worden dan ooit tevoren, over de zuiverheid van de leer, de overvloed van genade en de grote welvaart.5 Zo zijn er meer boeken te noemen, zoals dat van de Amerikaanse puritein Increase Mather, The Mystery of Israel's Salvation Explained and Applied ("Het mysterie van Israëls redding verklaard en toegepast", 1669).6

De aandacht voor de Joden nam vooral na 1640 toe. Een citaat uit een toespraak van Cromwell voor het Parlement op 4 juli 1653 is kenmerkend voor het klimaat in die dagen:

Het is onze plicht om mensen te kiezen die de Heere vrezen en de Heere zullen prijzen, ja, mensen die de Heere voor Zichzelf vormt. Hij verwacht geen eer van anderen dan zulke mensen. Dit doet me denken aan een ander schriftgedeelte, die beroemde Psalm 68, die naar mijn overtuiging inderdaad een glorieuze profetie is van de Kerk van het Evangelie - wellicht ook van de Joden. Daar wordt geprofeteerd dat Hij Zijn volk opnieuw uit de diepten van de zee zal halen, zoals Hij het eens door de Rode Zee leidde. En zoals sommigen denken, kan het zijn dat God de Joden naar hun thuisbasis zal brengen van alle eilanden van de zee en hun verwachtingen beantwoorden als van de diepten van de zee. Maar ik ben er zeker van dat wanneer de Heere de glorie van de Kerk zal geven, het een bijeenkomst van volken zal zijn als uit diepe wateren, vanuit de veelheid van wateren: zó is Zijn volk, uit de menigte van de naties en volken van deze wereld getrokken.
7

Het nationaal herstel van het volk Israël


Iain Murray merkt in zijn prachtige boek The Puritan Hope op dat er verschillende redenen zijn "waarom de toekomst van de Joden van zo'n groot belang was in de gedachten van zovele christenen in de zeventiende eeuw". Eén daarvan is dat zij het verlangen naar de bekering van de Joden beschouwden als een verrijking van het eigen geestelijke leven. Het gebed hiervoor was daarom een wezenlijk onderdeel van hun ‘stille tijd'. Deze toekomstige gebeurtenis in de heilsgeschiedenis was voor hen als een vuurtoren waarop zij hun blik richtten; ze bood houvast in een roerige en verwarrende tijd. Murray zegt:
Het puriteinse Engeland en het Schotland van de Covenanters waren geestelijk rijk gezegend en het was het met gebed gepaard gaande verlangen naar een meer wijdverbreide zegen, niet slechts een interesse in onvervulde profetie, dat hen ertoe zette zo'n betekenis aan Israël te hechten.8

Het is geen wonder dat hun interpretatie van Romeinen 11 een andere is dan die van de Reformatoren. Met ‘geheel Israël' in vers 26 wordt volgens hen niet de gehele Kerk bedoeld, zoals Calvijn uitlegt, maar het gehele Joodse volk. Ook gaat het hier niet over een geleidelijke bekering, maar over een aangrijpende gebeurtenis in de heilshistorie, gekoppeld aan het ‘ingaan van de volheid der heidenen'. Over het laatste waren de meningen wat verdeeld, maar de meesten hielden staande dat hiermee wordt gedoeld op de voltooide verbreiding van het Evangelie onder de heidenvolken. De in 1651 uitgegeven verklaring van de Romeinenbrief van Charles Ferme sluit hierbij aan. Hij zegt:
Als de volheid der heidenen zal zijn aangebroken, zal de grote meerderheid van het Israëlitische volk door het Evangelie worden geroepen tot de God van hun heil en zal het Jezus Christus aannemen en belijden, die zij gedurende de tijd van hun verharding verloochend hebben (...).9

Volgens R.H. Popin was de verwachting van de nog komende bekering van de Joden "één van de meest serieuze theologische onderwerpen die in de zeventiende eeuw in de belangstelling stonden".10

Er wordt wel gesuggereerd dat de nadruk op de bekering van de Joden groter wordt naarmate de hoop op een duizendjarig rijk wordt aange­wakkerd. Vandaar dat het nationaal herstel van Israël meestal in het licht wordt gezien van het komende vrederijk. Dit hoeft echter niet zo te zijn. William Perkins en andere amillennialistische puriteinen hadden een optimis­tisch toekomstbeeld en zagen reikhalzend uit naar de vervul­ling van Gods beloften ten aanzien van het oude bondsvolk zonder dat ze een duizendjarig rijk verwachtten. Toch werd de belangstelling voor de Joden versterkt toen de puriteinen aan de macht kwamen en de meesten van hen chiliastische opvattingen huldigden.

We kunnen stellen dat zij de bekering van de Joden bleven funderen op de zekerheid van de goddelijke verkiezing en trouw aan Zijn verbond.11 Zij waren veelal verbondstheologen die de toekomst van Israël niet alleen verbonden zagen aan Gods verkiezend handelen, maar ook aan Zijn verbondshandelen in de heilsgeschiedenis. In dit kader voorspelden zij de terugkeer van het volk, zowel de tien stam­men als Juda en Benjamin, naar het beloofde land. Deze terugkeer is dan geen teken van een komende afval, maar juist een hoogtepunt in de wereldomvattende verbreiding van het heil.

De variaties in opvatting over de wijze van de terugkeer naar Palestina en het voltrekken van het geestelijke en politieke herstel zijn ook onder de puriteinen vele. Brightman gaat erg ver in de detaillering en voorspelt dat de terugkeer van de Joden zal leiden tot een ernstig conflict met de Turken. Meermalen worden Rome, de Antichrist en de Turken in één adem genoemd. In zijn visie zouden, ondanks de tegenstand van de Mohamme­danen en de Roomsen, het herstel en de opbouw van de Joodse natie voortgang vinden.12

Een glimp van de glorie van Sion


Bij de meeste puriteinse schrijvers staat de komende bekering van de Joden geheel in het kader van een wereldwijde Godsregering, al of niet verbonden aan een duizendjarig vrederijk. Men verwachtte "een toename in geestelijk inzicht, groei van de Kerk door de bekering van vele heidenen en het herstel van de eenheid tussen Joden en Christenen". Het gaat om de heerlijkheid van Gods Kerk op aarde.13 Vooral een theoloog als Thomas Goodwin heeft de eenheid tussen Israël en de Kerk van de heidenen benadrukt. Een preek met als titel A Glimpse of Zion's Glory; or the Church's Beauty Specified ("Een glimp van de heerlijkheid van Sion, of: de schoonheid van de Kerk nader uiteengezet"), die waarschijnlijk van zijn hand is, is hiervan een sprekend voorbeeld.14 Deze werd op een vastendag gehouden tijdens Goodwins verblijf in Holland en in 1641 in Londen uitgegeven.

De tekst waarover Goodwin sprak, is Openbaring 19:6: "En ik hoorde als een stem van een grote schare en als een stem van vele wateren en als een stem van sterke donderslagen, zeggende: Halleluja! Want de Heere, de almachtige God, heeft als Koning geheerst." Deze woorden plaatste hij in de context van de val van de Antichrist (Babylon) en van het aanbreken van het vrederijk door de komst van Christus. Naar zijn idee zou dit niet lang meer duren. Met instemming neemt hij de tijdrekening van Brightman over, die 1650 noemt. In de climax van de preek stelt hij de retorische vraag: "Maar wat zal de heerlijke toestand zijn van de Kerk, wanneer de Heere God almachtig regeert, waarvoor de heiligen dit heerlijke halleluja zullen zingen? Vertel ons iets van dit goede land!" En dan antwoordt Goodwin:
In het algemeen, antwoord ik, betekent dit de opwekking uit de doden, waarvan de apostel in Romeinen 11 spreekt, waarmee de bekering van de Joden wordt bedoeld. (...) Er zal een wonderlijke toeloop naar deze Kerk zijn; zowel Joden als heidenen zullen tezamen vergaderd worden om tot de heerlijkheid van de Heere te komen. Christus wordt in Daniël 2 vergeleken met de steen die het beeld zal vermalen. Deze zal een berg worden die de gehele hemel zal vervul­len.15

Afname van de aandacht voor de Joden


De aandacht voor de Joden nam in Engeland af naarmate de invloed van de puriteinen begon te tanen. Het dictatoriale bewind van Cromwell was voor mannen als John Owen en Thomas Goodwin teleur­stellend. Toen het huis van Stuart bij de ‘Restoration' in 1660 opnieuw aan de macht kwam en de Anglicaanse hiërarchie en liturgie herstelde, werd het optimisme van veel puriteinse predikanten de bodem ingeslagen. De verwachte bloeitijd voor de Kerk werd in ieder geval op de lange baan geschoven. Van Elderen merkt op:
De kaders waarbinnen de verwachte bekering der Joden en het herstel van hun staat een plaats hadden, vielen weg. Slechts een volhardende enkeling zette de bezinning op dit onder­werp voort. Een tijdperk was ten einde gekomen.16

Al was het vuur van verlangen bijna uitgedoofd, dit betekende nog niet dat de visie op de toekomst van de Joden veranderde. Onder de ‘Dissenters' waren er ook na de ‘Glorious Revolution' velen die aan deze visie vast bleven houden, hoewel de actualiteit wegebde. De eeuw van verlichting die zich aankondigde, bracht een geheel nieuwe problematiek met zich mee. De gevaren van het deïstische godsbegrip en de opkomst van het rationalisme doemden op en maakten een effectieve bestrijding nodig. Het theocratische idealisme van de puriteinse beweging was niet relevant meer. Maar één ding bleef overeind staan, en dat was de nood­zaak van vernieuwing: de achttiende eeuw werd niet alleen de eeuw van de Verlichting, maar ook die van ‘The Hope Revived', de herleefde hoop, de eeuw van de grote opwekkingen!

Hernieuwde belangstelling voor opwekking en voor de Joden


Het is de verdienste van Iain Murray geweest om de relatie tussen de idealen van de puriteinen (met name hun toekomstvisie) te verbinden aan de grote opwekkingsbewegingen en de opkomst van de zending in de achttiende eeuw. Alhoewel de politieke en kerkrechtelijke idealen niet meer in beeld kwamen, werd hun toekomstvisie opnieuw actueel om de noodzaak van opwekking in het licht hiervan te plaatsen. Opvallend is dat bij de opwekkingen in Wales, Schotland en Amerika van omstreeks 1740 de aandacht voor de Joden en voor het chiliasme opnieuw werd gevoed. Hoewel de ‘evangelical' predikanten in het begin van de achttiende eeuw vaak op eenzame plaatsen werden geconfronteerd met een steeds toenemend zedelijk verval en in de kerken met een grote wereldgelijkvormigheid en onverschilligheid, streefden zij ernaar de puriteinse theologie vast te houden. Vooral het commentaar van Matthew Henry had grote invloed op hen en opende veler ogen voor de kracht en het perspectief van de calvinistische heilsleer. Niemand minder dan Whitefield werd door Henry gegrepen en hij was het vooral die zich geroepen voelde om de klassieke leer van zonde en van genade op indringende wijze te verbreiden.17

De belangstelling voor de Joden trad bij de Methodisten, zoals Whitefield en de Wesleys, niet direct op de voorgrond. Tenminste niet in de relatie zoals een Schotse ‘voorbode' Thomas Boston deze verwoordde. Deze doet in een preek over Zacharia 12:12 "een krachtige aansporing tot gebed voor de aanstaande bekering der Joden". Hij vroeg hierin zijn hoorders het volgende:

Is er iets van liefde bij u tot, of belangstelling voor: de kerk, het werk van reformatie, de hervorming van ons land, de reformatie van de wereld? Ook maar de geringste zucht naar de herleving van dat werk dat nu tot stilstand is gekomen, naar een bloeitijd van de Kerk, die nu in verval is? Bidt dan voor de bekering der Joden. Ziet u verlangend uit naar een opwekking in de kerken, die nu als een vallei vol doodsbeenderen zijn? Zou u graag zien dat de Geest des levens in hen kwam? Bidt dan voor de Joden. "Want indien hun verwer­ping is de verzoening der wereld, wat zal de aanneming wezen anders dan het leven uit de doden?" Dat zal een tijd van geestelijk leven zijn; een tijd van een grote uitstorting van de Heilige Geest, die de reformatie tot groter hoogte zal doen rijzen dan zij nog geweest is
.

In dezelfde geest spraken en schreven tijdgenoten, zoals Cotton Mather in Amerika en John Willison in Schotland.18

Concerted Prayer

Het gebed voor het welzijn van Israël kreeg in de tijd van de Great Awakening, omstreeks 1740 en de jaren die volgden, vooral gestalte in het zogenaamde ‘Concerted Prayer'. Jonathan Edwards (1703-1754), de bekende revival-a­polo­geet uit het Amerikaanse Northampton, onderhield een intensieve briefwisseling met verschillende Schotse predikanten. In oktober 1748 noemde hij zijn Schotse geestverwanten: "Die verenigd zijn in een gemeenschappelijk gebed tot hun troost, tot lofprijzing en bemoediging". Dit zogenaamde ‘Concert of Prayer' was toen erg actueel geworden.

De eerste aanzet hiervoor was gegeven door James Robe uit Kilsyth, die zelf betrokken was bij een plaatselijke opwekking. In oktober 1744 smeekte hij met een aantal predikanten of God "de ware godsdienst in alle delen van het christendom wilde doen herleven... en de gehele aarde met Zijn heerlijkheid vervullen". Op afgesproken dagen kon een ieder de noden in gebed neerleggen, hetzij in de binnenkamer als hij niet met anderen kon samenkomen, hetzij in gemeenschappelijk verband, in de vorm van gebedssamenkomsten.

Dit initiatief bleek een groot succes te zijn. De groep van predi­kanten die het initiatief tot het ‘Concerted Prayer' genomen had, stelde voor om voorlopig twee jaar hierin te volharden. In een oproep aan Gods kinderen vroegen zij hen de zaterdagavond en zondagmorgen hieraan te besteden. Edwards was zo enthousiast over dit initiatief dat hij zich bij zijn Schotse broeders aansloot. Nadat de twee jaren verstreken waren en twaalf Schotse predikanten voorstelden om hieraan nog zeven jaar toe te voegen, hield Edwards een serie preken waarin hij een ernstige oproep aan alle gelovigen in Amerika en daarbuiten deed om de Schotten na te volgen. Kort nadat hij zijn eerste preek over dit onderwerp op 12 januari 1748 had gehouden, verzamelde hij deze preken in een geschrift, dat hij uitgaf onder een titel van 187 woorden! Het begin van deze ‘Humble Attempt...' luidt: Een ootmoedige poging om een openhartige overeenstemming en zichtbare vereniging van Gods kinderen te bevorde­ren in een buitengewoon gebed om een opwekking en de voortgang van het Koninkrijk van Christus op aarde.

De oproep van de Schotten van 26 augustus 1746 nam hij in zijn geheel over. Als uitgangspunt hiervoor koos hij de profetie van Zacharia, waaruit hij citeerde: "Laat ons vlijtig henengaan om te smeken het aangezicht des Heeren en om de Heere der heirscharen te zoeken; ik zal ook henengaan. Alzo zullen vele volken en machtige heidenen komen, om de Heere der heirscharen te Jeruzalem te zoeken, en om het aange­zicht des Heeren te smeken." Hier wordt volgens Edwards een overvloe­dige uitstorting van de Geest van God beloofd, "wanneer alle natiën de godsdienst zullen omhelzen". Vandaar dat het volgens hem alle grond heeft om gezamenlijk om de komst en uitbreiding van Gods Koninkrijk te bidden en hij verwachtte dat deze tijd nabij was!19 Het geschrift van Edwards opende de ogen van velen voor de geestelijke nood van de wereld. Het spontane begin in Schotland was als een mosterdzaadje dat tot een grote boom uitgroeide.

Ook de Joden krijgen in A Humble Attempt aandacht:
In het elfde hoofdstuk van Romeinen leert de apostel ons om die grote uitstorting van de Heilige Geest in die dagen in het oog te houden en ook het ingaan van zielen in het Koninkrijk van Christus, eerst de Joden en daarna de heidenen.
Maar dit zijn volgens Edwards nog slechts de ‘eerste vruchten' van de oogst. Wat zal het zijn als de ‘volheid van de Joden' en de ‘volheid van de heidenen' zal zijn ingegaan?
Deze dingen laten duidelijk zien dat de tijd komt waarin de gehele mensheid binnen de Kerk van Christus gebracht zal worden; de volheid van beiden, het gehele volk der Joden en de gehele heidenwereld.
Wat zal the ‘latter-day glory' "onuitsprekelijk groot zijn" en hoe moesten Gods kinderen dan niet smeken om de vervulling van deze rijke beloften?20

De hoop in de negentiende eeuw

Ook in de negentiende eeuw was de hoop voor Israël niet uitge­doofd. In dit artikel is het echter niet mogelijk hierop dieper in te gaan. De zending onder de Joden kreeg in diverse landen vaste vorm. Hierbij horen onder andere de namen van John Duncan, Robert Murray M'Cheyne en Adolph Saphir, die zich hiervoor hebben beijverd. Met ere wil ik nog de naam noemen van Robert Wodrow, ouderling van de Schotse Kerk in Glasgow, die zich inzette voor het ‘united prayer' (eenparig gebed) voor de Joden en een wereldwijde opwekking. Hij schreef in 1840 twee Memorials "aan Gods kinderen, verstrooid over de gehele aarde, met het diepe verlangen dat genade en barmhartigheid hen allen vermenigvuldigd mogen worden door de kennis van God onze Redder". Als belangrijk onderwerp voor gebed noemt Wodrow
de bekering van het oude volk van God als de meest opmerkelijke gebeurtenis die plaats zal vinden voor de komst van Christus, de uitstorting van de Geest, de totale afschaffing van afgoderij, het volledig ten val brengen van satans koninkrijk en de volledige verbreiding van het Evangelie met de bijbehorende zegeningen.

Eén citaat wil ik nog noemen:
Zich uitstrekkend naar wat achter al deze grote gebeurtenissen en de glorie van de eindtijd ligt, dienen gelovigen uit te zien naar het Koninkrijk der heerlijkheid zelf. Ze moeten bidden dat die dag zal komen, waarop Christus openbaar zal worden in helder brandend vuur, wraak nemend op hen die God niet kennen en het Evangelie niet gehoorzamen. Hij zal dan worden verhoogd door zijn heiligen en bewonderd door allen die geloven. (...) Daarom worden we opgeroepen om uit te zien naar de dag van God en ons daarheen te spoeden; daarom ook is dit het slotgebed van de Kerk: "Amen, kom, Heere Jezus".21

Conclusie

De toekomstvisie van de puriteinen wordt voor een groot deel bepaald door een gematigd chiliasti­sche benadering van de eindtijd. Voor hen is de bekering van het Joodse volk het hoogtepunt van de bedeling na Pinksteren. Bij een aantal van hen is de nationale bekering van Israël niet het begin van een vrederijk, maar de laatste fase voor de wederkomst (gematigd amillennialisme).

Een optimistische visie op de toekomst kan alleen functioneren wanneer de verbreiding van het Evangelie over de gehele wereld voorop staat. De beste hoop is dan ook het juiste zicht op de tweede komst van Christus. Dit is de gemeenschappelijke noemer die ons aan elkaar ver­bindt. "Heft uw hoofden op en weet dat uw verlossing nabij is." Dan is er geen sprake van doemdenken, maar van een verlevendiging van het gebed "Uw Koninkrijk kome". Op dit moment is Israël misschien wel de beste graadmeter in welk stadium de ontwikkeling van het godsrijk zich bevindt. Het rijk van satan spant de laatste krachten in om te voorkomen dat Israël als leven uit de doden weer zal herrijzen. Goliath zal toeslaan, maar uitein­delijk door de meerdere David worden overwonnen. Het beeld van Nebucadnézar zal vermalen worden door de ‘Steen die zonder handen gehouwen is'. En Jeruzalem als de ‘lastige steen van alle volken' zal overwinnen in de kracht van Koning Jezus. Maranatha!


1. Peter Toon, Puritans, the Millennium and the Future of Israel: Puritan Eschatology 1600 to 1660 [Cambridge - London: James Clarke & Co. Ltd., 1970], pp. 115, 116.
2.
Godsdienstige Brieven van Samuel Rutherford [Veenendaal: Uitgeverij Kool, 1973], p. 19.
3.
Works of Richard Sibbes, Reprint Nicholl edition, Vol. 1 [Edinburgh: Banner of Truth Trust, 1973], pp. 99, 100.
4.
P. Toon, a.w., p. 30.
5.
P. Toon, a.w., pp. 32, 33.
6.
J.A. de Jong, As the Waters Cover the Sea. Millennial expectations in the rise of Anglo-American Missions 1640-1810 [Kampen: J.H. Kok, 1970], pp. 26, 27.
7.
Aangehaald door Peter Toon, a.w., p. 121.
8.
Iain Murray, The Puritan Hope, Revival and the Interpretation of Prophecy [London: Banner of Truth Trust, 1971], pp. 59, 60.
9.
Iain Murray, a.w., p. 64.
10.
R.J. van Elderen, Toekomst voor Israël; een theologie-historisch onderzoek naar de visie op de bekering der joden en de toekomst van Israël bij Engelse protestanten in de periode 1547-1670, tegen de achtergrond van hun eschatologie [Kampen: Dissertatie-uitgeverij Mondiss, 1992], p. 224.
11.
R.J. van Elderen, a.w., p. 225.
12.
R.J. van Elderen, a.w., pp. 229-230.
13.
R.J. van Elderen, a.w., p. 234.
14.
The Works of Thomas Goodwin D.D. Vol. XII [Edinburgh: James Nichol 1866], pp. 61-79.
15.
Ibid., pp. 73, 74. Volgens P. Toon is de preek niet van Goodwins hand; zie P. Toon, a.w., pp. 131-136.
16.
R.J. van Elderen, a.w., p. 235.
17.
Iain Murray, a.w., p. 112. Zie ook L.J. van Valen, Zijn akker was de wereld, George Whitefield en de Great Awakening [Leiden: Uitgeverij J.J. Groen & Zoon, 1995], pp. 9-16.
18.
Richard F. Lovelace, The American Pietism of Cotton Mather. Origins of American Evangelicalism [Grand Rapids, Michigan: Christian University Press and Eerdmans, 1968], pp. 66, 67.
19.
L.J. van Valen, Een rijke oogst. De opwekking in Schotland in 1742, [Leiden: Uitgeverij J.J. Groen & Zoon, 1993], pp. 112-114.
20.
The Works of Jonathan Edwards, ed. Henry Hickman [Edinburgh: Reprint The Banner of Truth Trust, 1974], pp. 290, 291.
21.
Aangehaald in: David Brown, Christ's Second Coming: will It Be Premillennial? [Grand Rapids, Michigan: Baker Book House, 1983], pp. 88, 89.

© 2003 George Whitefield Stichting.