Enkele gedachten over een opmerkelijke hoop, een bijzonder gebed, en ... uitzonderlijke gevolgen.

Door Jeroen Bol

In de engelstalige wereld wordt de gehele periode van 1550 tot 1860 gekenmerkt door herhaaldelijk optredende grote opwekkingen. Binnen dit tijds­bestek van drie eeuwen kan de periode 1800 - 1860 zonder overdrijving als wel héél bijzonder gekwalifi­ceerd worden.

Een bloeitijd van de Kerk

Gedurende deze zestig jaar werden de Verenigde Staten en Groot Brittannië gezegend met maar liefst drie enorme opwekkingen. Dit is tevens de periode dat het zendingswerk wereldwijd een grote vlucht begint te nemen. De Amerikaanse kerkhistoricus Kenneth Scott Latourette betitelt de periode 1815 - 1914 als "The Great Century of missions" ("De Gouden Eeuw van de zending"). Nadat William Carey in 1793 met zijn zendingswerk in Bengalen de spits heeft afgebeten, ziet in een hoog tempo de ene zendingsorganisatie na de andere het licht in Enge­land.1 Kenneth Scott Latourette doet over deze periode de volgende opmerkelijke uitspraak:


This Protestantism was characterized by an abounding vitality and a daring unequalled in Christian history. Through it, for the first time, plans were seriously elaborated for bringing the Christian message to all men and to make the life of all mankind conform to Christian ideals. In the first century some christians had believed it to be their obli­gation to "preach the Gospel to every crea­ture" ... Never before, however, had the followers of any faith formulated comprehen­sive plans covering the entire surface of the earth to make these purposes effective.
2 ("Dit Protestantisme werd gekenmerkt door een enorme vitaliteit en een durf die onge­ëvenaard is in de geschiedenis van het Chris­tendom. Door deze protestantse christenen werden voor het eerst in de geschiedenis met zorg serieuze plannen uitgewerkt om de Christelijke boodschap te brengen aan alle mensen en om het leven van de hele mens­heid in overeenstemming te brengen met Christelijke idealen. In de eerste eeuw had­den sommige christenen het als hun plicht be­schouwd om 'het Evangelie te prediken aan ieder schep­sel' ... Nog nooit eerder echter hadden de volge­lingen van welk geloof dan ook uitge­breide plannen geformu­leerd die het totale opper­vlak van de aarde omvatten, met de bedoe­ling om deze doelen ook daadwerke­lijk te realiseren.")

Dit was tevens de periode waarin evangelische3 christenen zich met heel veel zegen effectief inzetten voor de bestrijding van allerlei maatschappe­lijke misstanden. De succesvolle strijd onder leiding van William Wilberforce tegen de slaven­handel en de slavernij in Engeland is daarvan wel het bekendste voor­beeld.4

Zout der aarde

Al in 1774 deed John Wesley in zijn boek Thoughts upon slavery ("Gedachten over slavernij") een scherpe aanklacht horen tegen de praktijk van de slavernij in zijn dagen. De campagne tegen de slavernij, die Wilberforce kort na zijn bekering (1785) begon, leidde in 1807 tot het aannemen van de wet die alle slavenhandel in het Britse wereldrijk verbood. Deze strijd werd in 1833 bekroond met een totaal verbod van elke vorm van slavernij in het Britse rijk en de vrijlating op 31 juli 1833 van alle 781.000 slaven. De slaveneigenaren werden door de Britse overheid schadeloos gesteld voor een bedrag van maar liefst 20 miljoen pond sterling!! Een astronomisch bedrag voor die tijd! Tienduizenden christenen, waaronder veel methodisten, hebben deze strijd jarenlang krachtig ondersteund. Telkens wanneer er belangrijke debatten waren in het engelse parlement, waren duizenden christenen tegelijkertijd in gebed voor een positieve uitkomst.5

Op vele fronten waren evangelische christenen intensief betrokken bij het lenigen van allerlei maatschappelijke nood en de bestrijding van maat­schappelijk onrecht. En, net als in de strijd tegen de slavernij, vaak met veel succes.6 Zo liggen onder andere de wortels van het Rode Kruis, het re­classerings­werk en van de kwalitatief hoogstaande moderne verpleging (Florence Nightingale) in deze periode. Zeer belangrijk en effectief is in Engeland het werk van Lord Shaftesbury geweest. Shaftesbury (1801 - 1885) heeft zich zijn leven lang als parle­mentslid krachtig ingezet voor de verbetering van de arbeidsomstandigheden in Engeland. En die waren in die begintijd van de industriële revolutie vaak abominabel. Met name de schaamteloze uitbuiting van kinderen en vrouwen in de fabrieken en mijnen werd op aandringen van Shaftesbury aangepakt en teruggedrongen. Ook de zeer slechte omstan­digheden van psychiatrische patiënten werden door zijn inspanningen aanzienlijk verbeterd.

En naast grote doorbraken in deze periode op het gebied van zending in Afrika en Azië was er ook sprake van enorme kerkgroei in de Verenigde Staten, Wales, Schotland, Noord-Ierland en Enge­land. Wat kerkgroei betreft mag het hoogtepunt wel gezien worden in de grote Prayer Revival in de jaren 1858 -1860. In deze twee jaar kwamen in Groot Brittannië en de VS totaal twee miljoen mensen tot bekering die zich ook daadwerkelijk bij de gemeente van Jezus Christus aansloten! Alleen al in Wales kwamen in deze twee jaar 100.000 mensen tot bekering. Dat was toentertijd één tiende van de totale bevolking van Wales!!

Deze periode van 1800 tot 1860 kan dus zonder meer gekwalificeerd worden als een bloeitijd van de Gemeente van Jezus Christus in de toenmalige engels­talige wereld. Het was een tijd die werd gekenmerkt door een zeer vitaal, vastberaden en optimistisch christendom. Wanneer men zich wat in deze periode verdiept, dringt zich onwillekeurig de vraag op welke factoren aan een dergelijke bloei ten grondslag hebben gelegen. Het zijn met name de volgende twee factoren geweest die er dan uit springen.

De hoop


Een eerste belangrijke factor was de onwrikbare overtuiging dat het tijdvak tòt aan de wederkomst van Christus gekenmerkt zal worden door perioden van grote geestelijke voorspoed in de Kerk van Jezus Christus wereldwijd. Zeer velen verwachtten grote doorbraken op het gebied van zending. Bovendien leefde in die tijd bij veel christenen de hoopvolle verwachting van een bijzondere geestelijke bloeitijd van de Kerk wereldwijd, een tijd van ongewoon grote zegeningen, die uiteindelijk zou uitlopen op de bekering van het Joodse volk en vervolgens op een nòg grotere opwekking wereldwijd. Het was Martin Bucer, de mentor van Calvijn, die met name op grond van zijn exegese van Rom. 11:11-32 deze hoop voor het eerste verwoordde. Dat was rond het jaar 1560. Het was déze hoop op een geweldige bloeitijd voor de Gemeente van Christus wereldwijd, de hoop op ongekend grote opwekkingen die uitein­delijk zouden leiden tot de massale bekering van het Joodse volk vóór de wederkomst van Christus; het was déze hoop die driehonderd jaar lang een beslis­sende rol heeft gespeeld in de engelstalige we­reld.7

Dit was waar men naar uitzag; dit was wat vele evangelische christenen verwachtten. Hier werd over gepreekt. Hier schreef men over. Hiermee bemoedig­de men elkaar. Met deze hoop stapte men als zende­ling vol goede moed in de moeilijkste pioniers­situaties. Vanuit deze hoop ging men God- en mensonterende misstanden te lijf. Hier leed men voor; hier streed men voor. Gesterkt in deze onwrik­bare hoop door­stonden de Puriteinen de meest hevige vervolgingen. Tenslotte, hier bàd men voor.

Dit brengt ons tot de tweede factor die ten grondslag heeft gelegen aan die ongekende bloei van de Ge­meente van Christus in de jaren 1800 - 1860.

Het gebed

Van wezenlijk belang in dit verband was met name het gebed om een hernieuwde uitstorting van de Heilige Geest, het gebed om opwekking. Het is immers alléén door de Heilige Geest dat de bijzon­dere zegeningen zoals hierboven genoemd, bewerkt kunnen worden. Daarvan was men in die tijd diep overtuigd en men trok de consequenties uit die overtuiging.

J. Edwin Orr, één van de belangrijkste 20e-eeuwse des­kundigen voor wat betreft de geschie­denis van de opwekkingen, schreef het volgende:

Throughout the nineteenth century evangeli­cal christians of Baptist, Calvinist, Lutheran and Wesleyan backgrounds often wrote of an outpouring or effusion of the Holy Spirit. The prayers of many christians in all these de­nominations were often offered for the same, sometimes by hundreds of thousands of intercessors at one time.
8 ("Gedurende heel de 19e eeuw schreven evangelische christenen met een baptistische, calvinistische, lutheraanse of wesleyaanse achtergrond vaak over een uitstorting van de Heilige Geest. De gebeden van vele christe­nen in al deze denominaties werden vaak voor dit zelfde doel opgezonden, soms zelfs door honderdduizenden voorbidders op het zelfde tijdstip.")

Het is indrukwekkend en inspirerend om te lezen hoe in die tijd christenen uit allerlei verschillende kerke­lijke achtergronden verenigd waren in déze hoop en in dìt gebed om een hernieuwde uitstorting van de Heilige Geest. Deze eensgezindheid had overigens al oudere wortels.

Al in 1746 riep een aantal schotse predikanten met succes christenen uit verschillende kerkelijke rich­tingen op om eenparig op vaste tijden te bidden om een hernieuwde uitstorting van de Heilige Geest en de verbreiding van het Evangelie in eigen land en wereldwijd. Al snel gaven enkele duizenden christe­nen gehoor aan hun oproep om iedere zaterdag­avond, iedere zondagmorgen en iedere eerste dins­dag van elk kwartaal tijd apart te zetten om vurig te bidden voor een opwekking. Het volgende citaat uit de zogenaamde 'memorial', de oproep van deze schotse predikanten, wil ik u niet onthouden:

They who have found it incumbent on them to publish this memorial at this time, having peculiar advantages for spreading it, do entreat that the desire for concurrence and assistance contained in it, may by no means be understood as restricted to any particular denomination or party, or to those who are of such or such opinions about any former instances of remarkable religious concern; but to be extended to all who shall vouchsafe any attention to this paper, and have at heart the interest of vital Christianity, and the power of godliness; and who, however diffe­ring about other things, are convinced of the importance of fervent prayer, to promote that common interest, and of scripture persuavis to promote such prayer.
9 ("Zij die het als hun plicht hebben be­schouwd om dit gedenkschrift op dit moment te publi­ceren nu de gelegenheid voor de verspreiding van dit gedenkschrift bijzonder gunstig is, verzoeken dringend dat het ver­langen naar samenwerking en hulp dat in dit geschrift is vervat, op geen enkele wijze wordt opgevat als iets dat voorbehouden is aan één bepaalde kerkelijke richting of groepering, of aan hen die er bepaalde opvat­tingen op na houden over eerdere tijden waarin sprake was van opmerkelijke gods­dienstige interesse; in­tegendeel, dit verlangen naar samenwerking (in gebed) richt zich tot allen die zich ver­waardi­gen op één of andere wijze aandacht te schenken aan dit schrijven, tot allen wie het belang van een vitaal Chris­tendom en de kracht van de godsvrucht ter harte gaan; en het richt zich tot al degenen die, hoezeer ze ook in andere zaken van mening verschillen, overtuigd zijn van het belang van vurig gebed, om zo dat gemeen­schappelijke belang te bevorderen, overtuigd door de over­redings­kracht van de Schrift om een dergelijk gebed te bevorderen.")

An humble attempt

Jonathan Edwards, die in Massachusetts, Noord-Amerika, woonde, stond met deze schotse predikan­ten in briefcontact. Edwards was zó aangesproken door dit initiatief vanuit Schotland, dat hij een boek schreef om het internationaal te promoten. Dit werk van Edwards, dat in 1748 werd gepubliceerd in Boston, droeg de volgende opmer­kelijke titel:

An humble attempt to promote explicit agree­ment and visible union of God's People, in extraordinary prayer for the revival of reli­gion and the advance­ment of Christ's King­dom on earth.
("Een nederige poging tot het bevorderen van uitdrukke­lijke over­eenstem­ming en zichtbare eenheid van Gods volk in buitengewoon gebed voor de herleving van de godsdienst en de vooruitgang van het Konink­rijk van Christus hier op aarde.") Het boek is onder de verkorte titel An humble attempt ("Een nederige poging") de geschie­denis in gegaan.

Na de publicatie in 1748 heeft dit werk decennia lang christenen ertoe aangezet om volhar­dend te blijven bidden voor een hernieuwde uitstor­ting van Gods Geest over de Gemeente van Christus. Het was ook dìt boek dat een aantal engelse Baptis­ten­predi­kanten er in 1784 toe bracht om iedere eerste maandagavond van de maand apart te zetten voor gezamenlijk gebed voor een grootse opwekking en de verbreiding van het Evangelie. William Carey was één van hen. Dit initiatief werd in Engeland al snel gevolgd door andere voorgangers en gemeenten. Rond 1792 werden deze gebeden verhoord en was de Second Great Awakening een feit in Engeland.

Dit werk van Edwards zou nog vaak een cruciale rol vervullen.10 Het heeft velen geïnspireerd in volhar­dend, gelovig gebed voor een nieuwe opwekking. Eveneens heeft het bijgedragen tot baanbrekende zendings­initiatieven. Van dit laatste is William Carey zelf waarschijnlijk wel het duidelijkste voor­beeld.

Pleidooi voor een 'Evangelische Theologie van hoop'

Het volgende citaat van Edwards uit An humble attempt verwoordt op treffende wijze die onwrikbare hoop die de evangelische christenen in de eeuwen vóór ons inspireerde tot dat buitengewone gebed en alles wat daarop volgde:

There shall be given much of a spirit of prayer to God's people in many places, disposing them to come into an express agreement, unitedly to pray to God in an extraordinary manner, that He would appear to the help of his church, and in mercy to mankind, and pour out his Spirit, revive his work and advance his spiritual kingdom in the world, as He has promised. This dispo­sition to prayer, and union in it, will gra­dually spread more and more, and increase to greater degrees; with which at length will be introduced a revival of religion, and a disposition to greater engagement in the worship and service of God, amongst his professing people.
11 ("Op veel plaatsen zal aan Gods volk in sterke mate een geest van gebed gegeven worden, wat hen zal bewegen tot een uit­drukkelijke overeenstemming om gezamen­lijk op een buitengewone wijze tot God te bidden dat Hij zal verschijnen tot hulp van Zijn Kerk en in ontferming over de mens­heid, dat Hij Zijn Geest zal uitgieten, Zijn werk tot nieuw leven zal brengen en Zijn geestelijk konink­rijk voortgang zal doen vinden, zoals Hij heeft beloofd te doen. Deze geneigdheid tot gebed en deze eenheid in gebed zullen gelei­delijk aan meer en meer worden verbreid en steeds meer in intensiteit gaan toenemen. En uiteindelijk zal dit leiden tot een herleving van het geloof en een geneigdheid tot een grotere betrokkenheid in het eren en dienen van God door de mensen die Zijn Naam belijden.")

Richard F. Lovelace breekt in zijn boek Dynamics of Spiritual Life een lans voor de geldigheid en actuali­teit van deze 'Theologie van hoop' die terug gaat op Bucer en Bullinger. Nadat Lovelace een hele reeks bijbelse en historische gegevens heeft geïnventari­seerd en geëvalueerd, komt hij tot de volgende slotsom:

Therefore I am compelled to agree with the Theology of hope springing from Bucer and Bullinger which aimed at the recovery of the Jews through the reviving of the gentile churches and which fired evangelical zeal for three centuries both for the renewal of the church and for its spread among all na­tions.
12 ("Daarom zie ik me genoodzaakt in te stem­men met de Theologie van hoop die zijn oorsprong heeft bij Bucer en Bullinger, een Theologie die gericht was op het herstel van het Joodse volk door de opwekking van de kerken uit de heidenen, een Theologie die drie eeuwen lang de evangelische geloofs­ijver voor de vernieuwing van de kerk en de verbreiding van de kerk onder alle naties vurig hield.")

De neergang van de hoop

Het zal intussen duidelijk zijn dat deze hoop vandaag de dag verre van algemeen meer is onder evangeli­sche en reformatorische christenen. Eerder is een pessimistische visie op de eindtijd tegenwoordig gemeengoed. Dat gaat zelfs zo ver dat sommige christenen de term 'postchristelijk' hanteren wanneer ze over onze tijd spreken. Dat lijkt op een verbale capitulatie voor de moderne tijdgeest, die gedomi­neerd wordt door het seculiere humanisme van de 20e eeuw.

Het is helaas een triest historisch gegeven dat deze hoop, die ruim 300 jaar lang talloze christenen heeft geïnspireerd en gesterkt, sinds de tweede helft van de 19e eeuw steeds meer terrein heeft moeten prijs­geven. Deze neergang van de hoop ging gelijk op met de opkomst van een pessimistische visie op de eindtijd. Lovelace betitelt deze pessimistische eschato­logie, die haar wortels heeft bij Edward Irving en J.N. Darby in de eerste helft van de 19e eeuw, als 'passief premillennialisme'.13

In een volgend artikel hopen we nader in te gaan op de factoren die hebben bijgedragen aan de opkomst van dit passieve premillennialisme. Wat ons betreft, wij willen ons warmen aan en laten inspireren door de hoop die ook Lovelace verwoordt. Een hoop met reeds oude historische papieren. En wat belangrijker is, een hoop waarvoor bijbels gezien vele en zeer sterke argumenten zijn aan te voeren.

Zitten we anno 1995 in een sterk geseculariseerd West-Europa niet dringend verlegen om een derge­lijke 'evangelische theologie van hoop'? Waarom zouden we niet ons oor te luisteren leggen bij wat deze evangelische 'voorouders' ons hierover te zeggen hebben? We zouden er wel eens verrassend hoopvol van kunnen worden. En hoop doet leven!


1.  Onder andere de volgende zendingsgenootschappen werden opgericht:            
    Baptist Missionary Society (BMS), 1792        
    London Missionary Society (LMS), 1795        
    Church Missionary Society, 1799        
    China Inland Mission, 1865 

2.
Iain H. Murray, The Puritan Hope, Revival and the Interpre­tation of Prophecy, p. 142, Banner of Truth Trust, 1971.
3.
Wanneer in dit artikel de term 'evangelische christenen' wordt gehanteerd, wordt daar niet die categorie christenen mee bedoeld die anno 1995 in Nederland met die term worden aangeduid. Met deze term worden àlle bijbel­getrouwe, orthodoxe christenen bedoeld in de eeuwen vóór ons die ondanks de onderlinge verschillen tòch allen staan in de Traditie van de Reformatie. Zie hiervoor met name ook het citaat van J. Edwin Orr uit The Event of the Century (noot 8). Zie voor dit gebruik van de term 'evangelisch' ook Lovelace, Dynamics of Spiritual Life, p. 21, Inter-Varsity Press, 1979.
4.
Richard F. Lovelace, Dynamics of Spiritual Life, an evan­gelical theology of renewal, pp. 369-371, Inter-Varsity Press, 1979.
5.
Ibidem, pp. 370-371.
6.
Ibidem, pp. 368-375.
7.
De volgende twee boeken gaan uitvoerig op dit thema in: Iain H. Murray, The Puritan Hope, Revival and the Interpre­tation of prophecy, The Banner of Truth Trust, 1971. In dit boek wordt dit thema in zijn volle breedte uitgewerkt.
Richard F. Lovelace, Dynamics of Spiritual Life, an evan­gelical theology of renewal, IVP, 1979. Met name in hoofdstuk 13 gaat Lovelace uitgebreid op dit thema in. Op zeer verhelderende wijze beschrijft de auteur hier de rol van het amillennialisme, het postmillennialisme en het pre­millennialisme en de implicaties voor de eschatologie. Zie met name p. 407 en pp. 428-429.
8.
J. Edwin Orr, The Event of the Century, the 1857-1858 Awakening, p. XVI, International Awakening Press, Wheaton Illinois, 1989.
9.
Jonathan Edwards, The works of Jonathan Edwards, Vol. 2, p. 284, The Banner of Truth Trust, 1988.
10.
"In preparation for the 1857-1858 revival, Christian opinion had been shaped by a memorial by ministers of the Church of Scotland (1744) and Jonathan Edwards' set reply: An humble attempt to promote explicit agreement and visible union of God's People, in extraordinary prayer for the revival of religion and the advancement of Christ's Kingdom on earth, pursuant to Scripture promises and prophecies concerning the last times.
This book was a prime factor in the outbreak of the Second Great Awakening in the 1790's remembered by veterans at the midnineteenth century."
J. Edwin Orr, The Event of the Century, p. XV. Zie ook R.F. Lovelace, Dynamics of Spiritual Life, p. 409.
11.
The works of Jonathan Edwards, Vol. 2, p. 281.
12.
Dynamics of Spiritual Life, pp. 428-429.
13.
Het premillennialisme is tegenwoordig bijna algemeen de gangbare visie op de eindtijd onder evangelische christenen. Volgens deze visie gelooft men in een toekomstig duizend­jarig rijk. Tevens gelooft men dat de wederkomst van Christus zal plaats hebben vóór het begin van dit duizendjarig rijk. Met 'passief premillennialisme' bedoelt Lovelace de eind­tijdsvisie dat de periode tot aan de wederkomst van Christus alleen maar donkerder en donkerder zal worden. Deze pessimistische visie laat geen ruimte voor grote triomfen van het Evangelie vóór de wederkomst en vóór het begin van het duizendjarig rijk. Dit passieve premillennialisme staat in scherp contrast met het optimistische premillennialisme van bijvoorbeeld een Cotton Mather (belangrijke amerikaanse puritein, 1663-1728). Zie voor Mather en dit onderwerp: R.F. Lovelace, Dynamics of Spiritual Life, pp. 363-364, 405, 408, 410-411 en 413.

© 2003 George Whitefield Stichting.