Door Andrew Davies

Ds. Andrew Davies is predikant van Freeschool Court Evangelical Church te Brigend in Wales. Hij is ook als voorganger werkzaam geweest in Australië. Van zijn hand zijn diverse artikelen verschenen in diverse tijdschriften in Groot-Brittannië.

In zeker één belangrijk opzicht leek de zeventiende eeuw op onze tijd: de nadruk op ervaring. Het was de eeuw van de dagboeken en autobiografieën, van Rembrandt en zijn fascinatie met zichzelf, de eeuw ook van de anatomie. Zo was het in religieus opzicht het tijdperk van het profeteren, het delen van ervaringen, van het preken wat ‘ik voelde, wat ik zo smartelijk gevoeld heb'.

Het debat

Tijdens de Burgeroorlog en de periode van het Gemenebest (1640-1660) barstte er in Engeland aan alle kanten een ongewoon krachtig religieus enthousiasme los, met nieuwe groeperingen en sektes die de vrijheid van de Geest voor zichzelf opeisten. De hoofdstroom van het puritanisme beschouwde het als een dringende zaak zich met deze kwestie bezig te houden. Het debat spitste zich toe op het werk van de Heilige Geest. En dan met name op het werk van de Geest in het verlichten van de lezers en hoorders van de Schrift. Dit was één van de grootste strijdpunten van die tijd en uit de manier waarop er mee werd omgegaan, kunnen wij wat meer inzicht krijgen in het soort vragen die in onze tijd opnieuw naar voren komen.

Over de inspiratie van de Bijbel waren de puriteinen het allemaal met elkaar eens. Maar wanneer zij het hadden over het werk van de Geest in de gelovige, ontstonden er discussies en zelfs tegenstellingen. Allen beaamden dat de letter van de Schrift, het ‘kale woord op zich', niet kon redden. Zonder het werk van de Geest kon niemand dat inzicht verkrijgen in het Woord dat tot behoud leidde. (John Owen noemde dat het ‘externe getuigenis' van de Geest dat de ogen der blinden opende.) Vervolgens rezen er echter vragen waarover geen eensluidendheid bestond:
Spreekt de Geest ooit los van het Woord? Of is Hij gebonden aan wat geschreven is?
Wat is precies de functie en de rol van de Geest bij het interpreteren van het Woord?
Hoe zit het met leiding of influisteringen of indrukken? Zijn zij van de Geest? Zo ja, hoe moeten deze dan getoetst worden? Door het Woord alleen, of door het Woord en de Geest?
Hoe kun je onderscheiden of het de Geest is Die tot je spreekt? Zou het niet ook je eigen geest kunnen zijn, of zelfs een boze geest?
Wanneer de Heilige Geest spreekt, wat zegt Hij dan pre­cies? En tot welk deel van de mens spreekt Hij? Dit zijn enkele van de vele vragen die gesteld werden in puritein­se preken en geschriften over de relatie tussen Woord en Geest.

Woord en Geest

De hoofdvraag was deze: spreekt de Heilige Geest slechts ‘in' of ‘via' of ‘door' het Woord? Over het algemeen waren de puriteinen van mening dat het antwoord een duidelijk "ja" moest zijn:
Er moet een tweevoudig licht zijn. De Geest moet in mij zijn, zoals de Geest in de Schrift is, voor ik iets kan waarnemen. De adem van de Geest in ons past bij het ademen van de Geest in de Schriften; dezelfde Geest kan niet waaien in tegengestelde richtingen. (Richard Sibbes)

Of zoals John Forbes zegt: "De Geest getuigt van niets anders dan dat wat in het Woord staat". Toch zei Oliver Crom­well dat "God soms spreekt zonder geschreven woord", en vond Robert Baillie dat hij de Independents (de congregationalisten) wel moest veroordelen om wat hij hun "overpeinzingen over God los van de Schri­ft" noemde. Degenen echter die aanspraak maakten op een dergelijk rechtstreeks spreken, verklaarden onmiddellijk daarop dat de Geest zich in zulke gevallen nooit in tegenspraak met het geschreven Woord zou uiten. Walter Cradock zei: "De Geest leidt door middel van het Woord", waar Samuel Petto aan toe­voegde: "mijn hart nam op een wonderlijke manier stelling tegen mensen die zochten naar openbaringen zonder, of niet in overeenstemming met of in tegenspraak met de Schriften". Zelfs het directe getuigenis van de Geest in iemands hart is, aldus Petto,
de daadwerkelijke toepassing van het Woord in een bepaalde ziel. Of, wanneer het niet door een expliciet woord gebeurt, dan toch door een bijbelse overweging of, tijdens of direct na het wachten op de Heer, op een manier zoals Hij dat zelf door het Woord heeft vastgesteld.

Wanneer er dus directe waarnemingen van God plaatshebben, vooronderstellen deze bij de puriteinen altijd begrip van de Bijbel. Ze komen voort uit studie van de Bij­bel, worden vastgesteld aan de hand van bijbelse criteria en uitgelegd aan de hand van een bijbelse theologie.

Uit evenwicht

De hoofdstroom van het puriteinse denken hield zich aan de balans tussen Woord en Geest. De Geest is onmisbaar voor een juist begrip van de Schrift, en iedere ‘geestelijke' gedachte die niet gebaseerd is op de Bijbel zit fout. Wie zich onderwerpt aan de Geest dient zich evenzo te onderwerpen aan het Woord. We hebben de Geest nodig om het Woord te kunnen inter­preteren. En wanneer we willen leven onder het gezag van de Geest moeten we buigen voor het Woord. Want dat is de handleiding waar de Geest zich van bedient. Het waren de Quakers die deze balans verstoorden. Ook zij namen de Bijbel heel serieus. Maar tegelijk legden deze Quakers sterk de nadruk op de individuele persoonlijke ervaring (de Geest in hen), zodanig dat ze geneigd waren tot onderwaardering van het geschreven Woord. Ze beweerden dat de Geest Die in de apostelen werkte op dezelfde manier ook in hen werkzaam was. Daarom vatte George Fox het ‘vaste profetische woord' uit 1 Petrus 1:19 op als de Heilige Geest, en niet als de Bijbel op zich. Hij sprak ook over de Geest die het Woord gaf als rech­ter en toetssteen van geestelijke ervaring in plaats van het primaat in deze aan het Woord toe te kennen. De Quakers meenden dat ze geestelijk gezien heel dicht bij de apostelen stonden en dat ze deelden in dezelfde inspiratie. Zolang ze prioriteit gaven aan de apostelen bij het toetsen van geestelijke ervaringen bleven ze binnen de grenzen van het puritanisme. Sommigen van hen echter scheidden ‘de Geest in hen' van ‘de Geest in het Woord' en gaven prioriteit aan ‘de Geest in hen', waardoor ze gevaarlijk subjectief en impul­sief werden.

Een oneigenlijke scheiding

De hoofdstroom binnen het puritanisme had twee belangrijke argumenten tegen hen.

Ten eerste: Men stelde dat de Geest in de apostelen op een unieke en bijzondere manier werkte, terwijl de Geest daarna in de gelovigen op een gewone manier werkte. Dit was het verschil tussen inspiratie en verlichting.
De Heilige Geest openbaarde door directe inspiratie de leer van Christus aan de apostelen en stelde hen in staat onfeilbaar de Bijbel te schrijven. Dit is echter iets anders dan de gebruikelijke wijze van het verlichten van het verstand die nu plaatsvindt. (R. Baxter)

Ten tweede: Ze verwierpen de tendens van de Quakers om de Geest van het Woord te scheiden, en illustreerden dit met drie vergelijkingen:
De Schrift is de lantaarn, de Geest is de kaars daar­in.
Zoals mannelijk en vrouwelijk nodig zijn voor de natuurlijke voortplanting, zo zijn Geest en Woord nodig voor de geestelijke voortplanting.
Aarde, regen en zon zijn, samen met de kiemkracht in een plant, nodig voor het ontkiemen van zaad. Zo zijn Woord en Geest nodig voor de geestelijke ontkieming.

Telkens wanneer er een conflict dreigt te ontstaan tussen de Geest in het Woord en de Geest in het menselijke hart, dan had Baxter een duidelijk antwoord:
Christus gaf de Geest aan de apostelen om onfeilbaar zijn eigen geboden aan ons over te leveren, en om een maatstaf op te stellen voor de eeuwen die komen zouden. Maar hij geeft de Geest aan ons om die maatstaf op de juiste manier te begrijpen en te hanteren. Dit toet­sen van de Geest aan de Schrift betekent niet dat het Woord zelf boven de Geest wordt gesteld, maar is slechts het toetsen van de Geest aan de Geest; dat wil zeggen dat de werken van de Geest in onszelf en zijn openbaringen aan hen die die nu beweren te ontvangen, getoetst worden aan de werken van de Geest in de apostelen en aan hun openbaringen die voor ons gebruik zijn opgeschreven. Want zij, en niet wij, worden de pijlers van de kerk genoemd.

Interpreteer de Schrift op de juiste manier, dan zult u gemakkelijk de bewegingen van de Geest kunnen interprete­ren. Wanneer men u enige nieuwe verplichting voorhoudt die door de Schrift niet wordt voorgeschreven, beschouw dergelijke voorstellen dan als niet van God (tenzij u ervan overtuigd wordt door een openbaring die op buitengewone wijze is bevestigd).

Die laatste opmerking laat zien dat Baxter openstond voor een onmiddellijke en directe werking van de Geest in het hart. Maar dat was niet de gebruikelijke, normale manier waarop Hij werkte. En dit moest altijd getoetst worden aan het Woord.

Noodzakelijk onderscheid

De tweede vraag waar de puriteinen zich mee bezig hielden, betrof het maken van onderscheid. Hoe konden mensen de Geest ín hen onderscheiden van hun eigen verbeelding?

Hun antwoord was: eerst analyseren en vervolgens toetsen. Bij het analyseren van het werk van de Geest kwam men tot drie conclusies:
De verlichting van de Geest is rationeel. Omdat de mens een rationeel schepsel is, opent de Geest door het Woord het verstand voor de waarheid van God.
De verlichting heeft ook een morele kant. De werking van de Geest hangt, naar zij geloofden, nauw samen met het geweten. Sibbes sprak over het geweten als ‘een zwakker licht van de Geest' (‘An inferior light of the Spirit'). Voor alle zorgvuldigheid voegden zij daar wel aan toe dat verstand en geweten niet hetzelfde waren als de Geest (alsof de Geest in ieder mens aanwezig zou zijn zoals het verstand of het geweten). Ook erkenden ze dat geestelijke dingen niet verstaan konden worden door het verstand of het geweten alleen, omdat ze daarvoor te wonderbaarlijk en mysterieus zijn. Maar wanneer de Geest zijn wonderbare werk van verlichting verricht, werkt Hij altijd middels het verstand en het gewe­ten.
Het derde element in het onderscheiden was proefon­dervindelijk: "kennis is iets dat je proeft" en "een zoete smaak" (dit zijn de bewoordingen die men in dit verband bij een man als Richard Sibbes aantreft). Het onderscheiden had dus ook een intuïtief element in zich. Je hebt geen getuigen nodig om vast te stellen dat de zon je beschijnt - dat weet je gewoon.

Analyse moest echter gevolgd worden door toetsing. Hoe zou je de stem van de Geest werkelijk herkennen? Hoe zou je, indien iemand beweerde geestelijk verlicht te zijn, kunnen vaststellen dat dit inderdaad zo is? De arminiaan John Goodwin beweerde dat dit door middel van het verstand moest gebeuren; een verstand verlicht door de Bijbel natuurlijk, maar niet daaraan gebon­den. Rooms-katholieken beweerden dat dit het werk van de Kerk was. De traditie was volgens de Rooms-katholieken de beste uitlegger van de Geest. De Quaker George Fox zei dat het Christus Zelf was in een mens, gepaard gaand met een heilig leven en eenheid onder de ‘Friends' (‘Vrienden'), zoals de Quakers zichzelf bij voorkeur noemden.

Maar volgens de puriteinen was het de Schrift. John Owen zei over de kerk: "Er is geen behoefte aan tradities ... geen behoefte aan de autoriteit van enige kerk" en Sibbes omschreef de kerk als "de minst voor de hand liggende getuige". Van de Kerk kon volgens Sibbes in deze kwestie nauwelijks enige hulp worden verwacht. In de Schrift bezat men de ware rechter en toetssteen. Nu zou iemand kunnen zeggen dat wanneer men de Bijbel tot rechter maakt, men in feite de eigen interpretatie van de Schrift tot norm verheft. De puriteinen zouden dan hebben benadrukt dat het noodza­kelijk is de interpretatie van de Schrift uit de Schrift zelf af te leiden. Hierbij moet men dan gebruik maken van de principes van de letterlijke betekenis van de tekst, de eenheid, samenhang en analo­gie van de Schrift. En natuurlijk dient men hierbij altijd het getuigenis van de Geest te zoeken, welke werkzaam is door het Woord en die het Woord ook bevestigt.

Karakter en inhoud van het getuigenis van de Geest

Voordat we dit gaan onderzoeken, is het misschien lonend eerst even te kijken naar een kwestie die hiermee verband houdt, namelijk de wijze waarop de Geest in mensen woont. Hierover bestond een behoorlijk verschil van mening. Sommigen van de puriteinen, zoals Hollinworth en Howe, spraken liever niet over de persoonlijke inwoning van de Geest Zelf:
Wanneer we zeggen dat de Geest in ons woont, gebruiken we een metonymia(1)... wanneer we deel hebben aan zijn gaven en genade, hoewel deze niet de Geest Zelf zijn ... zoals wanneer we zeggen dat de zon in huis schijnt, waarmee we dan niet de feitelijke zon zelf bedoelen ... maar haar stra­len.

Anderen, met name de meer radicale puriteinen, beweerden echter dat de Geest Zelf kwam. Thomas Goodwin zei: "Wat betreft de wijze van inwoning van de persoon van de Heilige Geest: het is niet verkeerd om te stellen dat Hij op dezelfde wijze in ons en in de mens Christus Jezus woont". Maar wat is de inhoud van het getuigenis van de Geest? Welke effecten heeft zijn inwoning? We zullen dit bespreken aan de hand van de drie categorieën die boven reeds genoemd zijn.

Ten eerste: Het getuigenis van de Geest ging niet buiten het verstand om. Deelde de Geest onfeilbare openbaringen mee aan mensen? Mensen als George Fox zeiden "ja". Fox beweerde dat dingen die in de Bijbel verteld worden, onafhankelijk en onfeilbaar aan hem geopenbaard waren:
Dit zag ik in de zuivere openbaringen van het licht, zonder hulp van enig mens; ook wist ik toen niet waar ik deze dingen in de Schrift kon vinden, maar later, toen ik de Schriften doorzocht, vond ik ze.

Anderen zoals Baxter en Owen zeiden "nee". Over aanspraken op openbaringen in zijn tijd zei Owen:
Of zij nu leringen bevatten die in tegenspraak zijn met die van de Schriften, of dat zij die aanvullen of schijn­baar bevestigen, zonder uitzondering dienen zij allen verworpen te worden, omdat zij in het eerste geval absolute dwa­lingen zijn en in de andere gevallen nutteloos.... Want omdat Hij (de Heilige Geest) zijn gehele werk van uiterlijke openbaring heeft voltooid en het heeft afge­sloten in de Schriften, is zijn gehele innerlijke geeste­lijke werk in ons daarmee in overeenstemming.

Geleid of misleid?

Ten tweede: Het getuigenis van de Geest was moreel en praktisch. Gaf de Geest mensen directe leiding door onmiddellijke ‘openbaringen' of ‘overtuigingen' of door te wachten met spreken? George Fox zei opnieuw "ja". Hij had er geen moeite mee om uitspraken te doen als: "mijn geest was hierover zeer bedroefd en de Heer, zo merkte ik, was diep gegriefd". Sommige van zijn volgelingen schreven hem inderdaad werkelijk onfeilbaarheid toe. Fox wilde niets te maken hebben met extremistische groeperingen als de Ranters, die beweerden direct door de Geest geleid te worden, maar er in feite maar wat op los leefden. Er moet, zei hij, sprake zijn van morele integriteit en een oprechte levenswandel. Maar hij benadrukte dat de Geest directe leiding gaf en citeerde voorbeelden uit de Schrift en indrukken die bij hemzelf en bij anderen in gedachten kwamen. Ook Baxter hield de mogelijkheid van nieuwe ‘openbarin­gen' aan individuele mensen open, maar hij omschreef op voorzichtige wijze nauwkeurig wat hij hieronder verstond:

Het is mogelijk dat God nieuwe openbaringen geeft aan afzonderlijke mensen aangaande specifieke taken, gebeur­tenissen of zaken, maar ondergeschikt aan de Schrift zelf. Dit kan plaatsvinden door inspiratie, door een visioen of een verschijning of een stem; want Hij heeft ons niet gezegd dat Hij iets dergelijks nooit zou doen.

Hij benadrukte echter dat dergelijke ‘open­baringen' alleen door God gegeven konden worden en dat het zeer wel mogelijk was dat men werd misleid door de eigen verbeelding: "Zekere erva­ringen leren ons dat de meesten die in onze tijd aanspraak maken op profetie of inspiratie of openbaringen, mensen zijn geweest die getikt waren, bijna krankzinnig, lieden die uiteindelijk misleid bleken te zijn". Wanneer directe ervaringen die aan de Heilige Geest worden toegeschreven, inderdaad van God afkomstig zijn, vinden ze gewoonlijk plaats in de context van een werke­lijk bijbels begrip van de dingen en ze moeten altijd getoetst worden aan de Schrift.

Directe zekerheid

Ten derde: Het getuigenis van de Geest was proefondervindelijk, iets wat daadwerkelijk ervaren werd. Hier kan verwezen worden naar drie zaken die vaak ervaren werden in relatie tot het werk van de Heilige Geest:
Geeft de Heilige Geest gelovigen directe zekerheid van het feit dat ze kinderen van God zijn?
Schenkt Hij vrijmoedigheid in het gebed?
Manifesteert Hij zich in samenkomsten van de kerk door een nieuw bewustzijn van de aanwezigheid van God te geven, waardoor de aanbidding en gemeenschap worden verrijkt?

Directe zekerheid

Men was het er algemeen over eens dat de Geest een directe zekerheid geeft. De puriteinen brachten dit mooi onder woorden met de term ‘de geest der aanneming':
Er is een grote vertrouwdheid in de geest der aanneming. Dat ‘Abba Vader,' is een vrijmoedig en vertrouwelijk spreken ... er is een bepaald soort vertrouwelijke vrijmoedigheid in het innerlijk van de ziel, waardoor een christen naar God gaat, zoals een kind naar zijn vader gaat wanneer hij iets nodig heeft. Een kind let niet op zijn eigen onwaardigheid of middelma­tig­heid, maar het gaat in vertrouwen en met vrijmoedigheid naar zijn vader. (R. Sibbes)

Te groot voor woorden

Gebed
Richard Hollinworth besprak het werk van de Geest in gebed en omschreef dit op twee manieren. Ten eerste verlicht, verlevendigt en verruimt de Geest het hart. Ten tweede, wanneer men in gebed is, maakt de Heilige Geest ons enthousiast over de beloften van God. Hij zorgt ervoor dat die beloften worden ontdekt en in herinnering gebracht. "Beloften en gebeden zijn als de getallen 6 en 9, precies hetzelfde figuur, maar de beloften richten zich als het getal 9 naar beneden en de gebeden als het getal 6 omhoog." De Geest laat ook duidelijk zien dat het gebed een voorrecht is; Hij vergroot onze genegenheid en houdt onze tong in bedwang. Hollinworth sprak ook over de woordeloze uitroepen in gebed die te groot voor woorden waren.

De Geest zoals die werkzaam is tijdens de samenkomsten van de gelovigen
Er is een overvloedig getui­genis van de aanwezigheid van de Geest in de levens van christenen persoonlijk en wanneer men als gemeente samenkomt:
God is 200, 2000 maal verschenen aan mijn ziel. Ik heb Hem gezien terwijl ik deelnam aan het Avondmaal, ik heb Hem gezien temidden van de gelovigen, ik heb Hem gezien op het veld, in die toestand, op die plaats, in dat weiland, in dat bos, waar ik ook maar zijn Woord las en zijn naam aanriep. (Walter Cradock)

Ik herinner me iemand die over wijlen koningin Elisabeth zei:
Ik heb weleens een afbeelding van haar gezien, zei hij, maar ik heb één afbeelding van haar die ik nog niet zou willen verkopen voor alle afbeeldingen in de wereld. Welke afbeelding is dat? Ik heb haar één keer gezien, zei hij, en dat beeld van haar is me tot nu toe bijgebleven; dat beeld kon hij ook aan niemand duidelijk maken.... Daarom, wanneer u me vraagt: "wat is het dat gelovigen weten, wat een ander mens niet weet?", geef ik u een duidelijk antwoord: hij zou het u zelf niet kunnen vertellen, want het is zeker dat de indruk die de Heilige Geest achter­laat in het hart van een mens, door die mens nooit op dezelfde manier doorgegeven zou kunnen worden aan een ander. Hij zou het voor u kunnen omschrijven, maar hij kan datzelfde beeld en die indruk nooit overdragen op het hart van een ander mens. (T. Goodwin)

We zullen nu twee praktische gebieden bekijken waarover onder de puriteinen verschil van mening bestond: het gebed en de prediking.

Gebed


De meer radicale puriteinen, die zich scherp bewust waren van het onmiddellijke werk van de Heilige Geest in hun harten, kregen meer en meer het gevoel dat er in de eredienst eigenlijk geen plaats was voor liturgieën of van papier voorgelezen formuliergebeden. (G. Nuttall)

Dergelijke gebeden ging men steeds meer zien als een belemmering voor geestelijke vrijheid; men vond dat ze de Geest doofden. Het werden ‘bekrompen gebeden' genoemd (‘stinted prayers'). In het leger van generaal Fairfax merkte Baxter dat de manschappen "soms tegen formuliergebeden wa­ren" en "soms tegen de vastgestelde gebedstijden, en tegen het beperken van onszelf". Walter Cradock klaagde bitter dat
wanneer de ziel van de arme voorganger wellicht vol was van verzuchtingen en zorg, en het hem zeer verblijd zou hebben om zijn hart uit te storten voor de Heer, hij dan gebonden was aan een oud gebedenboek, en hij moest dat lezen totdat hij de Geest van God bedroefde en zijn eigen ziel kurkdroog geworden was, zodat hij niet meer kon bidden als hij dat wenste.

John Bunyan schreef een boek tegen het gebruik van liturgieën, hoewel hij later zijn mening herzag omdat sommige van deze ‘vrije gebeden' wel heel erg subjectief en langdradig waren. De Quakers gingen met het spontane gebed nog verder. Men zat dan zwijgend in stilte bij elkaar en bad alleen wanneer men zich daartoe gedrongen voelde. John Owen was het eens met de argumenten tegen het gebruik van liturgieën. Ook hij vond authentiek, echt geestelijk leven heel belangrijk. Maar anders dan de Quakers was Owen geen voorstander van het wachten in stilte op de leiding van de Geest, en evenmin was hij erg enthousiast over hun sterke gerichtheid op het eigen innerlijk. Hij streefde naar een authentiek werk van de Geest waarbij het gewone gebed opgetild zou worden tot het niveau van bidden in de Geest. Meer behoudende puriteinen wilden zover niet gaan. Hier tussenin bevond zich een groep die het spontane gebed goedkeurde maar ook het voorlezen van formuliergebeden toestond. Baxter is hier een typisch voorbeeld van. Anderen, zoals Hollinworth, meenden dat spontaan gebed gebaseerd was op een verkeerde vooronderstelling, namelijk dat de Heilige Geest in de gelovige net zo werkte als in de auteurs van de Bijbel. Omdat dit volgens hen niet het geval was, was het ook beter in het gebed bijbelse taal te gebruiken.

Prediking: Spontaan of?...


Het puritanisme was een beweging die een zeer hoge prioriteit toekende aan de prediking. Daarom verdient dit onderwerp meer aandacht en zullen we hier meer gedetailleerd bij stilstaan. Welk effect had de relatie tussen de Geest en het Woord op de visie op prediking in de zeventiende eeuw? We zullen één aspect hiervan bekijken: Het preken zelf. Hier was de centrale vraag of de preek gelezen moest worden, of dat ze spontaan moest zijn. Hoe werkte de Geest samen met het Woord tijdens het daadwerkelijk geven van een preek?

In 1592 sprak William Perkins over de gewoonte om uit het hoofd te preken en vele latere puriteinen leerden hun preken uit het hoofd. Zo preekten Baxter, Owen en Howe. Maar anderen preekten op een meer vrije manier. Bunyan was zo iemand, evenals Morgon Llwyd: "Hij komt niet met een preek uit een boek, maar met dat wat de Heer tot hem gesproken heeft". Baxter beval deze directheid en oprechtheid aan:
Ze zijn verrukt van een predikant die hen aanspreekt in de alledaagse taal, en hen vermaant alsof hun leven ervan afhangt, terwijl ze een ander, die op saaie toon leest of spreekt met gekunstelde woorden, aanhoren als een jongen die een lesje komt opzeggen.

Wat hier benadrukt moet worden, is dat de opvatting van het preken dezelfde was. Onafhankelijk van het feit of de preken uit het hoofd geleerd werden of dat ze meer spontaan gebracht werden. In beide gevallen werd de Bijbel op een warme en directe manier uitgelegd en toegepast. Omdat het Woord de stem van de Geest is, is preken het laten spreken van de Bijbel. Maar omdat de Geest levend is, spreekt Hij opnieuw door wat Hij al eerder gesproken had in de Bijbel en op hetzelfde moment werkt Hij ook in de harten van de toehoorders. Hun visie op de prediking was dus dynamisch, niet statisch.

De Quakers gingen nog veel verder in hun benadering van het preken. Hun spreken was veel vrijer en spontaner. Dit kan geïllustreerd worden met een weergave van het gekeuvel van George Fox, die zei:
Laat het een vreugde voor u zijn wanneer u de Bronnen van het leven hoort of ziet opborrelen in iemand... dit is zo teder, wanneer zij ertoe worden bewogen enige woorden te laten opborrelen en te spreken met de kracht van het ontkiemend zaad en de lammeren. Verdraag dit dan en denk aan de tederheid ervan en wanneer zij hun boekje misschien te buiten gaan, verdraag dit dan in de samenkomst omwille van de vrede en de rust.

Evenwicht houden

De puriteinen moesten, net als wij, worstelen om de juiste balans tussen de Geest en het Woord vast te houden. Er waren ook nog andere gebieden waar dezelfde spanning naar voren kwam, bijvoorbeeld bij de sacramenten. Zetelde de Geest in het Woord, zodat het slechts nodig was het Woord te lezen en te verkondigen? Of waren de sacramenten absoluut onmisbaar, wilde de Geest in de harten van mensen kunnen werken? Of waren het genademiddelen, waarbij de aanwezigheid van de Geest van even groot belang was als het gebruik van de juiste woorden? Wat te zeggen van de relatie tussen de Heilige Geest en de geschiede­nis? Is het christelijke tijdperk de eeuw van het Woord? Of is het, zoals velen in de zeventiende eeuw zich afvroegen, de eeuw van de Geest? Of beide? De wijze waarop zij deze vragen beantwoordden, hebben direct te maken met een aantal hedendaagse vraagstukken, zoals de plaats van de gaven van de Geest, onze houding ten opzichte van Gods leiding en voorzienigheid, en het verkondigen van het Evangelie aan diegenen die het nog nooit eerder gehoord hebben (Werkt de Geest al in hen? Of moeten zij eerst het Woord horen?). Dit zijn gewichtige zaken en we zouden er goed aan doen acht te slaan op de inspanningen die zij toen al geleverd hebben om dit soort moeilijke kwesties aan te pakken.

De wrange vruchten van gebrek aan evenwicht

Ten eerste is er het gevaar het Woord los te koppelen van de Geest. Wanneer mensen de levende factor van de Geest verwer­pen ten gunste van een buitensporig verstandelijke benadering, wanneer ze het Woord hebben, maar de Geest missen, dan brengt dat ernstige consequenties met zich mee. Op leer­stellig gebied zijn we dan overgelaten aan een gortdroge orthodoxie en een uiterlijk geloof. Wat betreft evangelisatie zijn we dan tevreden wanneer men maar de waarheid van het Evangelie onder woorden weet te brengen en ook de apologetiek bekwaam wordt gebracht. Preken wordt simpelweg een kwestie van de juiste exegese en een correcte homiletiek. De opleiding tot het ambt van voorganger zal zeer academisch worden, met de nadruk op titels en kwalificaties. De eredienst zal correct, formeel en ordelijk zijn, het liefst met weinig gevoelsmatige liederen en preken die veel weg hebben van lezingen. Geloofszekerheid zal geheel en al een zaak zijn van verstandelijk instemmen met het geschreven Woord. Leiding zal inhouden dat men het verstand rich­t op feitelijke factoren, het afwegen van de omstandigheden en het vragen van raad aan adviseurs. Het kerkelijke leven zal zich concentreren op activiteiten, organisatie, structuren en het juiste onderwijs.

Ten tweede bestaat het gevaar de Geest los te koppelen van het Woord. Deze vorm van gebrek aan balans heeft minstens even ernstige gevolgen, omdat mensen vertrouwen op directe ‘woorden', in­drukken en emoties terwijl ze het Woord degraderen naar een ondergeschikte positie. Op leerstellig gebied komen vaagheid en een ‘goed gevoel' in de plaats van helderheid en een grondig begrip. In evangelisatie gaat het niet meer zozeer om wat waar is, maar het wordt meer een kwestie van ‘een warme sfeer' en ‘zich thuis voelen'. Preken wordt van minder belang geacht dan ‘woorden van de Heer' en ‘profetieën', die dan vaak gebracht worden in de eerste persoon enkelvoud, bedoeld om een onmiddellijke respons op te roepen. Een opleiding tot het ambt van voorganger wordt gezien als relatief onbelangrijk in vergelijking met zaken als enthousiasme, directheid en spontaniteit. Wanneer de Geest wordt losgemaakt van het Woord zal de eredienst worden gekenmerkt door vrije expressie, een sterke gerichtheid op de individuele beleving, nieuwe vormen, een ontspannen sfeer, gemoedelijke omgang met elkaar en een losjes strooien met korte liederen. Geloofszekerheid wordt een zeer subjectieve aangelegenheid, die bijna alleen nog maar afhangt van hoe mensen zich voelen. Op soortgelijke wijze gaat het bij leiding om indrukken, ‘woorden van de Heer' en directe leiding van God. Het kerkelijke leven draait om de mate waarin diverse gevoelens worden opgewekt, zodat een dienst of een kerk ‘fijn' of ‘levendig' wordt genoemd wanneer er sprake is van veel gelach en uitbundigheid.

Het kan ook anders

Ten derde is het van het grootste belang het evenwicht te bewaren tussen Geest en Woord. Omdat het Woord van God ‘het zwaard van de Geest' is, is het van wezenlijk belang deze twee bij elkaar te houden. Zij werken nauw samen in het onderwijzen van de christen. Ze spreken elkaar nooit tegen.
Dus zij die willen leven onder het gezag van de Geest, moeten buigen voor het Woord als het tekstboek van de Geest, terwijl zij die willen leven onder het gezag van het Woord de Geest moeten zoeken als degene die dat Woord uitlegt.(2)

Het bewaren van het juiste even­wicht zal ons in staat stellen om op de juiste manier te functioneren op de verschillende bovengenoemde gebieden. Op leerstellig gebied zullen we er nauw op toezien dat een duidelijke theologie wordt gecombi­neerd met warme spiritualiteit. Op die wijze kunnen krachtige innerlijke overtuigingen die gepaard gaan met gebed en afhankelijkheid van de kracht van de Heilige Geest, nieuw leven geven aan dode zielen. Prediking zal worden gekenmerkt door een zowel zorgvuldige als nauwkeurige exege­se, door toepassing van de bijbelse tekst en door een vurig verkondigen van de waarheid. In de opleiding tot het ambt van predikant zal nadruk gelegd worden op het belang van een grondig denken en gedisciplineerde studie in combinatie met de noodzaak van een levenswandel dicht bij de Heer. In de eredienst zal de waarheid centraal staan en alles wat er gebeurt doordrenkt zijn van de Bijbel. Tegelijkertijd zal er de inspiratie van de Geest zijn en wat er gebeurt zal tot eer van God zijn. Geloofszekerheid zal een combinatie zijn van objectief bijbels bewijs en het directe getuigenis van de Heilige Geest. Leiding zal afhangen van zowel bijbelse criteria en factoren die een rol spelen in de omstandigheden als het directe werk van de Geest in ons hart. De kwaliteit van het kerkelijke leven zal worden afgemeten aan het belang dat men stelt in bijbelse hervor­ming en geestelijke opwekking.

Moge het zo zijn dat wij er altijd naar zullen streven de balans te zoeken en te bewaren tussen Woord en Geest. Moge de Geest Zijn Woord op genadevolle wijze ter hand nemen in onze tijd en het hanteren als het machtige wapen dat het inderdaad is: het Zwaard des Geestes.         

Dit artikel is overgenomen uit Reformation & Revival, A Quarterly for Church Leadership, deel 5, nummer 3, zomer 1996. Uitgegeven bij Reformation & Revival Ministries, Inc., 630 Paxton Place, Carol Stream, Illinois 60188-9244, Verenigde Staten.

Vertaling: Geertje Plug
Bewerkt door Jeroen J.M. Bol


(1) Metonymie of metonymia. Een stijlfiguur waarbij in plaats van het bedoelde iets anders genoemd wordt, op grond van een bepaalde betrekking die tussen beide bestaat. (noot vertaler)
(2)  J.I. Packer, Keep in Step with the Spirit, p. 240.
Nederlandse vertaling: Wandelen door de Geest .


© 1998 George Whitefield Stichting.