Dr. Leonard Payton is sinds januari 1996 muzikaal leider bij de Redeemer Presbyterian Church, te Austin (Texas). Hij behaalde zijn M.A. en Ph. D. aan de University of California, San Diego, en heeft zich verdiept in de Duitse taal en letterkunde. Hij leverde een bijdrage aan The Coming of the Evangelical Crisis (Moody, 1996), en levert regelmatig bijdragen in de vorm van recensies en artikelen aan Reformation & Revival Journal. Dit artikel is het eerste van twee delen, dat overgenomen is uit Reformation & Revival Journal.

Dr. Leonard Payton

De kerk heeft de laatste jaren nogal wat bevliegingen gehad. Een kort bezoekje aan een willekeurige christelijke boekhandel zal hiervoor voldoende bewijs leveren. Tientallen jaren geleden was de brandende vraag of de Antichrist zich niet zou manifesteren in de Sovjetunie. Tegenwoordig kunnen we boeken over dergelijke onderwerpen tegen dumpprijzen bij de grootboekhandels aantreffen.

Francis Schaeffer sprak over de drijvende kracht van persoonlijke vrede en welvaart die hij verwachtte, toen hij zag dat de idealen van de jaren zestig in duigen vielen. Wij zagen dit hedonisme, wat voorspeld was, een hoogtepunt bereiken in de tachtiger jaren, en binnen de christelijke gemeenschap bracht dit een stroom van "zelf-hulp" boeken op gang. Er was een christelijk driestappenplan voor wat voor verslaving dan ook, en ook nog eens voor vijftig andere dingen. De geslaagde schrijvers van christelijke psychologie werden alleen maar overtroffen door de schrijvers van liefdesromans, die een voorbode waren van de volgende trend binnen de christelijke lectuurstroom. In de jaren tachtig verwelkomden wij de rock & roll, in de jaren negentig omhelsden wij de Harlequin-pockets.

Hoewel de psychologie, de geestelijke toerusting en de christelijke liefdesroman ongetwijfeld zeer motiverend zijn, is er waarschijnlijk toch geen onderwerp dat de kerk de afgelopen tijd zó heeft beziggehouden als gewijde en geestelijke muziek.
In feite is onze cultuur gevormd door muziek1, en de zichtbare kerk is hier niet immuun voor. Het is zelfs zo dat de kerk het vaak met groot animo verwelkomt. Allan Bloom zei: "Studenten mogen dan geen boeken hebben, muziek hebben zij wel."2 Zelf heb ik tijdens mijn onderzoek van meer dan veertig catalogi en advertenties meer foto's van walkmans gezien dan afbeeldingen van het Kruis. Als deze advertenties een betrouwbaar beeld geven van de situatie (en ik denk dat ze dat doen), dan zou een logisch vervolg op de opmerking van Bloom kunnen zijn: "Christenen mogen dan weinig van de bijbel weten, ze weten in ieder geval wat hun voorkeur is op het gebied van gewijde muziek."

Wij mensen zijn door muziek bepaald. We ruziën erover binnen de kerk. We wisselen van gemeente omdat de manier van zingen ons niet aanstaat, zonder ons er werkelijk in te verdiepen welke theologische ligging de desbetreffende gemeente nu echt heeft. Hele gemeenten zijn in de war gebracht door onderling meningsverschil over de muziekstijl tijdens de eredienst, zonder dat er een uitkomst in het verschiet ligt.Degenen die de zang en de muziek tijdens de diensten moeten verzorgen of begeleiden, zijn voornamelijk begeleiders die een zee van mogelijkheden moeten aanbieden aan een nog altijd toenemende vraag naar diversiteit. Sommigen van hen zijn vergiftigd door de ogenschijnlijke macht die zij bezitten. Want het is natuurlijk wel zo dat goed uitgevoerde muziek, optredens van grote ensembles en grote massa's toehoorders een gevoelige snaar raken bij de meesten onder ons. Het postmoderne leven is vaak zo grijs en grauw dat we de kans om te ontsnappen naar de heerlijkheid van Openbaringen 4 iedere zondag met beide handen aangrijpen. Wij verwachten dat muziek ons dit doel kan verschaffen, en als wij niet in staat zijn om deze voorwaarden in onszelf te realiseren, dan zijn wij bereid om grote geldbedragen aan de technologie te spenderen, om zodoende tenminste een beetje van de "virtuele heerlijkheid" mee te maken.

In wezen zijn goed opgevoerde muziek, optredens van grote ensembles en grote massa's toehoorders niet verkeerd. Er is echter een groep kerkmusici die het idee hebben dat wij ons in een sneltreinvaart naar de afgrond begeven. Ik behoor ook tot deze laatste groep, en dit artikel is er grotendeels op gericht om kerkelijke leiders en gewone gemeenteleden zich ervan bewust te maken dat we deze crisis in alle eenvoud moeten benaderen. Een ieder moet binnen zijn of haar eigen invloedssfeer benadrukken dat alle bijbelse principes betrekking hebben op gewijde muziek.Het is inderdaad zo dat kerkleiders zich ervan bewust zijn dat muziek van groot belang is voor het gemeenteleven, maar zij zijn er zich vreemd genoeg niet altijd van bewust dat de rol die de bijbel toedicht aan de muziek tijdens de eredienst samen opgaat met de bediening van het Woord. Want het is zoals de apostel Paulus ons al eerder vertelde, dat het woord van Christus overvloedig in ons woont, in alle rijkdom, als wij elkaar met psalmen, gezangen en geestelijke liederen onderhouden; en dat wij met een dankbaar hart God psalmen, gezangen en geestelijke liederen moeten toezingen.3

De taak om alle bijbelse principes op kerkmuziek toe te passen is moeilijk, temeer omdat het aantal mensen dat noten kan lezen zó laag is als het nog nooit is geweest. Dit ondanks het feit dat wij vandaag de dag meer muziek horen dan diegenen die vóór ons leefden, in wat voor cultuur dan ook. Wij moeten zowel de bijbel als de muziek begrijpen. Een musicus met zijn pijlkoker vol muzikale gaven zal het best in staat zijn om de noodzakelijke veranderingen uit te voeren. Er is eenvoudigweg geen vervanging mogelijk voor een moeizaam verkregen muzikale vaardigheid die door duizenden uren studie is verfijnd.4

Als wij het gezag van de Schrift in onze aanbidding willen herontdekken, dan moeten wij het ook in onze muziek ontdekken, want dat is een belangrijk gedeelte van de eredienst en aanbidding die gericht is op God overeenkomstig het sola scriptura-principe van de Reformatie. Wij moeten net zoals de Reformatoren van de zestiende eeuw grote aandacht schenken aan deze dingen. Maarten Luther zei: "Wij moeten geen jongemannen aanstellen als predikanten, als zij niet eerst goed geoefend zijn in de muziek." Dit was dezelfde Luther die de bijbelse prediking zo benadrukte. Hij zag geen groot verschil tussen de prediking en de rol van kerkmuziek, noch tussen de kerkmusicus en de prediker. De scherpe tegenstelling tussen gemeentezang en prediking is meer het gevolg van Ulrich Zwingli, die door een specifieke exegese van Mattheüs 6:7 de samenzang tijdens bijeenkomsten in Zürich uitbande. Hij beredeneerde dat het bidden in de binnenkamer stil gebed impliceerde, en dat gemeentezang een geperverteerd bidden was.5 Daarom werd gemeentezang vermeden.

Natuurlijk heeft Jezus niets van dit alles gezegd. Hij benadrukte eerder dat wij moeten bidden zonder er ons om te bekommeren wat anderen ervan zouden denken. Jezus zei zelfs: "Zó moeten jullie bidden: Onze Vader die in de hemelen zijt, ..."6 Als Zwingli gelijk heeft, moeten we het bizarre feit onder ogen zien dat wij ons helemaal alleen verschuilen in onze binnenkamers terwijl we doen alsof wij toch op een of andere manier samen zijn. Toen Zwingli eenmaal de uitleg van Mattheüs 6:7 aannam, werd hij gedwongen om de rest van de bijbelse boodschap met betrekking tot het gemeenschappelijk zingen door dezelfde buitenissige bril te zien. Hij zegt over Colossenzen 3:16 het volgende:
Hier laat Paulus ons zien dat we niet moeten murmelen en mompelen in de kerk, maar hij toont ons het ware lied, datgene wat God behaagt, niet dat wij God de lof en eer toezingen met onze stemmen, zoals de Joodse zangers, maar met onze harten.7 Zou Zwingli dit ook hebben gezegd in het gezicht van Heman, Ethan en Asaf, de belangrijkste muzikanten van de canon der Psalmen?

Colossenzen 3:16 zegt inderdaad dat we met een dankbaar hart moeten zingen. Is het zingen op zo'n manier een gevolg van een stille verbeelding, zoals Zwingli ons wil doen geloven? Is het alleen maar een gevoel en niet verbonden met de fysieke en echte wereld? Zwingli volgde de reformerende geest van Erasmus na, en volgde ook zijn bijbeluitleg. Erasmus stond een "radicale tegenstelling tussen geest en vlees (lichaam), tussen vorm en inhoud" voor.8 Laten we dit maar gewoon noemen wat het is: Gnostiek. Aanbidding werd een etherische en niet-fysieke gebeurtenis, zoveel mogelijk ontdaan van alle lichamelijke betrokkenheid. Een logisch gevolg was dat de gemeentezang verdween, de sacramenten werden gereduceerd tot symbolen, en de prediking werd het hoofddoel van de samenkomst van de gemeente.

Zwingli's erfenis is nog steeds van grote invloed en springlevend. Vaak beschouwen wij alle elementen van de eredienst als bijzaken, gegroepeerd rondom het ene belangrijke: de preek. Het komt tot uiting in de kerkgebouwen die vervreemding in de hand werken, in onze muziek, in al onze communicatie. Het neemt in zichzelf een gnostieke, onmenselijke houding aan. Ik zou zelfs zo ver willen gaan om te stellen dat de uitwassen van de charismatische beweging en van de Pinksterbeweging daarop terug zijn te voeren. Want de mens roept uiteindelijk uit: "Nee, ik ben een méns - hart, ziel, gevoel en kracht!" Onze hartstocht om de preek de centrale plaats in de eredienst te laten zijn in plaats van het uitgebreid lezen uit de bijbel en het zingen van psalmen, gezangen en geestelijke liederen, heeft de charismatische vloed over ons losgelaten. Dit is werkelijk onze eigen schuld, en in plaats van de zwakke plekken bij onze broeders aan te wijzen, kunnen wij beter de hand in eigen boezem steken.Luther had het bij het rechte eind: Er is geen sterke tegenstelling of een scheiding tussen de prediking, het lezen uit de Heilige Schrift of het zingen van psalmen, gezangen en geestelijke liederen. Men zou kunnen denken dat de godgeleerde mannen van Westminster dit onderkenden toen zij schreven:
Het lezen van de Schrift met goddelijke eerbied, het gehoor van de prediking en het weloverwogen horen van het Woord, in gehoorzaamheid aan God, met welwillendheid, geloof en eerbied, zingende psalmen met dankbaarheid in het hart; evenals de juiste toediening en waardige acceptatie van de sacramenten die door Christus zijn ingesteld, dit zijn allemaal onderdelen van de reguliere Godsdienst en aanbidding van God. 9

Dit is allemaal van het grootste belang en de predikant die al zijn tijd in het maken van een preek steekt en de rest van de dingen die moeten gebeuren tijdens de samenkomst van de gemeente met een paar uren afdoet, is niet juist bezig. Nu spreek ik als musicus: predikanten vertrouwen musici veel te snel en maken veel te snel discipelen van hen. De theologisch ongebonden musicus zal gewoonlijk theologische beslissingen nemen die in conflict zijn met het werk van de predikant. Vertrouw musici niet, onderwijs hen! Musici kunnen de meest strategische discipelen zijn die een predikant heeft.Bovendien verspeelt de predikant die vijfenveertig minuten uittrekt voor de preek en maar vijf minuten uittrekt voor het zingen, de onderwijzing van het hart, wat gemeentezang in feite is. Als het gemeentelid niet telkens datgene zingt wat de prediker zegt, zal de prediking weinig resultaat hebben. Het is de nachtmerrie van iedere predikant dat een gemeentelid tijdens de preek minzaam knikt en alles voor zoete koek slikt, en zegt: "een goede preek, dominee!" en verder zijn eigen gang gaat alsof er niets is gezegd. Het probleem is dat ze een goede, bijbelse prediking horen, maar het Woord van Christus woont niet overvloedig in hen. Prediking moet verkondigend zijn, en wij verzoeken de Geest dringend om in de harten van mensen door te dringen zodat het evangelie zijn werk kan doen. Daarom plaatste Calvijn in zijn liturgie een gebed om Verlichting met de Heilige Geest net voor de Woordverkondiging.10 Verlichting wil ook zeggen dat er een onderwerp zal gaan opgloeien, maar als het Woord niet overvloedig in ons woont, is er maar heel weinig dat eventueel zou kunnen opgloeien. Een goede prediking is als een auto en goede gemeentezang is als een sleutel. Zonder de sleutel is een auto niet meer dan een plastic tuinkabouter op het gazon. Door Finney's "gebruik der middelen" worden wij er alleen maar toe verleid om de stilstaande auto aan te zwengelen.11

Laat ik duidelijk zijn: ik bedoel dat gemeentezang, samen met de prediking, een medestrijder is voor het Woord. Ik wil niet zeggen dat prediking een minder belangrijke plaats moet krijgen in onze kerken. Integendeel, ik denk dat we juist veel te weinig waarde hechten aan zowel prediking als gemeentezang. We gebruiken de muziek om een bepaalde sfeer te krijgen, en niet voor onderwijzing zoals de bijbel leert. In zo'n situatie ziet de prediker een geestelijk uitgedroogde gemeente, en voelt zich verplicht het evangelie door mooie praatjes te verkopen en aan te smeren. Waar dit plaats vindt, verliest het evangelie zijn zeggingskracht en verkondigend karakter. De normale gang van zaken is toch dat de Heilige Geest door het horen van het evangelie Zijn kinderen bereikt. Zodra wij constateren dat de kerk onaantrekkelijk en lauw is, starten wij onder het mom van "het gebruik der middelen" een parakerk. Als we er dan achter komen dat dit ook niet helpt, vormen wij een religieus georiënteerd politiek actiefront. Wij worden helemaal door deze neerwaartse spiraal meegenomen omdat wij Gods Woord niet in onze harten bewaard hebben, opdat wij niet tegen Hem zouden zondigen (Ps. 119:11). Kortom: Zijn Woord woont niet overvloedig in ons.

De Heilige Schrift en muziek

Als wij aan mensen zouden vragen wat de functie van muziek in de eredienst is, zouden we waarschijnlijk zeer uiteenlopende antwoorden krijgen. De bijbel geeft echter een overvloed aan voorbeelden. In Colossenzen 3:16 staat: "Het woord van Christus wone rijkelijk in u, zodat gij in alle wijsheid elkander leert en terechtwijst en met psalmen, lofzangen en geestelijke liederen zingende, Gode dank brengt in uw harten". Al naar gelang de gebruikte vertaling kunnen de psalmen, lofzangen en geestelijke liederen slaan op het terechtwijzen en leren of op de manier om God te danken. Het gaat hier echter niet zozeer om de woordvolgorde, maar meer om de woorden zélf. We zullen moeten nagaan wie de lezers van deze brief in de eerste eeuw waren. De geadresseerden van deze brief zijn de "heilige en gelovige broeders in Christus te Colosse" (1:2). Aan het eind van de brief vraagt Paulus of de brief aan de gemeente van Laodicea kan worden doorgegeven (4:16). Ook de kerk in Efeze was bekend met de formulering "psalmen, lofzangen en geestelijke liederen" (Ef. 5:19). In ieder geval schreef Paulus hun niet alleen in het Grieks; de gemeente bestond ook grotendeels uit mensen die alleen maar Grieks konden lezen, en hun Oude Testament is hoogstwaarschijnlijk de Septuagint geweest, die de 150 psalmen aangeeft met "psalmen", "gezangen" of met "geestelijke liederen". Dit feit alleen al is een stimulans om het gehele Boek der Psalmen op een regelmatige basis door te zingen. Het is een goed Reformatorisch gebruik dat we weer eens in overweging zouden moeten nemen.

Geestelijke muziek en theologie

Tot de tijd van koning David had muziek een onduidelijke functie in het geheel van de gebedsbijeenkomsten. Het is niet toevallig dat de "man naar Gods hart" de Levitische musici aanstelde. Maar wat deden deze Levitische muzikanten? Er is geen duidelijke omschrijving voorhanden van de verantwoordelijkheden van de Levitische musici, maar zoals wel vaker voorkomt met bijbelse begrippen, wordt het beeld duidelijker als we de diverse puzzelstukjes bij elkaar zoeken.

Uit 1 Kronieken 6 leren wij dat de opperzangmeesters Heman, Ethan en Asaf uit de drie aparte stammen van Levi kwamen. Omdat er gezocht moest worden naar muzikale vaardigheid en bekwaamheid, zou het kunnen zijn dat men uit meerdere stammen dan alleen die van de priesters mensen moest zoeken om tot het vereiste aantal te komen. Aan het eind van het hoofdstuk zien wij dat aan de Levieten steden en aangrenzende velden worden gegeven, en dat door het gehele land Israël. Zodoende waren er door het gehele land "plaatselijke" Levitische muzikanten te vinden.

1 Kronieken 24 en 25 laten ons zien dat de priesters en de musici een tweeweekse werkperiode in de tempel te Jeruzalem hadden. Dit brengt ons tot de fascinerende vraag: wat deden zij de rest van het jaar? Dit wordt gedeeltelijk beantwoord door de aanhef van een aantal psalmen waarin de auteur wordt genoemd. Wij weten dat Heman, Ethan en Asaf psalmen hebben geschreven.12 Asaf dichtte God het vee van duizend bergen toe (Ps. 50:10). Als een hedendaagse dichter van kerkmuziek een dergelijke tekst zou dichten, zou hij dat waarschijnlijk niet eens kunnen publiceren, en hij zou ook nog vanuit zijn eigen kerk onder vuur worden genomen. Psalm 88 van Heman is zonder twijfel de meest deprimerende van alle psalmen. De Levieten schreven de psalmen zonder verplichtingen ten opzichte van de hedendaagse emotionele verwachtingen die mensen aan de kerkmuziek stellen.

Een Leviet die musicus was, werd pas op dertigjarige leeftijd volwassen, dit in tegenstelling tot de gewone, ongespecialiseerde priesters, die al op twintigjarige leeftijd volwassen waren (1 Kron. 23:3, 5, 24). Men zou zich kunnen afvragen hoe het tegenwoordig zou zijn als deze leeftijd van dertig zou worden aangehouden. Ik ken geen enkele hedendaagse christelijke musicus die met een dergelijke beperking een carrière in de populaire christelijke muziek is begonnen. Het muzikale werkveld is op openlijke en brutale wijze gericht op de jeugdcultuur, hoewel veel van deze jongeren dichter bij hun pensionering dan bij hun eindexamen van de middelbare school zijn. Als wij serieus willen omgaan met het sola scriptura, zouden wij de leeftijdsrichtlijn van dertig jaar als een wijs besluit moeten accepteren, des te meer omdat onze cultuur zich meer en meer richt op het infantiele.

Hoewel de meeste verloren zijn gegaan, weten wij dat Salomo meer dan 1005 psalmen heeft geschreven (1 Kon. 4:32). Dit geeft aan dat het schrijven van psalmen een geliefde bezigheid was in die tijd. Behalve dit biografische detail weten wij dat Salomo wijzer was dan Ethan de Ezrahiet en Heman (1 Kon. 4 :31). Als Salomo niet in het land had gewoond, dan zouden de twee musici de wijste mannen zijn geweest. Kortom, musici waren onderwijzers van de eerste orde. Dit brengt mij tot de stelling dat de Levitische musici die over het gehele land woonden, ook Israëls onderwijzers waren. Bovendien was het psalmboek hun tekstboek. En aangezien hun tekstboek een gezangbundel was, is het voor de hand liggend dat de Levieten het volk Israël onderwezen door middel van het zingen van psalmen. Op deze manier bereidden zij de pelgrims voor die op weg waren naar Jeruzalem om daar een van de grote feesten te vieren. Pelgrims die in zulke grote aantallen bij elkaar kwamen, dat ze heden ten dage de bewonderaars van de gemeenteopbouw- beweging beschaamd doen staan. Deze enorme menigte kwam in Jeruzalem samen om deel te nemen aan een eredienst, en dit alles zonder moderne geluidsapparatuur. Zo'n bijeenkomst vereist de nodige discipline en organisatie.

In zijn inleiding op de vertaling van het Boek der Psalmen schreef Luther dat het een "klein bijbeltje is, teruggebracht tot de meest liefelijke en beknopte weergave, zodat de inhoud van de gehele bijbel daarin staat zoals in een handboek." Hij erkende dat alle belangrijke theologische gedachten uit de bijbel in dit Liedboek werden gevonden, en als gevolg daarvan brachten de Lutherse schriftgezangen uit de Reformatie de inhoud van het Evangelie binnen alle terreinen van het leven.13 Het is inderdaad zo dat wij de Levitische ceremoniële wetten niet langer houden, maar datgene wat ze leerden zal zeggingskracht blijven houden tot aan de wederkomst. Ik denk dat de apostel Paulus dat goed heeft begrepen toen hij vertelde dat het Woord van God overvloedig in ons woont als wij elkaar met psalmen, gezangen en geestelijke liederen onderwijzen. "Het woord van Christus wone rijkelijk in u, zodat gij in alle wijsheid elkander leert en terechtwijst en met psalmen, lofzangen en geestelijke liederen zingende, Gode dank brengt in uw harten" (Col. 3:16).

In de 150 psalmen vinden wij alle belangrijke bijbels-dogmatische onderwerpen in dichtvorm gepresenteerd. Onderwerpen zoals onze verdorvenheid, de verzoening, onze redding, de schepping, Gods voorzienigheid, de toorn van God, Zijn genade, etc. Het staat er allemaal in. Wat Paulus verder ook zou kunnen bedoelen, zelfs een oppervlakkige kennisname wijst er al op dat onze aanbidding in overeenstemming moet zijn met het grote geheel van de christelijke leer.

Maar hoe moeten wij aan deze waarheid gestalte geven?

Op het moment dat wij aan deze gedachten gestalte willen geven, stuiten wij op enorme problemen. Er zijn stijlen die niet in overeenstemming zijn met de teksten, en diegenen die het meest van een dergelijke vorm houden, zullen de eersten zijn die aangeven dat de woorden niet bij hun stijl passen. Gewoonlijk wordt dan de conclusie getrokken dat dergelijke teksten niet binnen de eredienst passen, omdat ze niet eerbiedig genoeg zijn. Voorstanders van een bepaalde stijl zullen zelden toegeven dat er wat mis zou kunnen zijn met de vorm, en niet met de inhoud. Ik zeg hierbij stellig dat iedere vorm die niet in staat is om een bijbelse boodschap over te brengen, ongeschikt is voor de eredienst. Het is zelfs zo dat een overdaad aan verschillende stijlen het de individuele kerkganger gemakkelijker maakt om een bepaalde voorkeur na te volgen en zodoende bepaalde liederen die niet in zijn lijn zijn, totaal te negeren. Er zijn melodieën die gewoonweg niet binnen de eredienst passen, en het is de hoogste tijd om op een pastorale manier christenen te waarschuwen voor een aantal dingen die wij vrij klakkeloos uit de cultuur om ons heen overnemen.

Wij moeten echter de wens "voor allen ben ik alles geweest, om in elk geval enigen te redden" (1 Cor. 9:22) verwelkomen en deze houding aanmoedigen. Ik moet er wel op wijzen dat het zinnetje "ben ik alles geweest" er niet toe leidt dat men alles van de wereldse cultuur zonder reserves moet accepteren. In onze poging om "alles voor allen" te worden moeten wij ons constant afvragen: "Zal iemand vuur in zijn boezem halen, zonder dat zijn klederen in brand geraken?" (Spr. 6: 27). Als wij ervan overtuigd zijn dat "alles voor allen" worden een cultureel relativisme inhoudt, dan kan niets ons tegenhouden om de muziek van Madonna tot praise en aanbiddingsmuziek om te vormen.

Stijl en vorm

Om bijbelse principes toe te passen op stijl en vorm, zullen wij moeten nagaan wat de bijbel zelf over stijl zegt, en zullen wij moeten weten wat stijl is. "Stijl" is eigen aan het mens-zijn, en behoort daardoor tot het gebied van de algemene genade en openbaring. Alleen een aantal mensen ervaart Gods "reddende" genade, terwijl alle mensen in meer of mindere mate de "algemene" genade ervaren. Alle goede dingen komen uit de hand van God. Regen en zonneschijn komen beide over goeden en slechten. Alle mensen, alle culturen vertonen vorm en "stijl" of esthetisch gedrag. Dit is nu net het struikelblok voor christenen van allerlei snit. Maar al te vaak verwisselen wij onze theologie en onze leer met onze stijl en vorm, met een grote verwarring als resultaat. Men is niet alert genoeg. Het is niet voldoende om alleen maar zachtaardig als de duiven te zijn; men moet ook wijs zijn, net als de slangen. Mozes had de beste scholing van de Egytenaren gehad, Daniël het beste onderwijs van de Chaldeeën. Hun training was het gevolg van algemene genade, en de geloofsgemeenschap rondom hen profiteerde ervan.

Voordat wij deze kluwen gaan ontwarren, wil ik twee vragen stellen die wij gedurende deze discussie constant voor ogen moeten hebben. In de eerste plaats: is stijl goed of slecht omdat het enige intrinsieke schoonheid heeft? In de tweede plaats: is stijl goed of slecht omdat het ethische gevolgen heeft voor het mensdom?

Stijl en Schepping

Alle uitingen van stijl en cultuur hebben hun oorsprong in de Schepping. Net zoals een bevruchte eicel de drager is van alle menselijke eigenschappen, met alle essentiële informatie samengevat in zesenveertig chromosomen, zo kunnen alle essentiële details van de menselijke cultuur worden teruggevonden in de eerste drie hoofdstukken van het boek Genesis.

Eerst zien wij dat God tastbare objecten maakt en Zich erin verheugt. Hij maakt ze klaarblijkelijk alleen voor Zijn plezier. Hier moeten wij wat langer bij stilstaan, want dit gaat regelrecht tegen de gangbare Westerse en pragmatische opvattingen in. Wij zijn diep doordrongen van intellectuele vooronderstellingen, en deze opvattingen vormen de basis van veel werkzaamheden in de kerk, zelfs bij diegenen die de opvattingen van kerkgroei als gevolg van diverse technische vaardigheden verafschuwen.14 Wij hebben nog steeds de neiging om onze onderlinge bijeenkomsten te laten verlopen naar de maatstaven die acceptabel zijn in de maatschappij.15 En bij alle verschillende opvattingen binnen de filosofie zullen wij er rekening mee moeten houden dat pragmatisme de enige van origine Amerikaanse vinding is.

God is soeverein. Hij heeft niets nodig. Er is altijd een reden voor pragmatisme, want pragmatisme lost problemen op en voorziet in behoeften. En omdat God algenoegzaam in Zichzelf en soeverein is, heeft Hij geen behoeften, en is het duidelijk dat Hij de kosmos schiep louter en alleen voor Zijn eigen vermaak. Het was een uiting van een onvervalst esthetisch genot, een kunstwerk. Hij gaf aan de wilde ezel de vrijheid (Job 39:8). Aan de struisvogel gaf Hij vrolijk klapwiekende vleugels (Job 39:16). De hemelen zijn het poëtisch werk van Zijn vingers (Ps. 8:4).16 Gedurende het hele scheppingsproces zien wij dat God regelmatig een stapje achteruit doet, en dan het geschapene beziet en ziet dat het goed is. Hij zegt niet: "De schepping doet precies wat Ik wilde dat het zou doen", of: "Het functioneert goed". Als er al een vergelijking tussen God en mens zou zijn, dan niet op de manier van een ingenieur of een zakenman, maar op de manier van een artiest, een kunstenaar.

"En God zeide: Laat Ons mensen maken naar ons beeld, als onze gelijkenis, opdat zij heersen over de vissen der zee en over het gevogelte des hemels en over het vee en over de gehele aarde en over al het kruipend gedierte, dat op de aarde kruipt" (Gen.1:26). Ik denk dat wij wat dit aangaat maar twee dingen van God kunnen weten, en dat deze twee dingen even belangrijk zijn om de menselijke natuur te begrijpen: in de eerste plaats schiep Hij de dingen puur en alleen omdat Hij er behagen in schepte dingen te creëren en van het geschapene als resultaat genoot, en in de tweede plaats is Hij een Enkelvoudig Wezen, Die toch op mysterieuze wijze in een meervoudige natuur bestaat. Deze twee eigenschappen die aan God worden toegeschreven, verwijzen direct naar het creatieve en kunstzinnige gedrag van de schepselen die naar Gods beeld zijn geschapen. Toen God de mens binnen dit bestaan riep, gaf de mens als eerste een naam aan de dieren. Adam hoefde niet eerst een cursus te volgen in grammatica of spelling om dit te doen: hij paste zijn eigen regels toe en vormde van de klanken die hem behaagden woorden. Hij zou een kameel evengoed een nahotsdowth of een stroile genoemd kunnen hebben, als hem dat beter had geleken. Op het eerste gezicht lijkt het aan de willekeur van de eerste mens gelegen te hebben hoe de dieren werden genoemd. "En zoals de mens elk levend wezen noemen zou, zo zou het heten" (Gen. 2: 19). Dit is een variant op "en het was alzo" uit het eerste hoofdstuk.

Nu lijkt al dit gefilosofeer op een afstand van ons te blijven, maar het komt dichterbij als Jezus ons leert: "Bidt gij dan aldus: Onze Vader die in de hemelen zijt ...". Er is een familieband tussen de Schepper en het wezen wat Hij naar Zijn beeld heeft gemaakt. God maakt dingen voor Zijn eigen vermaak, en mensen doen dat ook. Bovendien maakten mensen vóór de zondeval dingen die God behaagden, want alles wat de mens wilde, dat wilde God: het denken, voelen, willen en handelen zat allemaal op dezelfde golflengte. Jawel, de mens had een vrije wil, maar zijn handelwijze stond niet los van God.

Daarom zien wij zowel in God als in de mens die naar Zijn beeld geschapen is, een neiging tot het maken van voorwerpen louter voor genoegen en schoonheid. Beide gevallen zijn niet afhankelijk van een prominent aanwezig publiek. De omstanders hebben geen invloed op de vorming van het esthetisch object. De essentie van het esthetische object is alleen maar gebaseerd op het genoegen van de Schepper (God) of de maker (de mens).

Dit alles brengt ons tot het eerste kenmerk van de stijl die wij in de schepping kunnen vinden: Er is stijl, cultuur en kunst die een intrinsieke waarde in zichzelf hebben, een waarde gebaseerd op de schoonheid zelf. En hoewel de mens nu een gevallen mens is, blijft het beeld van God aanwezig in een besmeurde, doch niet geheel vernielde vorm. Het principe van schoonheid voor genot is tot ons gekomen in de hoogontwikkelde kunst en cultuur. Christenen hebben echter de neiging dit te snel als waardeloos te veroordelen, maar in feite is dit echt "art pour l'art". In zijn meest verheven stadium wordt kunst vereenvoudigd omwille van de schoonheid (zoals het gezien wordt door de individuele maker) zonder zich te storen aan publiek of omstanders. Dit heeft te maken met de oude man die zijn rozen snoeit en het kind dat niet nader te identificeren vormen maakt van klei. Dit heeft te maken met de tiener die haar haren keer op keer borstelt en met de brandweerman die zijn brandweerwagen glimmend oppoetst. Het heeft natuurlijk ook te maken met de componist, de dichter, de beeldhouwer en de schilder.

De belangrijkste kunstvorm die binnen de kerk gevonden wordt, is de muziek. Nu is het echter zo dat grote componisten voornamelijk buiten de kerk worden gevonden, zeker na de dood van J.S. Bach, de grootste ster aan het Lutherse firmament van de bijbelse kerkmuziek. Er zijn twee redenen waarom de geschiedenis deze tragische wending heeft genomen.  In de eerste plaats werd de kerk in die dagen overweldigd door het Piëtisme. Het benadrukte het gevoelsleven als kenmerk van orthodoxie. (Piëtisme is ook vandaag nog springlevend!). Als de muziek niet uitnodigde tot een gevoel van aanbidding, dan was deze muziek niet geschikt voor de eredienst. Hoogbegaafde kerkmusici die hun kunst graag binnen de kerk aan God wilden wijden, bevonden zich al snel op de rode lijst.  Een tweede reden is dat de kerk, vooral binnen Europa, niet meer levensvatbaar was. Het Piëtisme, dat aanvankelijk een poging was om de kerk te laten groeien, leidde uiteindelijk tot een verzwakte kerk die vatbaar was voor de aanval van de Verlichting. De Verlichting liet de kerk in de negentiende eeuw in een vrijzinnige beerput achter.

Door deze ontmanteling en ontbering van de hoogstaande cultuur kon de kerk geen leider meer zijn binnen de ontwikkeling van de cultuur, en heeft sindsdien alle energie gestoken in een culturele inhaalslag richting wereld. Mensen die de tegenwoordige stand van zaken met betrekking tot de kerkmuziek graag bekritiseren, moeten de historische feiten en ontwikkelingen wel goed in ogenschouw nemen. Binnen de reformatorische kerken spreken wij graag over een "christelijke wereld- en levensvisie", maar hier is een van de grootste lacunes in ons wereldbeeld te vinden.

Stijl en de eigenschappen van God

Het tweede stijlprincipe is te vinden in de mysterieuze meervoudigheid van Gods natuur. God brengt Zijn beeld ook op de mensen over met de volgende woorden: "Het is niet goed, dat de mens alleen zij" (Gen. 2:18). Hij onthult Zijn bedoeling om de mens ook op een mysterieuze manier een meervoudig wezen te laten zijn. Deze woorden verwijzen direct naar de menselijke verbintenis met elkaar, en in het bijzonder naar de echtvereniging van Adam en Eva, waarin de grondslag van het menselijk bestaan is gelegen. God heeft ons gemaakt als mensen die kunnen communiceren. Het is inderdaad niet goed om alleen te zijn en deze eigenschap, die met het mens-zijn is gegeven, zal ook de vinger op de zere plek van onze moderne samenleving moeten leggen, een samenleving die overvol is met eenzame personen, mensen met weinig relaties in de samenleving.

Er is een kunstvorm die, in tegenstelling tot hoogontwikkelde kunst, juist wel bestaat bij de gratie van een gemeenschap er omheen, dus met publieke belangstelling en betrokkenheid. Deze kunst moest het saamhorigheidsgevoel bevorderen. Het is een kunststijl of vorm met een vooronderstelling dat de toeschouwers er wel degelijk toe doen. Men heeft het welbevinden of de ethische gevolgen voor de desbetreffende groep op het oog. Het gemeenschappelijke goed, en niet de schoonheid, is het hoofddoel van dit soort kunst, en daarom wordt er gesproken van "folk art" of volkskunst.17 Goed-zijn is hier een ‘extrinsieke' factor. Waarschijnlijk is Plato de grote drijfveer geweest achter deze kunstvisie. Hij vond dat als muziek niet-wenselijk gedrag bij mensen veroorzaakte, dat de republiek dan deze muziek zou moeten verbieden. De kerkvaders uit de vroege kerk stonden vrijwel allen achter dit standpunt, en pasten het ook toe op kerkmuziek.18

Stijl en het moderne gedachtengoed

Het is vreemd dat de zichtbare kerk van tegenwoordig diversiteit en multiculturele waarden kritiekloos aanneemt, terwijl ze de kennis die in de loop der eeuwen door de kerkvaders is samengebracht, veronachtzaamt. Er zijn gemeenten die meerdere diensten beleggen, alle in een eigen stijl voor de diverse doelgroepen. Het resultaat is natuurlijk een enorme conglomeratie van diverse soorten gemeenten onder de noemer van één kerk, terwijl iedere gemeente ernaar streeft om in de eigen behoefte te voorzien. Het is een soort groepsegoïsme, niet gericht op de integratie van allen in het lichaam van Christus.

Helemaal in lijn met deze gedachtengang is een recente advertentie in het blad Christianity Today, waarin staat: "Op muziek gezette gedichten der Zalving. Betaling in overeenstemming met het inkomen.
Beschikbare stijlen: primitive, do-wop, rockabilly, pop, primitive R&B, Tex-Mex, reggae, Bossa Nova, soul, jazz. Maak $3 over op de volgende rekening...".19 De diversiteit in deze advertentie is werkelijk adembenemend, maar het is niet meer dan wat voorhanden is in de gemiddelde gemeente. Degene die deze advertentie gezet heeft zou dat toch niet gedaan hebben als hij er niet van overtuigd was dat het hem wel een paar klanten zou opleveren?

Het Evangelie zou ons moeten verenigen omdat wij allen een gemeenschappelijke behoefte hebben: vergeving van de zonden. In de praktijk is het echter vaak zo, dat, als wij ons richten op de behoeften die wij echt voelen - en in dit geval zijn dat de verschillende voorkeuren voor stijl - wij verspreid worden over kleine zelfstandige enclaves. Ik vermoed dat de voorkeur voor diversiteit meer te maken heeft met de geest van deze tijd dan met de Heilige Geest. Als deze advertentie nu echt een indicatie is van de situatie waarin wij ons bevinden, dan worden wij op bizarre wijze geconfronteerd met een stroming die de diepte van de rijkdom en wijsheid van God willen vormgeven door middel van rockabilly.20

Als Paulus tegen ons zegt dat wij waarachtig, eerbaar, rechtvaardig, zuiver, vol liefde moeten zijn, een goede reputatie moeten hebben, uitmuntend moeten zijn en alle lof waardig, dan moeten wij ook onderwerpen als vorm en stijl onder deze microscoop leggen! In deze categorie passen hoogstaande kunstvormen die geworteld zijn in het beeld van God. Volkskunst past hier echter ook in, want het is immers niet goed dat de mens alleen is. De onderlinge gemeenschap in samenhang met volkskunst past in het scheppingsmodel zoals God dat heeft gewild.

Nog een laatste opmerking over diversiteit, want daar bestaat veel onduidelijkheid over. Er zullen altijd grote verschillen zijn totdat de Grote Dag van de Heer komt. Culturele verschillen kunnen regelrecht tot de torenbouw van Babel worden teruggeleid. Het grootste culturele verschil is de taal die men spreekt. Het is daarom uitermate belangrijk dat men vreemde talen leert om zo het Evangelie aan alle volken te verkondigen. Wij moeten ook de achterblijvers en gasten in onze eigen huizen niet vergeten. Maar wordt God verheerlijkt door onze steun aan de toenemende onderlinge stammenoorlogen en groeiende Balkanisering van onze cultuur, omdat wij zonodig verscheidenheid in onze erediensten beogen? Hoe kan dit ooit in overeenstemming zijn met het gebed van Jezus, opdat wij allen één zouden zijn? In sommige delen van ons land zijn er grote etnische verschillen, wat grote moeilijkheden voor de gemeenschappelijke erediensten met zich meebrengt.21 Wij mogen dit niet veronachtzamen. Veel onheilig vuur om te strijden voor diverse voorkeuren in stijl en vorm zou verdwijnen, als wij in de gemeenschappelijke eredienst samen zouden komen met die overtuiging, dat wij onze broeders en zusters in Christus het meest stichten als wij elkaar leren, vermanen en bemoedigen met psalmen, gezangen en geestelijke liederen.

Vertaling: Kees Boot
Overgenomen met toestemming van
Reformation & Revival.


1.  De Engelse originele tekst geeft als extra: "... a culture virtually formed ...", met als uitleg: het gebruik van de term ‘virtually' is gerechtvaardigd omdat de meeste muziek tot ons komt in de vorm van opnames die we keer op keer in precies dezelfde vorm kunnen beluisteren.
2.  The closing of the American Mind [New York: Simon & Schuster, 1987], 68.
3.  Colossenzen 3:16.
4.  Weinig volwassenen zullen in staat zijn zo'n studie te volbrengen. Wij zullen met onze kinderen moeten beginnen, en christenen die een klassieke opvoeding voorstaan hebben de beste mogelijkheden om deze crisis het hoofd te bieden. Muziek is een van de zeven vrije kunsten. Ik haast mij te zeggen dat het hier voornamelijk gaat om de muziek als een mathematische verschijning, en niet om muzikale uitvoering of waardering. Een basale uitvoering van muziekstukken is noodzakelijk om tot een juiste interactie van de muziektheorie te komen.
5.  Charles Garside, Zwingli and the Arts [New Haven: Yale University Press, 1966], 40.
6.  Mattheüs 6:9.
7.  Ulrich Zwingli, Interpretation and Substantiation of the Conclusions (350, 2-6) zoals aangehaald in Garside, ibid., 45.
8.  Ibid., 37.
9.  Westminster Confession of Faith XXI.5 [Atlanta: Comittee for Christian Education & Publications, 1990].
10.  Zie Bard Thompson, Liturgies of the Western World [Cleveland: William Collins Publishers, 1979], p. 199.
11.  Charles Finney vond opwekking niet zozeer een wonder van de Heilige Geest, maar meer een "juist gebruik der middelen". Als wij zien dat prediking niet die resultaten geeft die we zouden willen, zijn wij geneigd aan alle dingen die betrekking hebben op het samenzijn van de gemeente te sleutelen. Veel publicaties die betrekking hebben op gemeentegroei en gemeenteopbouw moeten we in dit licht bezien.
12.  Deze aanhef is niet onbelangrijk, en werpt licht op de boeiende vraag "zijn de opschriften van de psalmen canoniek?" De Engelse Authorised Version (King James-vertaling) geeft de opschriften afzonderlijk, boven de psalm, zonder versvermelding. Voor Luther was dit vers één.
13.  Wij hoeven alleen maar te denken aan de gezangen van Tobias Clausnitzer ("Here Jezus, om uw woord zijn wij hier bijeengekomen", Gez. 328), van Philipp Nicolai (" ‘Op, waakt op!' zo klinkt het luide", Gez. 262) en van Martin Luther ("Jesaja de profeet...",Gez. 24).
14.
Een benadering op basis van technische vaardigheden heeft een lange geschiedenis. Charles Finney zei: "Het resultaat van wat voor evangelisatiemethode dan ook is de maatstaf voor de waardering van de inhoud van zo'n methode".
15. Een voorbeeld hiervan is het conflict tussen fysiek comfort en verstaanbaarheid. Het geluid van een airconditioning of ventilator, hoewel niet nadrukkelijk hoorbaar, zal toch afbreuk doen aan de verstaanbaarheid van de spreker. Met op de achtergrond het idee dat het gehoor uit het geloof is, zullen wij voorzichtig met zulke dingen moeten omgaan.
16. Luther vertaalde het woord "werk" met "poëzie".
17.  Bij "folk music" of volksmuziek moeten wij niet gelijk denken aan de stijl van James Taylor of Gordon Lightfoot, aan gitaren, blaasinstrumenten of "Celtic drums".
18. In navolging van Plato hadden ook Clemens van Alexandrië, Isidorus van Pellusiom, Basilius de Grote en Johannes Chrysostomus vernietigende dingen te zeggen over de aulos, een instrument geassocieerd met de Bacchus cultus. De aulos valt onder het soort instrumenten waar ook de hobo onder valt, en bestond uit twee pijpjes. De klankkleur is te vergelijken met de hedendaagse saxofoon. Men zou wel enorme verbeeldingskracht moeten hebben als men zich kan voorstellen dat deze kerkvaders er mee in zouden stemmen om deze aulos toe te laten in de eredienst met als argument, dat deze aulos de dienst aantrekkelijker zouden maken voor geïnteresseerde buitenstaanders !
19. Christianity Today, het nummer van 6 februari 1995 (p. 77).
20. Rockabilly: een muziekstijl, bestaande uit een combinatie van rock'n'roll met hill-billy/ country invloeden (K.B.)
21. Let wel: de Amerikaanse auteur doelt primair op de situatie in zijn eigen land, de VS. Maar hebben veel kerken in ons eigen land ook niet de aansluiting met christenen uit andere landen en andere culturen gemist? (K.B.)

© 2000 George Whitefield Stichting.