Door ds. A.W. Davidse

Velen luisteren ernaar. In het Verenigd Koninkrijk is het zelfs één van de meest gewaardeerde program­ma's van de BBC: "Songs of Praise". Daar was onlangs de top tien van de meest populaire en meest gevraagde geestelijke liederen. Bovenaan de lijst stond genoteerd het lied van Charles Wesley (1707-1788) "Love Divi­ne, all love excelling". In het liedboek der kerken heeft men dit lied opgenomen en weer van haar oorspronkelijke melodie voorzien (nr. 443, "Liefde Gods, die elk beminnen hemelhoog te boven gaat.").

Liefde Gods die elk beminnen
hemelhoog te boven gaat,
kom in onze harten binnen
met uw milde overdaad.
Jezus, één en al ontferming,
daal vanuit den hoge neer
met uw heerlijke bescherming
in ons bevend hart, o Heer.

God almachtig boven mate,
die zo nederig verscheen,
keer opeens terug en laat ons
nooit meer, nooit meer hier alleen.
Laat ons in de kerk U prijzen
met uw heiligen omhoog
tot in 's hemels paradijzen
wij U zien van oog tot oog.

Wat Gij eenmaal zijt begonnen
o voltooi het: maak ons rein,
tot de wereld is gewonnen
en in U hersteld zal zijn,
tot wij eeuwig bij U wonen,
schrijdende van licht tot licht,
leggend onze gouden kronen
zingend voor uw aangezicht.


Liedboek voor de kerken, no. 443


Wie was Charles Wesley en wie was zijn broer John?

In mijn voorgaande artikel ("Gevangen tussen verleden en toekomst", deel 1) zagen we al iets over het ontstaan van het Puritanisme in Engeland en het Piëtisme in Duitsland. Twee bewegingen die de kerk nader wilden reforme­ren. Immers: geloven deed je niet enkel met je hoofd, maar ook met je hart en handen!

John Wesley en de Herrnhutters

De Londense boekverkoper James Hutton was in contact geko­men met de Herrnhutters. Deze Herrn­hutters, over wie Graaf Ludwig von Zinzendorf de leiding had, hadden sterke banden met het duitse Piëtisme. De Herrnhutters zijn ook wel bekend onder de naam 'Moravische broeders'. James Hutton diende samen met zijn vriend Peter Böhler (een Moravische prediker) John Wesley van advies toen Wesley volgens eigen zeggen op zoek was naar het zaligmakend geloof in Jezus Christus. Op 24 mei 1738 brak het geestelijk licht ècht door voor John Wesley. Toen had de beroemde bijeen­komst plaats in de 'society' (gezelschap) in Alders­gate Street, Londen. Onder het luisteren naar het voorwoord op Luthers commentaar op de Romeinen­brief kwam John Wesley tot wedergeboorte en heilszekerheid. His heart was strangely warmed and he trusted in Christ alone for salvation ("Zijn hart werd op on­gewone wijze verwarmd en hij vertrouwde op Chris­tus alléén voor zijn behoud"). Dit was een enorme doorbraak in het leven van John Wesley. Zijn broer Charles was in dezelfde society drie dagen tevoren tot bekering gekomen.

Deze ervaring van de gebroeders Wesley zou vèr­strekkende gevolgen hebben. Deze gebeurtenis drukte een beslissend stempel op hun latere werk als leiders in de Grote Opwekking die een jaar later in 1739 onder de prediking van George Whitefield een aanvang nam.

Wesley gaat een eigen weg

Gedurende de zomer van datzelfde jaar 1738 ont­moette John Wesley in Duitsland Graaf Ludwig von Zinzendorf, de leider van de Herrnhutters. Ook bracht Wesley geruime tijd door in Herrnhutt zelf, leefgemeenschap en hoofdkwartier van deze missio­naire beweging. Veel van wat hij daar zag sprak Wesley erg aan en dwong zijn bewondering af, in het bijzonder de hechte gemeenschap. Toch had hij ook zijn bedenkingen, met name tegen de erg grote nadruk op het gevoel in het geloofsleven. In 1740 zou dat leiden tot een breuk tussen Wesley en de Moravische broeders in Londen. Sinds die tijd ging Wesley met zijn methodisten zijn eigen weg. Toen Wesley er in 1742 toe overging de sterk groei­ende methodis­tenbeweging in 'classes' (kringen) in te delen, zou hij zich nog sterk laten inspireren door het voorbeeld van de Herrnhutter­gemeenschap. In deze 'classes' werden allerlei gewoonten en gebrui­ken gepraktizeerd die karak­teristiek waren voor de Herrnhutters, zoals onder andere de liefdemaaltijden (de zogenaamde Agapè­vieringen). Dit alles was het begin van een nieuwe beweging, die al snel een enorme groei zou doormaken: de wesleyaanse methodisten.

Geestelijk verval

Deze nieuwe beweging sloeg aan. Opmerkelijk, want de engelse staatskerk in die tijd was zo dood als een pier. De arbeidersklasse haakte bijna massaal af. Uit angst voor uitersten (zowel in katholieke als in puriteinse zin) leidde de staats­kerk in Engeland een zeer gematigde koers, die alles behalve wervend genoemd kon worden.

De prediking miste elke gloed en beperkte zich tot moralisti­sche praatjes. De politieke situatie was al niet veel beter. De koningen George 1 en 2 stonden volstrekt onverschillig ten opzichte van het christen­dom en iemand als sir Robert Walpole, die geduren­de 21 jaar eerste minister was, trachtte openlijk de voortgang van het evangelie tegen te gaan.

Dit alles had ook een neergang in het persoonlijk geloofsleven tot gevolg. Alles werd toelaatbaar geacht. Orthodoxe theologen wisten met hun apolo­getische geschriften nog wel op scherpzinnige wijze overwinningen te behalen in hun strijd tegen het heersende Deïsme. Toch leidde deze verdedi­ging van de pijlers van het orthodoxe geloof niet tot een opwekking van het geestelijk leven. Een nieuwe dynamiek was broodnodig.

Wesley was onomwonden over het ongeloof in zijn dagen. "Hoe moet het engelse volk momenteel gekarakteri­seerd worden?" vroeg hij. "Het is godde­loos in alle opzichten." De filosoof Berkeley beves­tigde dat. "Het zedelijk en religieus besef in Enge­land is gezakt tot een peil zoals nog in geen ander chris­telijk land ooit is voorgekomen."

Nieuwe dynamiek

De opwekking in Wales ging aan de opwekking in Engeland vooraf. Al in 1716 brak onder de gepassio­neerde en krachtige prediking van Griffith Jones een opwekking uit. Hij kreeg later de erenaam "morgen­ster van de methodistische revival". Net als Wesley was hij tot bekering gekomen tijdens een avond­maalsviering. Griffith Jones werd in 1716 bevestigd als predikant in de plaats Llandowror in Wales. Hij werkte daar als predikant tot aan zijn dood in 1761. Hij was één van de allereerste openluchtpredikers, een ware pionier in zijn tijd. Zijn hart was vervuld van vurige liefde voor God. Door zijn ervaringen en getuigenissen verzamelde zich rond hem een sterk groeiende kring van gelovi­gen. Uit de hele omge­ving begonnen mensen toe te stromen en te luisteren naar zijn prediking. Velen kwamen tot ver­andering. Zo werd het begin gelegd van de calvi­nistische methodistische opwekking in Wales. Eén van de be­langrijkste voormannen van die beweging was Howell Harris (1714-1773). Harris was een begaafd spreker. Hij had een magne­tische persoonlijkheid en overal waar hij kwam liet hij sporen na. Zijn enthou­siasme werkte aanstekelijk.

Gods loopjongen

Het was in het begin van wat een bijzonder jaar zou worden, 1739, dat George Whitefield van Howell Harris leerde hoe effectief te prediken in de open lucht. 1739 zou het begin inluiden van de Great Evangelical Revival. Tussen deze twee mannen, Whitefield en Harris, groeide in die tijd een hechte vriendschap voor het leven.

Als zoon van een herbergier in Gloucester had Whitefield gehoopt om toneelspeler te worden. In plaats daarvan werd hij door God geroepen als prediker/evangelist en groeide hij uit tot harts­tochte­lijk woordvoerder van de nieuwe beweging. Het was Whitefield die in Engeland het volstrekt nieuwe feno­meen van openluchtprediking introduceerde. In eerste instantie nood­gedwongen ging Whitefield steeds vaker hiertoe over. Steeds meer anglicaanse kansels werden immers gesloten voor het onver­bloemde en voluit bijbelse Evangelie dat Whitefield predikte. Men kan gerust stellen dat Engeland in die tijd het Evangelie niet meer gewend was.

Whitefield was een fantastisch prediker, een feno­meen waar geleidelijk aan heel het land over sprak. In plaats van een prozaïsch essay voor te dragen, zoals in die tijd de gewoonte was, stond hier een man die met zijn hele wezen predikte en bezieling, overtuiging en gezag uitstraalde. Hij wist mensen te pakken. Zo ook de mijnwerkers van Kingswood bij Bristol. Deze mensen hadden de kerk nog nooit van binnen gezien. Whitefield ervoer het als zijn roeping om de evangelie­boodschap aan deze mensen te brengen. Hij begon een bediening onder de engelse mijnwerkers. Soms waren er wel 5000 arbeiders. Wanneer ze aan het einde van de dag uit de donkere schachten kwamen, stonden ze daar en luisterden gespannen naar de predi­king van Whitefield. Dat kon soms enkele uren in beslag nemen. Wanneer Whitefield uitgesproken was, verbaasde hij zich erover dat hij witte strepen op de zwarte gezichten van de mijnwer­kers zag ... Hij heeft jarenlang tournee's gehouden door Enge­land, Schot­land en Amerika. "Gods loopjongen" was zijn bijnaam. Whitefield overtuigde de gebroeders Wesley van het belang van openlucht­prediking.

Liefdemaal

Op 1 januari ontmoetten de leiders van de op handen zijnde opwekking elkaar in Londen voor een op­merkelijk liefdemaal. Daar werden ze door de Heilige Geest samengesmeed tot een hechte gemeen­schap. Wesley schrijft hierover in zijn 'Journal' (dagboek):

Omstreeks drie uur in de morgen, terwijl wij voort­durend in gebed waren, kwam de kracht van God zo sterk over ons, dat velen het uitriepen van boven­matige blijdschap en velen vielen op de grond. Zo gauw we weer wat tot onszelf waren gekomen van het ont­zag en de verbazing in de aanwezigheid van Zijn Majesteit, braken we éénstemmig uit in het zingen van het lied "Wij prijzen U, o God, wij erkennen: U bent de Heer"
.

Dit soort ervaringen stond niet op zichzelf. De noodzaak om het geloof niet enkel als een verstande­lijke aangelegenheid te beschouwen, werd algemeen erkend. Daarom was er ook een sterke hang naar de beleving van het geloof. Deze specifieke ervarings­gerichtheid, die we ook bij de duitse Piëtisten tegenkomen, was een reactie op de dode orthodoxie van de gevestigde kerk.

De al eerder genoemde Peter Böhler was, net als de overige Herrnhutters, sterk gericht op het hebben van geloofservaringen. John Wesley schreef het volgende over Böhler in zijn dagboek: O, wat is God toch een machtig werk begonnen toen deze man naar Engeland kwam. Ontegenzegge­lijk had dit te maken met de beroemde bijeenkomsten in Aldersgate Street in Londen. Daar was immers onder de bediening van Böhler eerst Charles Wesley en korte tijd later John Wesley zelf tot bekering gekomen. Maar wat er nu gebeurde op 1 januari 1739 was voor Engeland van groter belang dan alle overwinningen van Pitt te land en ter zee, zo zou John Wesley later schrijven. Inderdaad bleek deze gebeurtenis op 1 januari 1739 later de prelude van de Great Evangelical Revival in Engeland.

Jezus, Rustpunt van mijn hart

Charles Wesley vertolkte dit soort geloofservaringen in het schrijven van prachtige hymnen. Hij heeft meer dan 7000 liede­ren op zijn naam staan. Veel van die liederen zijn ook in het Nederlands vertaald en hier bekend geworden. Zo ook "Jezus, rustpunt van mijn hart". Het verhaal gaat dat Charles Wesley op één van zijn vele reizen in Ierland kwam en daar een open­luchtsamenkomst leidde. Hij werd zo uitgejouwd dat hij moest vluchten, achterna gezeten door een stel rel­schoppers. Hij kwam in het huis van een zekere mevr. Moore. Die verborg hem en leidde de achtervolgers af, die uiteindelijk de aftocht bliezen. Daarop nam Charles een potlood en een stuk papier en dichtte: Laat mij Heiland niet alleen, 'k Wens geen and're toevlucht, neen! Hulp'loos klemt mijn ziel aan U, Gij zijt mijn vertrouwen nu. Als 'k de vijand soms ontmoet, Of beletsel voor mijn voet, Jezus houdt op 't smalle pad, Liefdevol mijn hand gevat. (JdH 581).

Samenvattend: reformatie

Evangelische wortels zijn te bespeuren in het Purita­nisme, Piëtisme en de eerste grote opwek­kings­beweging in de 18e eeuw. De nadruk lag op de nadere reformatie van de kerk. Inhoude­lijk: Geloof heeft een hart en twee handen! Qua vorm: nieuwe wijn behoeft nieuwe zakken. De oude vormen werden vervangen door nieuwe: openluchtprediking, geestelijke liederen op de melodie van eenvoudige volksliedjes en eenvoudige, gloedvolle, bezielen­de prediking, die zich op de arbeidersklasse richtte.


© 2004 George Whitefield Stichting.