Door P. Lewis

Het is de vraag of christenen ooit kunnen uitzien naar de bekering van de wereld zonder eerst ge­zocht te hebben naar de reforma­tie van de Kerk. Wanneer we vol afschuw kijken naar de toe­stand van de wereld in deze tijd, kunnen we dan minder bezorgd zijn over de toestand van de Kerk in die wereld? Wanneer de Kerk, die het licht zou moeten zijn in deze donkere wereld, zelf duisternis is, dan is de duis­ternis pas echt groot! En in een tijd waarin we, in de Kerk van God zelf, te vaak zien dat men de Wet denigreert en de genade misbruikt, dat de waar­heid wordt veronacht­zaamd en afgedaan wordt als 'louter dogma­tiek' en men ervaring op één lijn stelt met openba­ring, in zo'n tijd moeten we ons hoogno­dig afvragen waarom 'de vroegere tijden beter waren dan de onze'.

Voorbijgaan aan het werk van God in het verleden staat gelijk aan het negeren van zijn Woord in het heden. Immers, de hele geschiedenis door heeft God mensen en bewegingen in het leven geroepen die als grote taak hadden om zijn Woord te verklaren aan en toe te passen op hun eigen generatie; en indirect ook op de onze. Zulke mensen waren de Puriteinen en zo'n beweging was het Puritanisme.

De definities van de begrippen 'Puritein' en 'Purita­nisme' zijn, vanaf hun vroegste gebruik in Engeland, een zaak van verhitte discussie en wijdversprei­de verwarring geweest. Nationale, politieke en sociale elementen, nauw verbonden aan het puriteinse ideaal in de verschillende fasen van haar ontwikke­ling, hebben de wezenlijk religieuze en geestelijke beteke­nis van de term voor een belangrijk deel verduis­terd. Zonder te trachten een perfecte definitie te geven, kunnen we zeggen dat het echte Puritanisme is voortgekomen uit drie belangrijke elementen: het nieuwtes­ta­menti­sche patroon van persoonlijke gods­vrucht en vroom­heid, zuivere leer en een goed geordend kerkelijk leven. De vermenging en het samenspel van deze drie factoren hebben het engelse Puritanis­me zo'n verbazingwekkende en inspire­rende beweging gemaakt. En dat is ze nog steeds. Inzicht in het Puritanisme komt voor een be­langrijk deel voort uit het onder­zoe­ken van deze drie gebie­den. Het is om die reden dat we elk van deze ele­menten achter­een­vol­gens zullen behan­delen, alvorens een korte be­schrijving te geven van de geschiede­nis van de beweging.

Kenmerken van het Puritanisme

William Ames, een groot leider binnen de beweging, definieerde theologie eens als "de leer van het leven voor God". En met deze definitie beschreef hij kernachtig de uiterst dynamische aard van het Purita­nisme. Want het Puritanisme bestond niet slechts uit een stelsel van regels of een uitgebreidere geloofsbe­lijdenis. Het was een levenskracht. Een visie en een onweer­staanbare drang die de schoon­heid van een heilig leven zag en zich daarop richtte. Het Purita­nisme verwonderde zich over de verbazingwekken­de mogelijkhe­den van een leven waarin God centraal staat. De Puriteinen waren diep geraakt door de voldoe­ning die zo'n leven verschaft. IJzeren discipli­ne vermengde zich bovendien met vurige toewij­ding, en dat behoedde de Puritein enerzijds voor onbesten­dige mystiek en anderzijds voor een louter wereldse religie. Juist dit wonder­baarlijke huwe­lijk van wet en genade was één van de opmerke­lij­ke kenmerken van de puriteinse gods­vrucht. Elk gebied van het leven kwam onder de invloed van God en de leiding van zijn Woord. Iedere dag begon men met (zelf)onder­zoekend, ongehaast en ernstig gebed, zowel persoon­lijk in de binnenkamer als samen met het hele gezin.

Elke taak, hetzij thuis, hetzij op het werk, werd uitgevoerd tot eer van God, daarbij ernstig rekening hou­dend met zijn volmaakte wil. In elke relatie, zakelijk of persoon­lijk, waren geeste­lijke principes richting­be­palend. Vrije tijd werd met vreugde en ijver gewijd aan de studie van de Schriften, aan het deelnemen aan samenkomsten, aan 'geestelijke gesprekken' of aan wat verder nog kan bijdragen tot het welzijn van de ziel. Om kort te gaan, 'de grote zaak van de gods­vrucht' domineerde de ambities van de toegewijde gelovige en nam al zijn energie in beslag. We mogen zeggen dat het Puritanisme grotendeels 'slaagde' waar andere, meer met de kloosters verbonden ideologieën faalden, omdat hier men­sen de zuivere leer voorleefden en zo belichaam­den, zodat het Purita­nisme zichtbaar werd voor de men­sen. Mensen zagen in de wereld levens die niet van de wereld waren. Levens die hun eigen levens op vele gebieden wel raakten, maar die tegelijkertijd deel uitmaakten van een morele en geestelijke wereld van adembe­nemen­de proporties. Jazeker, men kan zonder overdrijving stellen dat de Puriteinen het eigenlijke Puritanisme waren - want Puritanisme was zicht­baar gemaakte heiligheid.

Deze vitaliteit van het geestelijk leven ging, en hoe kon het ook anders, gepaard met een leer­stellige rechtschapenheid en vastberadenheid die bijbels leven baseerde op bijbels denken. Richard Baxter schreef aan het begin van één van zijn boe­ken:

Zuivere leer ligt ten grondslag aan een zuiver oordeel, een zuiver hart, een zuivere manier van spreken (leven) en een zuiver gewe­ten.


En als het anders was, dan was óf de leer niet zuiver, óf zij werd niet goed begrepen! Godsvrucht komt niet vanzelf op uit de grond en komt ook niet zomaar uit de lucht vallen. Waarachtige godsvrucht wordt niet geboren uit een mystieke ervaring en wordt ook niet aangeleerd, maar komt voort uit het koninklijke huwelijk van waarheid en genade. En de gods­vruchti­ge Puritein was een kind van beide ouders. De puriteinse literatuur kent tal van werken die bij degenen die ze lezen een majestueuze indruk achterla­ten. En het lijdt geen twijfel dat de mannen die die werken schreven, zelf de veredelende invloed hadden ondergaan van de leer die ze onder woorden brach­ten. Hun denken was net zo kolossaal als de hoeveel­heid boeken die ze produceerden, maar dat vormde totaal geen belemmering voor hun gods­vrucht en vroomheid. Uitgesproken calvinis­tisch als ze waren in hun theologi­sche traditie, koesterden ze een hoge dunk van de soeve­reini­teit van God in voorzie­nig­heid en genade. Dit kwam tot uiting in de rust die ze wisten te be­waren temid­den van de meest storm­achtige erva­ringen en in de kracht waarmee ze in staat waren zowel de verschrikkelijke noden, als ook de nimmer falende Toe­vlucht van de gevallen mens aan het licht te brengen. Zozeer als ze in vervoering werden gebracht door de leer over God, zo hield hun leer over de zonde hen nede­rig. Omdat ze zowel hun eigen neiging tot zonde herken­den, als de mogelijk­heid tot het kwade in de menselijke natuur in het algemeen, hielden ze niet op de zonde te verkondi­gen als de plaag der plagen en de wortel van alle mense­lijke ellende. In hun boeken en preken toonden ze de sluwe weg van de zonde in al haar gedaan­ten, sloopten ze het zelfvertrouwen en wezen de mensen op die redding die slechts de genade verschaffen kan.

Een derde belangrijk kenmerk van het Puritanisme was de plaats die het gaf aan de leer over de Kerk. Het is inderdaad zo dat het Puritanisme als beweging grotendeels begon als een poging om het aanzien van de Engelse Kerk te hervormen. En dat wilde men doen volgens de Schrift en de Schrift alleen. Ze beweerden dat noch burger­lijke, noch kerkelijke gezagsdragers de autoriteit hadden om iets toe te voegen aan het volko­men en definitieve onderricht over kerkbestuur en het kerkelijk leven, dat men aantreft in het Nieuwe Testament. Evenmin had iemand het recht om hieraan iets af te doen of het op wat voor wijze dan ook te wijzigen. Het was om deze reden dat de Puriteinen de angli­caanse ceremo­niën, de verplichte kerkelijke gewaden en het epis­co­paalse kerkbe­stuur [kerkbestuur met bisschoppen als hoogste gezagsdragers - red.] verwier­pen. Dit alles zag men namelijk als het uitvloeisel van traditie en niet van het Nieuwe Testa­ment, zodat de Angli­caanse Kerk voort­durend inconsistent bleef met een aantal basis­princi­pes van de Reformatie. Wanneer dan ofwel de koning, ofwel de bis­schop­pen probeer­den om traditie dwingend op te leggen of hervor­ming te verhinde­ren, dan ging het niet slechts om het al of niet dragen van bepaalde officiële kleding in de ere­dienst, noch om de vraag door welke vorm van organisatie de meest geschikte vorm van kerkbe­stuur gerealiseerd werd; in feite ging het om de principiële vraag hoe in zijn algemeenheid zaken geregeld dienen te worden in de Kerk van Christus hier in deze wereld. Dan ging het om het volkomen bepalen­de principe van de Kerk van Christus op aarde. Hier lagen de belangrij­ke vraag­stukken die het puriteinse denken zo domi­neerden. Bepaalde de Kerk zelf haar weg in geeste­lijke en kerkelijke aangelegenheden in plaats van wereld­se vorsten? En bepaalde de Schrift de gang van zaken in de Kerk, in plaats van kerkelij­ke traditie of opportunisme? Om kort te gaan, ging het in wezen om de vraag: Wie regeert de Kerk en het geeste­lijk leven van de mensheid - God of de mens? Dit waren fundamente­le vra­gen! Had­den deze vragen niet op veler lippen gelegen in de dagen van Luther en Cal­vijn? Het antwoord van de Puriteinen op deze vraag was een overtuigd ja. Men bevestigde volmondig de vrijheid van de Kerk onder de soeve­reiniteit van de Schriften alleen. Hier­voor waren ze bereid te lijden met een vastbera­denheid die net zo onverbid­delijk was als kalm.

Een overzicht van de geschiedenis

Nu we een aantal van de belangrijkste kenmerken van het Purita­nisme hebben gezien, geven we een kort overzicht van de geschie­denis van de beweging. Hoewel de wortels reeds eerder gevonden kunnen worden, mogen we zeggen dat de puritein­se bewe­ging begon rond 1559 met de 'Act of Uniformity' ('Wet van Uniformiteit') en als zodanig eindigde in de tweede helft van de zeventiende eeuw - wel­licht officieel met de 'Act of Uniformity' van 1662 en de daaropvolgende 'Great Ejection' ('Grote Uitstoot'). Zo begon de beweging dus onder Elizabeth I, die haar wantrouwde; groeide ze onder Jacobus I (1603-1625), die haar vreesde; nam ze toe in kracht onder Karel I (1625-1649) en zijn Aarts­bisschop William Laud, die haar veracht­ten; kende ze een korte maar verheven opkomst onder Crom­well (1654-1658), die haar eerde en eindigde ze onder Karel II (1660-1685) en zijn bis­schoppen, die haar haatten.

elizabeth i engelandKerkelijk gezien zagen we al dat de Puriteinen ervan overtuigd waren dat de Reformatie in Engeland om politieke redenen in zijn groei was blijven steken, vóórdat die de Kerk had kunnen omvormen tot de eenvoud van het nieuwtestamen­tische model. In de zestiende eeuw probeerde de eerste generatie Puritei­nen de noodzakelijke veranderin­gen op het gebied van kerkbestuur en eredienst door te voeren, met vooral politieke middelen. Koningin Elizabeth had een 'rege­ling' opgesteld die een midden­weg aangaf tussen enerzijds het Rooms-Katholicisme en ander­zijds het Calvinis­me van Genève. Dit was het oor­spronkelijke model van de Anglicaanse Kerk zoals wij die van­daag kennen. Elizabeth verwierp het 'extremisme' van de puriteinse stroming binnen 'haar' Kerk, hoewel zij ook veel van de politieke en religieu­ze leerstukken van het Katholicisme afwees. Zij was vastbesloten de volledige controle over zowel Kerk als Staat te verkrijgen en voor zover mogelijk de verschil­lende elementen binnen haar koninkrijk te ver­eni­gen. Door middel van wetgeving (de 'Acts of Supre­macy and Unifor­mity' uit 1559) en de noodlottige Convocatie uit 1563 trachtte zij de onderwerping aan haar angli­caanse kerkmodel dwingend op te leggen.
 
Op het politieke vlak waren de Puriteinen geen partij voor Elizabeth en vanaf dit moment begon de bewe­ging, nu ze politiek verslagen was, haar enorme energie voor andere doeleinden te gebruiken. Nu ze er niet in geslaagd waren om de Kerk van bovenaf, door middel van parlemen­taire wetgeving te verande­ren, streefden de Puritei­nen ernaar, met grotere inzet dan ooit tevoren, om dit te bewerken van onderaf door middel van de kansel, de druk­pers en per­soonlijke invloed. Van hier af is het werkelijke verhaal van het Puritanis­me het verhaal van geeste­lijke groei en kracht. En de geschiede­nis van de voort­gang van het Purita­nisme is niet het verhaal van nationale en provinciale kerkelijke vergaderingen, van allerlei initiatieven op het gebied van wetgeving, maar het is de geschiedenis van mensen wier cam­pagne voor een god­vruchtige Kerk en een god­vruch­tige Staat niet erg gehinderd noch echt gehol­pen kon worden door parle­menten en hun besluiten. Het Puritanisme werd een basisbewe­ging die door de zeis van de wetge­ver wel beperkt, maar niet ver­nie­tigd kon worden.
 
Maar, hoewel het Puritanisme als beweging opgroei­de binnen het raamwerk van de Anglicaanse Kerk, is het de vraag of we haar ooit kunnen beschouwen als een uitvloeisel van het Anglicanisme, laat staan als een vorm of ontwikkeling ervan. Wanneer we direct al in het begin de radicale verschillen zien tussen het puriteinse denken en de anglicaanse mentaliteit - zoals zichtbaar wordt bijvoorbeeld in de verschillen tussen John Knox en Richard Cox in de Engelse Kerk te Frankfurt, en tussen Hooper en Cranmer in de contro­verse over de kerkkledij van de geestelijkheid - beginnen we ons af te vragen of het Puritanisme niet altijd een vreemde eend in de anglicaanse bijt is geweest: wel erin, maar niet echt ervan, en dat van het begin af aan! Jazeker, gedwon­gen door de omstandigheden van die tijd lagen beide lange tijd dicht tegen elkaar aan, als twee stokken die zó dicht bij elkaar liggen dat ze op het eerste gezicht één lijken te zijn. Maar met het ver­strijken van de jaren, en met de toenemende onhandelbaar­heid van de door de politiek en door de bisschoppen gecontroleerde Anglicaanse Kerk, toonde het Purita­nisme ontegen­zeggelijk dat ze een beweging was met leven in zichzelf, met een onafhankelij­ke identiteit en dat ze in staat was zich onafhankelijk te ontwik­kelen. In het begin kwam dit tot uiting in een aantal opeen­volgende ­waag­stukken van afzonderlijke personen die zich weiger­den te conformeren aan de Anglicaan­se Kerk en een onafhankelijke koers volgden. Later kwam dit tot uitdrukking in de koers van de vroege Sepa­ratisten, nog later in de weg die de 'Pilgrim Fathers' gingen tijdens de regering van Jacobus I en tenslotte in de enorme uittocht van 'De Tweedui­zend' ten tijde van de 'Ejectment' (de 'Grote Uit­stoot') in 1662.
 
Men moet niet denken dat het Puritanisme gedu­ren­de deze periode verviel tot een op afscheiding gerichte beweging die zich niet wenste te conformeren aan de Anglicaanse Kerk. Het verhaal van het Puritanisme is er immers één van een verba­zing­wek­kende groei, vooruitgang en ontwik­keling tot die volgroei­de 'Nonconformity', die slechts de ware aard van het Puritanisme tot uitdruk­king wist te brengen. Vanaf de laatste dagen van het bewind van Elizabeth I verspreidde de bewe­ging zich door­dat er honder­den mannen opstonden die zich in hun nieuwe bedienin­gen toewijdden aan een gemeen­schappelijke visie en een gemeen­schappe­lijke geest die hen samenbond zoals geen partij-apparaat dat ooit had kunnen doen. Deze visie verflauwde niet met de jaren; de contou­ren ervan werden eigenlijk alleen maar duidelijker. En onder de invloed van de leiders van de beweging ging de visie van het puriteinse ideaal steeds meer tot de verbeelding spreken van het leger van nieuwe hervor­mers. De geschriften van William Perkins vulden de kasten van velen die nooit zijn krachtige prediking in Cam­bridge gehoord hadden. En de beroemde Seven Treatises ("Zeven Verhan­delingen") van Richard Rogers, predikant te Wethersfield in Essex, wakker­den duizend vonken aan tot duizend vlammen vanwe­ge de enorme inspiratie die er uitging van de eenvou­dige, funda­mentele manier waarop Rogers schreef over de puriteinse vroom­heid. Tijdens de regeringen van Jacobus I en Kare­l I bewaterden de populaire wer­ken van Richard Sibbes een grond waarin al goed ge­zaaid was door een voorgaande generatie. En gedu­rende de gehele daaropvolgende periode, waarin de Puri­teinen de toon aangaven ten tijde van Crom­wells regering, verenigden de vaardige pennen van Owen, Bax­ter, Goodwin en talloze anderen hen die door afstand gescheiden waren.
 
jacobus i engeland Tijdens deze lange jaren hadden de Puriteinen moeilijkheden genoeg en konden ze iedere bemoedi­ging en inspiratie gebrui­ken. Hoewel de bakermat van Jacobus I (1603-1625) in het presbyterianisme lag, koos hij later toch voor de episcopaalse, angli­caanse kerkinrichting. En toen hij zag dat het Purita­nis­me een serieu­ze beperking van zijn konink­lijke 'rechten' en mach­ten betekende, zwoer hij aan de puriteinse leiders dat hij hen "het land uit zou ja­gen". Maar terwijl Jacobus hen het Oude Enge­land uitjoeg, leidde God hen snel het Nieuwe Enge­land binnen. En anderen die niet naar Amerika gingen, hielden zich schuil in de hollandse havenste­den tot betere tijden zouden aanbreken. De meerder­heid bleef thuis om de storm te doorstaan die, met de kroon van Jacobus op het hoofd van zijn zoon Karel I (1625-1649), in kracht toenam. Maar er staken ook onheil­spellende tegenwinden op tegen het bewind van Karel I, want het Purita­nisme stond gedurende deze turbulen­te jaren niet alleen. Dankzij het puri­teinse denken zagen ideeën over geestelij­ke principes het licht die vèr­strek­kende gevolgen zou­den hebben voor zowel het seculiere als het religieu­ze leven - in de Staat zowel als in de Kerk. Het Puritanisme bena­drukte dat het individu nooit be­schouwd mag worden als louter een pion in het schaakspel van de geschie­denis. Had immers niet ieder mens een onster­felijke ziel? Was de Zoon van God niet geko­men om voor zulke mensen te sterven, net zo goed als voor konin­gen en macht­hebbers? Bovendien plaatste de puri­tein­se leer over de plaats van het geweten en de wetten en vrijheden ervan in het leven van het indivi­du, de onderdaan tegenover zijn vorst en niet onder diens voeten. En vanuit zijn nieuwe positie verkreeg de 'gewone man' een nieuw en totaal ander perspectief. En dit was niet slechts een veran­dering van het theoretische denken; neen, dit zou een verande­ring teweegbrengen in het ver­loop van de totale engelse geschiedenis.
 
karel i engeland Karel I holde de engelse vrijheden uit en zijn dweepzieke Aartsbis­schop William Laud deed pogingen om het Protes­tantisme, dat de vrijheid van de menselijke geest hoog in het vaandel had en dat aangehangen werd door een groot deel van de natie, aan banden te leggen. Hiermee haalden de leiders van dat regi­me zich de toorn van een diep verontwaardig­de geeste­lijkheid op de hals, alsook de toorn van dege­nen die zich opnieuw bewust begonnen te worden van de waardigheid en de verant­woordelijk­heden van het individu. Hieruit ontstond een nieuw, militant, 'politiek Puritanisme'. Dit zou leiden tot de bewe­ging die het Parlement grote macht zou gaan geven ten koste van de macht van koning Karel I gedu­rende de veertiger jaren van de 17e eeuw. laud williamEn uitein­delijk zou dit nieuwe politieke Puritanisme geduren­de de vijftiger jaren veel Puritei­nen tot volbloed Repu­blikeinen maken. Het was deze revolutie die het religieuze Puritanisme einde­lijk haar vredige periode van echte vrijheid gaf. En nadat de Burger­oorlogen (1642-1648) de macht van zowel de ko­ningsgezinden als de kerkvorsten gebro­ken hadden, genoot het Purita­nisme onder het ver­lichte en gezagsvolle, krachtige bewind van Oliver Crom­well haar grootste uitbrei­ding en kon het zich ook ten volle ontplooien.  
 
cromwell oliver Het politieke en het religieuze Puritanisme zouden echter geen geschikte partners blijken. Vele Puritei­nen waren nog steeds gematigd koningsge­zind. Velen hadden weinig liefde voor en veel wantrouwen jegens Cromwell. En onder de puritein­se geestelijk­heid werden er maar weinig mannen gevonden die net zo'n ruime geest en net zo'n scherp politiek inzicht hadden als de 'Protector' (Bescherm­heer). De zogenaamde 'Heerschap­pij der Heiligen' droeg de hele tijd het zaad van de zelfver­nieti­ging in zich. Zo waren er bijvoorbeeld binnen de dominerende pres­byte­riaanse partij, die een meerderheidspositie innam, velen die net zo enghar­tig en hardvochtig konden zijn als hun vroegere episco­paalse vervol­gers. En dat terwijl de meer gematigde Puri­teinen, zoals degenen uit het Barebo­nes Parlia­ment - een door Cromwell in 1653 samen­gesteld parlement dat uitsluitend uit puriteinse nota­belen bestond en dat een kort leven beschoren was - hope­loos ver­deeld waren. Al snel werd duide­lijk dat waar de puriteinse predikant op de kansel onver­gelijkbaar waar­devol kon zijn, de puri­teinse politicus onuit­staan­baar kon zijn in het parle­ment. De ver­schillende puritein­se politieke groeperingen, en die van de Republikei­nen in het algemeen, ver­splinterden zowel hen die re­geerden als hen die geregeerd werden. Slechts één hand was sterk genoeg om zo'n onhan­del­baar roer te bedienen. En toen die hand van 'Bescherm­heer Crom­well' tot rust kwam door zijn dood, werd het schip van de Staat snel van de werkelijke - of ver­meende - rotsen van anarchie geloodst naar de rustige - en stilstaande - wa­teren van een nieuwe periode van monar­chie.
 
karel ii engeland De snelle terugkeer van het Stuart-geslacht op de engelse troon in de persoon van Karel II, na de dood van Cromwell en de val van zijn republiek, had het einde van de 'puriteinse revolutie' kunnen beteke­nen. En dat zou inderdaad het geval zijn geweest als het Puritanisme niet méér geweest zou zijn dan louter een politieke revolutie ten tijde van de Burger­oorlo­gen. We hebben echter al genoeg gezien om aan te kunnen tonen dat achter dit politie­ke gebeuren een veel grotere en zuiverder geestelijke puriteinse revolutie schuilging, die in allerlei opzich­ten boven de politieke dimensie van de beweging uitsteeg. Ze begon lang voordat de hand van Oliver Crom­well een engels zwaard zou dragen - en de beweging zou nog lang nadat het zwaard van Crom­well te ruste was gelegd, voortleven. Echter, na 1660 moedig­de een konings­gezind parle­ment, op­nieuw met Angli­caanse bis­schoppen erin, ijverig de vervol­ging van de Puritei­nen aan - een vervol­ging die weigerde onder­scheid te maken tussen politiek en geestelijk Puritanisme. Al snel werd het Gebeden­boek ('Book of Common Prayer') opnieuw dwingend opgelegd, nadat het zodanig veranderd was met het oog op het her­nieuw­de verplichte gebruik ervan, dat in de ogen van velen de kritiek van een puriteins predikant ge­recht­vaar­digd was: "Ge­brekkig in noodzake­lijkhe­den, overtol­lig in overbo­dighe­den, gevaarlijk in sommige zaken, aanvecht­baar in vele en ongeor­dend in alle!" Dit verplichte gebruik van het Gebe­denboek werd snel gevolgd door de beruch­te 'Act of Unifor­mity' van 1662 waaraan, en de ont­werpers wisten dat heel goed, de Puri­teinen als geheel zich nooit zouden onderwer­pen. Deze wet eiste, naast "onge­veinsde instem­ming en overeenstemming" met alles wat stond in de nieuwe editie van het Gebeden­boek, onder andere dat men de eigen pres­byteriaan­se bevestiging in het ambt van predikant zou verloo­che­nen en verwerpen, en zich zou onder­werpen aan een her­nieuwde wij­ding in het priester­ambt door een bis­schop in de Angli­caanse Kerk. De wet eiste tevens een eed van trouw aan koning Karel II, wat daarmee ook een ver­wer­ping betekende van de 'Solemn League and Cove­nant' ('Plechtige Ver­binte­nis en Verdrag') uit 1643, welke het verzet van het parle­ment tegen Karel I had gerechtvaar­digd. Het was geen verras­sing dat vele Puriteinen de looche­ning van hun eerdere bevesti­ging tot het ambt als godslas­terlijk be­schouw­den. En hoewel ze wel­wil­lend bereid waren loyaal te zijn aan de nieuwe koning, be­schouwden ze de formele afzwering van het eens gesloten 'Cove­nant' als mein­eed. Het was dan ook geen verrassing dat de grote meerder­heid van de Puriteinen de eis tot een met de eed bekrach­tigde instemming en over­een­stem­ming met de volle­dige inhoud van het nieuwe Gebedenboek op zou vatten als een net zo ernstige aanranding van de waarachti­ge gods­vrucht.
 
Het onvermijdelijke volgde en nog vóór de winter van 1662 waren bijna 2000 van de meest waardevol­le mannen in de Kerk uit hun bedieningen verdreven - de wereld ingejaagd, veelal noodlij­dend, samen met hun gezinnen. Dit werd gevolgd door een reeks van gemene en ingenieu­ze Wetten die erop gericht waren de uitge­stotenen het predi­ken, zelfs in het verborgene, onmogelijk te maken; de straffen va­rieerden van onbedui­dend tot zeer wreed. Vervol­gens kwam er een campagne van laster en smaad op gang die de naam van de puri­teinse bewe­ging als geheel trachtte te besmeuren alsof zij slechts bestond uit sektariërs, fanatici, rebellen en onweten­de en ongebalanceerde mensen. Men was snel vergeten dat de meesten van hen ontwikkelde lieden waren, die hun opleiding hadden genoten aan de Univer­siteiten van Oxford en Cam­bridge. Velen van hen hadden bekend gestaan als beschaafde en zeer gematigde mensen en allen waren mannen van onberispelijke vroomheid.
 
Rest ons de vraag of dit alles nu leidde tot de vernie­tiging en het falen van het Puritanisme. Het ant­woord dat de geschiedenis ons geeft, is duidelijk: Nee, dat deed het niet. Het Puritanisme werd door de vervol­ging en de politieke nederlaag niet vernie­tigd, maar veranderd. Het ging over in een radicaal godsvruchti­ge 'Nonconformity', de onafhankelijke, niet-angli­caanse kerken en gemeenten die weigerden zich te conformeren aan de Anglicaanse Kerk. En als zoda­nig begon er een nieuwe fase in haar eigen religieuze ontwikke­ling en in die van de natie als geheel. Een nieuwe fase die de lange periode van vervolging onder het huis van Stuart over­leefde en die het herstel van oude vrijhe­den mee­maakte tijdens de 'Glorious Revolution' (de 'Glorierijke Revolutie') in 1688. Een fase die ook de nog verra­derlijker en zeker niet minder gevaarlij­ke periode van wijd­ver­brei­de apathie en verharding gedurende de eerste decennia van de acht­tiende eeuw overleefde. De beweging (Noncon­formity) overleefde dit alles en zou aan het einde van de achttiende eeuw het begin aanschouwen van de gedenk­waar­dige periode van expansie op het gebied van zending. Het begon met de Baptist William Carey rond 1790 en mondde uit in de grootschalige zen­dingsbe­we­gingen van de engelse 'Non­con­formity' gedurende het Victoriaan­se tijd­perk. En deze fase van Nonconformity duurt voort tot op de dag van vandaag in de gedaante van de huidige 'Evange­lische Noncon­for­mi­ty'. Ook voor deze eigentijdse 'Nonconformity' zijn de levens en de ge­schrif­ten van de Puri­teinen nog steeds een blijvend monu­ment en een onuitblusba­re bron van inspira­tie.    
 
Uit: The Genius of Puritanism
Vertaald door E.A. Bos en G.J. Noorman 
 

© 2003 George Whitefield Stichting.