Door L.J. van Valen

In deel 1 van dit artikel zijn we ingegaan op wat nu een 'echte' opwekking is. Het begrip spiritualiteit en de relatie daarvan met opwekking is aan de orde gekomen. We hebben gezien dat de Reformatie, het Puritanisme en de achttiende-eeuwse grote opwekking, The Great Awakening alle drie door eenzelfde spiritu­aliteit werden geken­merkt. In dit tweede deel van het artikel willen we de gebeurtenissen in de 19e eeuw belichten.

Een andere koers

De schakel Reformatie-Puritanisme en 'Great Awa­kening' wordt gekenmerkt door een bijbelse spiritua­liteit. In de boodschap staat het verzoenend werk van Christus centraal; wedergeboorte en rechtvaardiging worden geheel in de traditie van de Hervormers en de Puriteinen omschreven. Er is sprake van een evenwichtige verhouding tussen geloof en ervaring. Emotionele ontsporingen worden bestreden vanuit een bijbelse toetsing. De prediking blijft de belang­rijkste methode om de opwekking te verbreiden. Op deze wijze zijn de opwekkingsboodschap en -bele­ving geheel op elkaar betrokken. Zo geeft de refor­matorische spiritualiteit de toon aan. Bij een andere, eerst parallel lopende stroming komen deze elementen ook voor, maar toch is er in een later stadium sprake van ontsporingen. Hierbij doelen we op de door de gebroeders Wesley getoon­zette opwekkingen in Engeland en een aantal exces­sen in Amerika, ten tijde van de Great Awakening.1

De invloed van Wesley

De theologie en spiritualiteit van John Wesley (1703-1791) zijn beïnvloed door het mysticisme van Willi­am Law en de geloofsbeleving bij de Herrnhutters. Het geestelijk klimaat bij de laatsten wordt behalve door de genadeleer van Luther mede bepaald door de middeleeuwse mystiek en het Piëtisme van Franc­ke en Spener, dat ook mystieke elementen heeft. Het mystieke denken heeft zich bij Wesley ontwikkeld in een progressieve heiligingsopvatting, dat we onder de noemer van 'Perfectionisme' kunnen samenvatten. Zijn gehele genadeleer wordt binnen een arminiaans schema geplaatst. De predestinatie wordt met een 'horrible decree' ('angstaanjagend besluit') afgedaan, de menselijke wil is medebepalend bij de geloofs­overgave en de volharding van de gelovigen is relatief. Vervolgens speelt het emotionele aspect een belangrijke rol bij de geloofservaring. Wesley's spiritualiteit heeft tot excessen aangezet, vooral omdat hij de emoties zo'n belangrijke meer­waarde toekent. Wel neemt hij met Whitefield afstand van ontsporingen die hij bij de Moraviërs en bij de zogenaamde Franse profeten waarneemt.2 Ten aanzien van het zondebesef is hij radicaal en ondanks zijn arminiaanse opvattingen laat hij de genade domineren. Wat de geloofszekerheid betreft, ver­zandt hij echter in een zeker subjectivisme, wat ook te maken heeft met zijn eigen onzekerheid. Ondanks het feit dat de verschillen tussen Whitefield en Wesley tot een breuk geleid hebben, komen zij later toch weer bij elkaar. De verzoeningsgezinde houding van Whitefield is hierbij opvallend.

De 'New Measures'

Bij de Great Awakening blijft het calvinistische geestelijke klimaat de boventoon voeren. Dit is vooral in Amerika het geval, ondanks de extremitei­ten van een man als Davenport. De lijn van Edwards en Whitefield wordt voortgezet, totdat een keerpunt optreedt.3 Tijdens de Second Great Awakening, in de beginjaren van de 19e eeuw, gaat in Kentuc­ky de emotionaliteit overheersen. De oorzaak ligt in een andere prediking, die niet alleen confron­terend is, maar ook bewust tot emotionaliteit aanzet. Het Arminianisme voert hierbij de boventoon; door een zekere arrogantie wil men zich niet laten corri­geren door anderen die met een kritisch oordeel komen. In plaats van excessen tegen te gaan, worden deze juist gestimuleerd! Het is vooral Charles Grandison Finney (1792-1875) die een eigen koers gaat volgen. Hij stuurt de op­wekkingen steeds meer in de richting van de massa-evangelisatie.4 Het oorspronkelijke doel om het kerkelijk leven nieuw leven in te blazen, gaat door deze accentsverlegging teloor.5 Zijn optreden ken­merkt zich door een zekere eigenzinnigheid, wat vooral naar voren komt bij de invoering van de 'New Measures', nieuwe methodieken om bekerin­gen te scoren. Los van de Woordverkondiging ontstaan speciale bijeenkomsten, waarbij een per­soonlijke keus metterdaad wordt afgedwongen. De beslissing om voor Christus te kiezen dient kenbaar gemaakt te worden door naar voren te komen. Finney stuurt in alles aan op een wilsbeslissing om zich aan God over te geven. Dit appèl is sterk arminiaans getint en is gebaseerd op de vrije wil van de mens.6 Zijn bedoeling is niet om tot een emotio­nele overgave te komen, maar hij stuurt aan op een daadwerkelijke keus van het hart.7 Het emotionele aspect gaat zo hand in hand met het appèl op de wil. Het is echter geen eenmalige keus waartoe hij op­roept. Het gaat hem om een volkomen overgave en toewijding aan God, die zich over het gehele leven uitstrekt. Finney's heiligingsleer vertoont trekken van het zogenaamde Perfectionisme.8 Bij hem is de bekering een samenspel van God en de mens. Zijn heilsleer vertoont wel overeenkomsten met die van Wesley, maar in enkele opzichten gaat hij verder. Door zijn ontkenning van de erfzonde is hij eerder een Pelagiaan dan een Arminiaan! Een man als Dwight Lyman Moody (1837-1899) zet de door Finney ingeslagen koers voort, al is hij geen discipel van hem.9 Hij is zeker geen Pelagiaan of een verdediger van het Perfectionisme, maar zijn zwakte is dat hij, in tegenstelling tot Finney, geen of weinig aandacht besteedt aan dogmatische aspecten. Hij legt een overdreven accent op Gods liefde, met verwaar­lo­zing van Gods rechtvaardigheid en soeve­reiniteit. Hierdoor is de functie van de wet als middel tot zondebesef gedevalueerd. Het zondebesef dat bij de massale bekeringen optreedt, is over het algemeen oppervlakkig. Ondanks de rijke zegen die hij op zijn werk heeft, wordt bij de opwekkingen waarbij hij betrokken is, de diepgang gemist.10 Op­vallend is dat hij vooral onder de liberale stroming in Schotland zo'n aanhang heeft. Het gemis aan theologische ondergrond en diep zondebesef is ook bij de opwek­king in Wales in 1905 zichtbaar.11

Arminianisme en opwekking

Zowel Wesley als Finney en Moody huldigen armi­niaanse of pelagiaanse opvattingen. Dit betekent dat zij aan de menselijke activiteit bij het opwekkings­werk een belangrijke rol toekennen. De menselijke wil wordt niet als 'gebonden' aangemerkt, maar is in zekere zin 'vrij'. In het verlengde van deze benade­ring ligt de ontwikkeling van de zogenaamde 'New Measures'. Het appèl richtte zich op de 'decision', op de persoon­lijke wilsbeslissing, al is hiervan bij Wesley nog geen sprake. Door hem wordt de nood­zaak van een algehele vernieuwing en bekering, gepaard gaande met een diep zondebesef, nog bena­drukt. Bij zijn volgelingen worden deze accenten afgevlakt. Parallel aan de opkomst van de rationele oproep om tot een 'decision' te komen, neemt de waarde toe die wordt toegekend aan emotionele symptomen. Vooral bij hen die zich in het appèl richtten op de 'anxious', de bekommerden, komt dit naar voren. Bij Moody wordt mede door het grotere gebruik van zang en muziek bij de opwekkingssamenkomsten sterk op de emoties ingespeeld. De slogan 'het doet er niet toe hoe je komt, als je maar komt!' is een veel gehoorde uitspraak, die de bijbelse grenzen van bekering en geloof wel sterk overschrijdt!

Bij de stroming die in de lijn van Wesley het Armi­nianisme voorstaat en deze leer toepast in haar methodiek, zien wij de volgende symptomen:
- Veel nadruk op de 'decision', de beslissing van de kant van de mens. De geloofskeus wordt op deze wijze losgemaakt van de wedergeboorte en heeft de schijn door eigen prestaties te worden gerealiseerd.
- Emotionele aspecten en aandacht voor visioenen en dromen vormen een integrerend onderdeel van het opwekkingswerk, zonder dat bijbelse onder­scheidingscriteria worden gehanteerd.
- Een geleidelijke vervlakking van de wezenlijke kennis van zonde en van genade, ten gunste van emotionele ervaringen.
- Meer aandacht voor de 'ervaring' dan voor objectieve heilswaarheden.
- Onderwaardering van de leer van de rechtvaardi­ging van de goddeloze. Doordat alles zich toe­spitst op de persoonlijke geloofskeus, is er meer aandacht voor het geloof zelf dan voor het voor­werp van het geloof!
- Onderwaardering van de sacramenten, vooral van het Avondmaal. De avondmaaltijden, die niet los zijn te denken van de opwekkingen binnen de amerikaanse presbyteriaanse kerken, verdwijnen naarmate de 'New Measures' steeds meer ingang vinden. Deze ontwikkeling is tevens een symptoom van het gemis aan kerkelijk besef, dat door de massa-evangelisatie in de hand gewerkt wordt.12

De noodzaak van herbezinning

De ontsporingen en excessen bij de opwekkingen zijn voor een groot deel terug te voeren tot de afbuiging van de oorspronkelijke lijn. Men is op den duur vervreemd geraakt van de klassieke puriteinse spiritualiteit die de beginperiode van de grote op­wekkingen kenmerkt. Het is de verandering in visie op de wijze waarop de vroomheid beleefd wordt, die tot deze ontwikkeling heeft geleid.13 Eenzijdigheid is vaak de moeder van excessen, wat de geschiedenis ons op meerdere plaatsen kan leren. Vandaar dat het nodig is om zich te bezinnen. Niet om in alles klakkeloos over te nemen wat ons in de Reformatie en het Puritanisme wordt voorgeschoteld, maar wel om ons opnieuw te verdiepen in de diepte van de spiritualiteit die de geschriften uit die periode kenmerkt. Hierbij pleit ik vooral voor een herwaar­dering van de opvattingen zoals de Reformatoren die hadden van de rechtvaardiging door het geloof. Ten aanzien van de uitwerking van de leer van de weder­geboorte verwijs ik naar wat puriteinse schrij­vers als bijvoorbeeld Thomas Goodwin en John Owen hier­over hebben geschreven. Wanneer het gaat over het 'Sola fide' en 'Sola Gratia', gaat bij hen een wereld van ongekende rijkdom voor ons open.

De Reformatie en zeker het Puritanisme mogen we niet als een eindstation beschouwen. Accenten kunnen op den duur verzanden in een statisch den­ken, waar de 'spirit' uit is. Daarom zijn naast de 'oude schatten' steeds weer 'nieuwe schatten' nodig om het christen­dom nieuw leven in te blazen. Als zodanig heeft ook de evangelische beweging een nieuw elan willen aanreiken tegenover het verkramp­te orthodoxe en het liberale denken.14 We kunnen ech­ter niet ontkennen dat bepaalde ontwikkelingen tot ontsporingen hebben geleid, die grotendeels terugge­voerd kunnen worden tot het loslaten van het oor­spronkelijke fundament dat door de Reformatoren en Puriteinen is gelegd. Vandaar dat een herbezin­ning dringend geboden is.

Het is de op het volbrachte werk van Christus gerich­te spiritualiteit die zo bevrijdend is. Wat geeft een opwek­king inhoud en diep­gang? Zijn het de emotio­nele sympto­men, zijn het bijzondere gaven en open­barin­gen? Lovelace noemt als 'precon­ditions of continu­ous renewal' ('Basisvoor­waarden voor voort­gaan­de opwek­king'): 'Awareness of the holi­ness of God' ('Bewust­zijn van de heilig­heid van God') en 'Aware­ness of the depth of sin' ('Bewust­zijn van de diepte van zonde'). Dit bewust­zijn drijft een zon­daar uit naar Christus.15 Het waren vooral de Puritei­nen die deze accenten hebben gelegd. We durven te stellen dat in de heden­daagse spiritualiteit niets méér wordt ver­waar­loosd dan juist deze accenten. Of kunnen we eigen­lijk nog wel van spirituali­teit spre­ken?

Actualiteit

We leven in een tijd waarin de prestatiemaatschappij de toon aangeeft. Het gaat om kengetallen, om stijgende winsten, om scoren. Het gaat om de kwan­titeit. De statistieken van de kerken zijn daarentegen minder rooskleurig, alle activisme en vernieuwings­drang ten spijt. In Amerika heeft deze tendens om te scoren in sommige kringen het godsdienstig klimaat vergiftigd. Evangelisatiecampagnes en televisiedomi­nees moeten het christendom weer body geven. De kwantiteit gaat in deze meestal ten koste van de kwaliteit, van de inhoud.16 We hebben een nieuw revival, een nieuwe opwek­king nodig als de enige remedie tegen het voortwoe­kerend gezwel dat niet alleen het gehele nationale en morele leven, maar ook het christendom aantast. Wat staat reformatorische en evangelische christenen in deze tijd te doen? Eigen identiteit vasthouden, tot de stokpaardjes aan toe? Eigen kleuren en tradities handhaven, of de eenheid zoeken? Moet er eerst een crisissituatie ontstaan voordat we 'naar elkaar toe kruipen'? Of is de tijd rijp om vanuit een gezamen­lijk schuldbelijden te smeken om eenheid, om een opwek­king? Dit gaat niet zonder het belijden van concrete zonden, ook tegenover elkaar. Dit gaat ook niet zonder het vinden van een gezamenlijke basis, vanuit de wortels van de opwekkingsbeweging. Vanuit deze toetssteen zien we dan het eigen falen, zoals het verabsoluteren van eigen stokpaardjes, intellectualistisch geloofsbegrip, de tirannie van een bekeringssysteem en andere heilige huisjes, die alleen omgeworpen kunnen worden door gezamenlijk te luisteren naar wat de Geest tot de gemeente zegt. En de brieven aan de zeven gemeenten van Klein-Azië bieden genoeg stof om onszelf en elkaar de spiegel voor te houden. Eerst onszelf, want een opwekking begint wanneer de Geest van God ons de wortels van onze eigen schuld doet ontdekken; alleen dan wordt de weg tot de genezing gebaand. "Die overwint, Ik zal hem geven te eten van de Boom des levens, die in het midden van het paradijs Gods is." (Openb. 2:7).


Literatuur
James Buchanan, The Office and Work of the Holy Spirit [London: The Banner of Truth Trust, 1966].
A. van der Dussen, De vrije keus. De spanning tussen vrijheid en rede in de revival-theologie van Charles Grandison Finney (1792-1875) [Zoetermeer: 1993].
Brian H. Edwards, Revival! A people saturated with God [Durham: Evangelical Press, 1991].
C. Graafland, Uitdagend gereformeerd. Reacties op prof. C. Graafland [Zoetermeer: 1993].
Errol Hulse, Give Him no rest [Durham: Evangelical Press, 1991].
Errol Hulse, The Great Invitation. Examining the use of the invitation system in evangelism [Grand Rapids: Welwyn, 1986].
J. Lindeboom, Stiefkinderen van het Christendom [Arnhem: 1973].
D. Martyn Lloyd-Jones, Toon Mij nu Uw heerlijk­heid!; Over de noodzaak van opwekking [Leiden, Uitgeverij Groen, 1992].
Richard F. Lovelace, Dynamics of Spiritual Life; An Evangelical Theology of Renewal [Downers Grove-Exeter, Inter-Var­sity Press, The Paternoster Press, 1992].
Richard F. Lovelace, The American Pietism of Cotton Mather [Grand Rapids, Eerdmans Publishing, 1968].
J.W. Maris, Geloof en ervaring. Van Wesley tot de Pinksterbeweging [Leiden, Uitgeverij Groen, 1992].
William G. Jr. McLoughlin, Modern Revivalism. Charles Grandison Finney to Billy Graham [New York: 1959].
Iain H. Murray, The Puritan Hope; Revival and the Interpretation of Prophecy [Edinburgh: The Banner of Truth Trust, 1971].
Iain H. Murray, Revival and Revivalism; The Ma­king and Marring of American Evangelicalism 1750-1858 [Edinburgh, The Banner of Truth Trust, 1994].
E. Porter, Letters on the Religious Revivals [Brook­lyn: 1992].
J.S. Salmond, Moody Blues. D.L. Moody's Affect on the Scottish Church [London, 1992].
Leigh Eric Schmidt, Holy Fairs. Scottish Communi­ons and American Revivals in the Early Modern Period [Princeton: 1989].
Spiritualiteit [Kampen, Uitgeverij Kok, 1993].
J.F. Thornbury, God Sent Revival. The Story of Asahel Nettleton and the Second great Awakening [Grand Rapids: Welwyn, 1977].
L.J. Valen, Zijn akker was de wereld. George Whitefield en de 'Great Awakening' [Leiden: Uitge­verij Groen, 1995].


1. "In de zomer van 1739 zijn er voor het eerst tijdens de predi­king van John Wesley zulke lichamelijk en emotionele reacties onder de hoorders, dat dit voor Wesley zelfs vragen oproept", J.W. Maris, Geloof en ervaring. Van Wesley tot de Pinksterbewe­ging [Leiden: Uitgeverij Groen, 1992], p. 58. "In het alge­meen begroet Wesley dergelijke lichamelijke en emotionele uitbarstin­gen met grote dankbaarheid", a.w., p. 59. Wesley staat "te onkritisch tegenover dromen, visioenen, stemmen of openba­ringen", a.w., p. 63.
2.
De 'French Prophets' waren afstammelingen van extreme Franse Hugenoten, die vanwege de herroeping van het Edict van Nantes in 1685 hun land waren ontvlucht. De Wesleys kwamen met deze groep in contact en maakten kennis met hun mystieke ervaringen, die zij op een occulte manier uitten. Zo vielen sommigen op de grond, terwijl zij "kakel­den als een kalkoen". Charles Wesley schrok van deze in zijn ogen satanische verschijnselen, die gepaard gingen met het opzeggen van bijbelteksten. Hij kromp ineen toen hij een vrouw hoorde bidden en "besluiten met een afschuwelijke, helse lach."
Bij de Moravische Broeders in de bekende Fetter Lane Society kwamen ook vormen van geestdrijverij voor. White­field merkte hierover op: "De duivel is begonnen om Gods werk na te bootsen. (...) Hij verandert zich nu in een engel des licht om nog krachtiger zijn doel te bereiken." Eén van de Moraviërs had geprofeteerd dat Christus spoedig zou wederkomen om Zijn vrederijk op aarde te vestigen; anderen gaven voor dat genezingen zouden plaatsvinden. "Maar", zo merkte Whitefield op, "wat voor behoefte hebben wij aan wonderen, zoals genezing van zieken, (...) wanneer we zien hoe grotere wonderen iedere dag door de kracht van Gods Woord worden verricht." Zie L.J. van Valen, Zijn akker was de wereld. George Whitefield en de 'Great Awakening' [Leiden: Uitgeverij Groen, 1995], pp. 64, 81.
3. Volgens Erroll Hulse is tot 1800 geen sprake van het 'invita­tion system': "We should emphasize that the purpose was to advise and help those who were distressed. There were no reports of methods employed to encourage people to come forward at the conclusion of the meetings", Erroll Hulse, The invitation system, p. 93.
4. Finney wordt de 'Vader van de moderne evangelisatie' genoemd. Zie E. Porter, Letters on the Religious Revivals [Brooklyn: 1992], p. XII.
5. "Holding a revival became synonymous with 'using new methodes' to do mass evangelism", in Richard F. Lovelace, Dynamics of Spiritual Life; An Evangelical Theology of Renewal [Downers Grove-Exeter: Inter-Varsity Press, The Paternoster Press, 1979], p. 51.
6. De 'New Measures' kunnen worden onderverdeeld in de 'anxious seat', 'protracted meetings' en 'anxious meetings'. Zie: A. van der Dussen, De vrije keus. De spanning tussen vrijheid en rede in de revival-theologie van Charles Grandi­son Finney (1792-1875) [Zoetermeer: 1993], p. 23. Hierbij is alles erop gericht om de 'zoekende zielen' tot de wilsbe­slissing over te halen. D. Martyn Lloyd-Jones ziet deze vernieuwingsdrang als een keerpunt in de opwekkingsgeschie­denis: "In the 1820's a very subtle and infortunate change took place, especially in the United States, from Asahel Nettleton's emphasis on revival to Charles G. Finney's on evangelism", aangehaald in E. Porter, a.w., p. XIII.
7. "Bij Finney, ondanks dat hij op de emoties inspeelt, ging het hem er voor alles om, de mensen te brengen tot de wilsbe­slissing om God te gehoorzamen", A. van der Dussen, a.w., p. 31.
8. "(...) terwijl het aandringen op volkomen heiliging hem in de buurt van John Wesley lijkt te brengen", A. van der Dussen, a.w., p. 16.
9. "Charles Finney made revivalism a profession, but Dwight L. Moody made it a big business", William G. Jr. McLough­lin, Modern Revivalism. Charles Grandison Finney to Billy Graham [New York: 1959], p. 166.
10. "I am an Arminian up to the cross; after the cross, a Calvi­nist", aangehaald door McLoughlin, a.w., p. 246.
11. De verwaarlozing van de theologie in de opwekkingspredi­king heeft zich omstreeks 1800 al ingezet. "The Evangelical movement has been losing ground theologically since the Second Great Awakening", Richard F. Lovelace, a.w., p. 58.
12. Zie Leigh Eric Schmidt, Holy Fairs, Scottish Communions and American Revivals in the Early Modern Period [Prince­ton: 1989].
13. Voor een model van de 'essential elements of Renewal' verwijzen wij naar: Richard F. Lovelace, a.w., p. 75.
14. "De evangelische traditie is een herleving van en een correc­tie op het Puritanisme. Zij is een selectieve voortzetting van de Reformatie", volgens M.D. Geuze in Uitdagend Gerefor­meerd, p. 147.
15. Richard F. Lovelace, a.w., p. 81.
16. Terecht stelt Lloyd-Jones dat een opwekking niet te organise­ren valt. Zie D. Martyn Lloyd-Jones, Toon Mij nu Uw heerlijk­heid!; Over de noodzaak van opwekking [Leiden, Uitgeverij Groen, 1992], p. 245. Het gaat niet om de aantallen bekeerden in de eerste plaats, maar om "de heer­lijkheid en heiligheid van God", als de eerste en belang­rijkste uitwerking bij een opwekking, a.w., p. 110.

© 1995 George Whitefield Stichting.