door: Jeroen Bol
 
Wie zich ook maar enigszins verdiept in de tragische geschiedenis van de Joden in christelijk Europa, komt al snel voor lastige vragen te staan. De grootste vraag is waarschijnlijk hoe die geschiedenis valt te rijmen met de boodschap en kernwaarden van het Evangelie. Vergeving, naastenliefde, kwaad met goed vergelden, de liefde van God voor alle mensen, dat zijn er zo een paar.
Hoe moeten we die kernwaarden rijmen met een traditie van consequent negatief spreken over de Joodse medemens? Sommige lezers vragen zich nu wellicht af waarop gedoeld wordt. Lang niet iedereen is bekend met wat in de theologie de catechese der verguizing genoemd wordt. Aan de anti-joodse tendensen in de klassieke christelijke theologie wordt in de kerk doorgaans weinig aandacht besteed. Om die reden zijn slechts weinig mensen ermee bekend. De term catechese der verguizing staat voor de wijze waarop sinds de vroege kerk vanaf de tweede eeuw na Christus door theologen en kerkleiders systematisch op (vaak zeer) negatieve wijze over het Joodse volk is gedacht, gesproken en geschreven.
 
Anti-joodse geschriften zijn zo veelvuldig door de kerkvaders ( periode 120 - 500 na Christus) geschreven dat er een aparte term voor bestaat: Adversus Judaeos literatuur. (Tegen de Joden)
Zoals gezegd zijn veel christenen niet bekend met deze dominante traditie binnen het christelijke denken. Een eerste kennismaking hiermee wordt dan ook vaak als schokkend ervaren. En het is inderdaad schokkend te lezen wat gerespecteerde theologen en kerkleiders zoal over de Joden hebben gezegd en geschreven.
 
Om een indruk te geven volgen hieronder enkele citaten van de kerkvader Chrysostomus uit de vierde eeuw en van Maarten Luther uit de 16ee eeuw.
Eerst Chrysostomus: De Joden aanbidden niet God maar duivels, dus al hun feesten zijn onrein. God haat hen en hij heeft ze inderdaad altijd gehaat. Maar sinds ze Jezus hebben vermoord, geeft God hun geen tijd meer voor bekering. Wanneer het duidelijk is dat God hen haat, is het de plicht van christenen om hen ook te haten. Deze citaten komen uit een serie van acht preken over de Joden die Chrysostomus in 387 in Antiochië hield.
Bij Maarten Luther lezen we het volgende in zijn boek Over de Joden en hun leugens: Wat moeten wij nu doen met dit verworpen, verdoemde volk der Joden? Ik zal mijn welgemeende raad geven. Ten eerste moet men hun synagogen of scholen in brand steken en wat niet wil branden moet men met aarde overdekken. Mozes schrijft in Deut. 13: waar een stad afgoderij bedrijft, moet men die met vuur geheel verwoesten en er niets van overlaten. Als Mozes nu zou leven, zou hij de eerste zijn die de scholen en huizen van de Joden in brand stak. Men moet hun huizen afbreken en verwoesten. Want daarbinnen doen ze hetzelfde als in hun scholen. Men moet hun rabbijnen op straffe van dood verbieden nog te onderwijzen. Al die 1400 jaar waren ze een plaag voor ons, een pest, ons complete ongeluk en ze zijn het nog. Kortom we hebben in hen werkelijk met duivels te maken. Ze beschikken niet over een menselijk hart jegens ons heidenen. Dat leren ze allemaal van de rabbijnen in hun scholen, die duivelsnesten.
 
Deze schokkende citaten staan zoals gezegd niet op zichzelf. Ze maken deel uit van een eeuwenoude, breed gedragen traditie van anti-Joods denken in de theologie van de kerk. Voor wie meer wil weten over deze tragische geschiedenis van de Kerk en het Joodse volk is het boek Bloed aan onze handen van Michael Brown beslist een aanrader. Het boek leest gemakkelijk en geeft een goed overzicht. Michael Brown toont ook met tal van voorbeelden aan dat deze lasterlijke haatteksten niet zonder gevolg zijn gebleven. Talrijk zijn de moordpartijen en pogroms geweest waarvan de Joden in christelijk Europa het slachtoffer zijn geworden.
 
Pas bij de Engelse puriteinen en de Nadere Reformatie in de 17e eeuw zien we de eerste tekenen van een omslag naar een theologie die afstand neemt van deze anti-Joodse traditie. Geleidelijk aan zou zich een veel meer pro-joodse theologie ontwikkelen. Robert Murray McCheyne kan gezien worden als één van de representanten van die nieuwe stroming binnen het christendom die vooral in 19e-eeuws Engeland grote aanhang verwierf. Vandaag de dag zijn er tal van christenen die het Joodse volk een warm hart toedragen. Velen hebben gelukkig afstand genomen van dit anti-joodse denken in de theologie en het nauw hiermee verbonden vervangingsdenken.
 
De zogenaamde catechese der verguizing is uiteraard niet verenigbaar met het radicale liefdesgebod zoals de Heere Jezus en Paulus dat leerden. Je naaste lief hebben als jezelf behoort tot het grootste gebod in de Wet. Het moge duidelijk zijn dat ook de Joodse medemens tot die naasten behoort. In dat licht is het niet minder dan een vreselijke tragedie dat de kerk zich eeuwenlang zo vijandig en onvoorstelbaar negatief heeft kunnen uitlaten over het volk Israël dat God nota bene heeft uitverkoren. En waarvan Hij bij monde van Jeremia heeft verklaard dat Hij het liefheeft met een eeuwige liefde.
 
Dat de kerk eeuwenlang zó aan het liefdegebod van Jezus voorbij heeft kunnen gaan waar het de Joden betreft, valt achteraf maar moeilijk te begrijpen.
 
© 2012 George Whitefield Stichting.