Bennie Kooistra

In dit laatste artikel van de serie wil ik nadenken over de vraag hóe we nu praktisch kunnen maken wat in de vorige artikelen over McGrath en de relevantie van het evangelie aan de orde is gekomen. Hoe kunnen we in de eenentwintigste eeuw waarin pluralisme en relativisme hoogtij vieren op een effectieve manier ‘bruggenbouwers' zijn? Hoe zal hedendaagse evangelisatie praktisch gestalte moeten krijgen? Mijn overtuiging is dat McGraths denken licht werpt op deze vragen die in menig kerk en gemeente gesteld worden, omdat velen het gevoel hebben dat ze machteloos staan tegenover een oprukkende ‘heidense cultuur'. Hij geeft ons veel stof tot nadenken; enerzijds zal het ons helpen het zendingsbevel uit Mattheüs, mag ik het zo zeggen, door het werk van de Heilige Geest effectiever ten uitvoer te brengen, anderzijds zal het vraagtekens opwerpen bij die methoden van evangelisatie die in een postmoderne tijd ontoereikend.

Er is iets mis
Honderden besturen en commissies vergaderen avond na avond. Er wordt driftig geëxperimenteerd. Als je de mensen die de actie hebben georganiseerd of meededen in het evangelisatiewerk vraagt hoe het is gegaan, antwoorden ze met: "Het is een gezegende week geweest" of "Het was heel fijn en erg opbouwend met elkaar" of "We hebben een verdieping in ons geloof ervaren". Maar als je dan de vraag stelt "Wat is nu het rendement voor Gods Koninkrijk? Hoeveel effect heeft die marktactie of die tentweek nu gehad? Hoeveel mensen zijn tot geloof gekomen? Hoeveel zielen hebben zich tot de Heere gericht?", is het antwoord: "Ja, er komen wel eens mensen tot geloof, maar dat zijn uitzonderingen". Veruit de mééste mensen op de straat moeten nog steeds niets hebben van het evangelie. Bovendien zijn de meeste verhalen die we daarover horen een beetje te veel opgedikt. Meestal blijft na een enthousiast verhaal over hoeveel mensen tot bekering gekomen zijn, de wanhopige vraag hangen wie van hen nu werkelijk over een maand of jaar nog zal geloven? Dat veel mensen heel enthousiast doen als ze van een actie terugkomen is vaak meer om hun ontevredenheid te verbergen dan dat er werkelijk zulke sensationele dingen zijn gebeurd.


Peter ScheeleEr is Peter Scheele wel eens voorgehouden dat we ons niet bezig moeten houden met de mensen die er niet open voor staan omdat we onze tijd dan verspillen, terwijl we die beter kunnen gebruiken voor hen die er wel open voor staan. Maar dan schrijven we 99% van de mensen af. Houdt God dan niet van hen? Is het onmogelijk hen te bereiken met de boodschap van het kruis? Moeten we het dan maar opgeven? Scheele stelt in zijn boek Visserslatijn een aantal pittige vragen: Soms bekruipt me het gevoel dat veel van onze evangelisatie dévangelisatie is. Dat we meer kapot maken dan er goed mee doen... Dat we ons altijd maar voorhouden dat één bekeerde onze actie zinvol heeft gemaakt, maar dat we ons nooit afvragen, hoeveel mensen er bevestigd zijn in hun vooroordelen en dus eigenlijk nog verder van God geraakt zijn.1

Natuurlijke relaties
Christian A. Schwarz heeft in 1987 in Duitsland, Oostenrijk en Zwitserland een onderzoek gedaan om te ontdekken langs welke wegen de meeste mensen tot geloof komen.2 De resultaten vermeld ik hieronder:
0,5 %   radio/tv
4%       huisbezoek
4%       kerkelijk vormingswerk
5%       evangelisatiecampagne
8%       bijzonder moeilijke situatie
12%     zomaar eens bij een kerk langs gegaan
22%     pastor
76%     vrienden/familieleden

Op dit onderzoek valt voor de Nederlandse situatie misschien wel wat af te dingen. Persoonlijk denk ik dat de EO goed werk verricht en hoger dan 0,5% scoort, maar in grote lijnen kunnen we dit onderzoek toch aanhouden. We kunnen God van harte danken dat Hij door acties en campagnes heen werkt en dat Hij de radio gebruikt om mensen met Zijn liefde te laten kennismaken, maar dat betekent nog niet dat dit het meest effectieve middel voor evangelisatie is. Het is niet belangrijk welk resultaat mij sympathiek is. Waar het om gaat, is dat we de werkelijke factoren van gemeenteopbouw op het spoor te komen. God gebruikt elke aanpak om mensen Jezus Christus te openbaren, maar als we ons de vraag stellen welke aanpak de Heere duidelijk aantoonbaar sterker dan de andere gebruikt, ontkomen we er niet aan te stellen dat het de persoonlijke relatie van een gelovige met familieleden, vrienden en collega's buiten de gemeente is! In massamedia en straatwerk hoort iemand wel van Gods liefde maar in een persoonlijke relatie kan die ander heel concreet ervaren wie God is en wie Hij voor hem of haar wil zijn. Via natuurlijke relaties trekt de Heere God ongelovigen uit de macht van satan om hen te brengen in zijn Vaderarmen.

Inpassing en vertaling
mcgrath alisterAlister McGrath meent dat als het evangelie mensen wil aanspreken, de boodschap zo effectief mogelijk verkondigd moet worden en dat impliceert dat de boodschap ontvanger-georiënteerd moet zijn. Dat wil zeggen dat de boodschap gericht moet worden op de mogelijkheden en openingen die er bij de toehoorders zijn. Daaruit kunnen we concluderen dat McGrath meent dat wanneer we dus niets weten van de toehoorders, we niet weten wat de aanknopingspunten zijn, en daardoor ook niet weten welk aspect van het evangelie verbijzonderd moet worden, zodat het evangelie voor die persoon hoogstwaarschijnlijk irrelevant zal zijn. Met andere woorden, wanneer we niets van de persoon die we voor ons hebben, afweten, zijn we niet in staat om op een effectieve manier de boodschap van Jezus Christus door te geven! De oproep "Ken je gehoor" klinkt door in McGraths denken over evangelisatie en apologetiek (de presentatie en verdediging van de waarheidsaanspraken en relevantie van het geloof in de moderne supermarkt van ideeën). In evangelisatie en apologetiek zul je iets van het publiek moeten afweten om effectief te zijn.3

Ik weet niet of Scheele de boeken van McGrath bestudeerd heeft, maar hij werkt op heldere wijze uit wat McGrath hier verwoordt. Scheele stelt dat aanpassing voor de eerste christenen een sleutelwoord was. De manier waarop Paulus met mensen over Christus sprak was afhankelijk van wie hij voor zich had. Paulus had geen ‘standaardboodschap' die hij aan iedereen vertelde. Bij Joden en Grieken verkondigde Paulus wel dezelfde boodschap, maar in een andere vorm. Datzelfde stelt Don Carson in een artikel: De manier waarop we communicatie van het evangelie aanpakken, zal moeten variëren, afhankelijk van de luisteraars. Natuurlijk is het evangelie de kracht van God tot behoud en is evangelisatie een geestelijke activiteit. Mensen zijn verblind door zonde en het is de Heilige Geest Die geloof bewerkt. Echter, als we willen afgaan op het voorbeeld van Paulus, moeten we rekening houden met de culturele vooronderstellingen van onze toehoorders, zodat we niet onbewust het evangelie verdoezelen.4

Even later stelt Carson dat Paulus in zijn verkondiging in Athene (Handelingen 17) rekening houdt met zijn luisteraars. Vergelijk dit met Handelingen 13 waar Paulus zich in Antiochië in Pisidië op een groep Joden richt en daarbij volledig rekening houdt met hun referentiekader. We zien dat de boodschap van kruis en opstanding wordt afgestemd op de desbetreffende persoon. De boodschap wordt aangepast, waarbij ‘aanpassen' geenszins impliceert dat je essentiële zaken weglaat zodat je doelgroep de boodschap accepteert (dit kom je binnen het liberale christendom tegen). Wat ik bedoel, is eerder een inpassen zoals prof. dr. C. Graafland het in zijn boek Gereformeerden op zoek naar God verwoordt: Hij (Runia, B.K.) zegt, dat wij de boodschap van het evangelie onverkort moeten blijven weergeven. Maar toch op zo'n manier, dat zij landt in het levensgevoel van de mens van vandaag. Dat betekent concreet, dat de kerk het evangelie voortdurend zal moeten ‘her-actualiseren'... Als ik dat voor mezelf probeer te verduidelijken, betekent dit o.a. dat de kerk het evangelie zo verkondigt, dat de nood en de schuld (het falen) van de mens daarin concreet wordt gemaakt op een wijze, die in het moderne levensgevoel als reëel wordt herkend... Runia noemt dit een heractualisering van het evangelie. Ik zou het willen noemen: het evangelie brengen dichtbij de werkelijke mens.5
 
green michaelHet zou volgens de Britse evangelicale Michael Green onjuist zijn om zonder kritiek de conclusies te aanvaarden van mensen als Dodd, als zou er een verstikkende uniformiteit te vinden zijn in de prediking van de christelijke waarheid in de oude tijd. We kunnen toegeven dat er een fundamentele eenheid was in de prediking, maar er was een grote verscheidenheid in de manier waarop de boodschap gebracht werd. Evangelieverkondiging is nooit bedoeld om over de hoofden van de hoorders heen te gaan; ze zoekt de mensen, en de boodschap moet dus ingekleed worden in woorden die ze begrijpen kunnen. Green meent dat zodra het christelijk geloof wortel schoot in hellenistische bodem, een enorme vertaalslag noodzakelijk was. Niet alleen woorden, maar ook ideeën moesten anders ingekleed worden. "Zonder deze ‘vertaling' zou de boodschap misschien gehóórd worden, maar niet begrépen".6

Het leven van de vroege martelaren in de tweede eeuw getuigt ook van deze poging het evangelie te vertalen. Ze gebruikten de Griekse heldendichten, de mythen van Homerus en ook de stoïcijnse en epicurische filosofie. Green stelt dat deze vertaalslag niet zonder gevaren was, maar onvermijdelijk als heidenen bereikt wilden worden: Het typische doel dat de Griekse verklaarders van het evangelie zich voor ogen stelden was: de bijbelse leer zó in culturele vormen in te kleden dat ze aanvaardbaar werd in hun samenleving. Niet om het struikelblok van het evangelie te verwijderen, maar om hun boodschap zo in te kleden in termen die voor hun toehoorders aanvaardbaar waren, dat het ware struikelblok van het evangelie begrepen kon worden en de oproep die erin besloten was kon worden opgevolgd... Soms mislukte de poging; een deel van de boodschap ging dan verloren... Dat was te betreuren, maar onvermijdelijk.7

Green betoogt dat het principe van de incarnatie (wat Runia ‘heractualisering' noemt en Graafland ‘het evangelie brengen dichtbij de werkelijke mens') de basis voor christelijke prediking moet zijn. Het is al te gemakkelijk voor ons om achteraf hun ethiek en hun christologie te bekritiseren, en hun onmacht om het juiste evenwicht te bewaren tussen aanpassing en conservatisme. Dit laat echter onverlet dat ze vol overtuiging voor het evangelie gingen (zelfs tot aan de brandstapel) en daar kunnen we als kerken veel van leren; van de moed, de toewijding, het centraal stellen van Christus en de bereidwilligheid om zich aan te passen, die deze mannen en vrouwen uit de eerste eeuwen aan de dag legden.

Voor Scheele zijn drie zaken in hedendaagse evangelisatie van belang. Ten eerste moet je weten wie je voor je hebt. Ten tweede creativiteit om een brug te slaan tussen ‘Jantje' en Christus. Dat wil zeggen dat je de boodschap van het evangelie zó vertaalt dat Jantje het kan vatten. Ten derde toewijding. Hij stelt dat veel evangelisatie één-richtingsverkeer is, waarbij de evangelist of iemand anders niet luistert, maar ‘verkondigt'. Tegenover deze manier van ‘sinaasappelkistje-verkondiging' vindt Scheele dat we moeten gaan spreken van ‘Jezus' boodschap vertalen naar Jantje'. Want het is volgens hem niet zo dat de boodschap van Christus een pakketje is dat door een postorderbedrijf thuisbezorgd kan worden. Alsof het evangelie ten diepste uitgetrokken en samengevat kan worden in een aantal hoofdpunten die als kant en klare brokken aan mensen toegediend kunnen worden. Op die manier beroven we het kruis van zijn kracht omdat mensen de indruk krijgen dat geloven in God eerder de schematische uiteenzetting is die wij hen aan de hand deden dan Gods persoonlijke betrokkenheid voor die ander in zijn situatie op dat moment.

Daarom is het van wezenlijk belang dat we die ander leren kennen. Als we hem of haar niet kennen, dan kunnen we wel iets over God gaan vertellen, maar het is maar zeer de vraag of hij daar wat mee kan. Het zou toevallig zijn als hij er iets mee kan als we voor de rest niet weten wat zijn noden, moeiten en omstandigheden zijn. Wanneer we de nood van die ander leren kennen (of het nu een buurman, collega of teamlid is), zullen we bewogen worden, en als wij zijn vragen leren kennen, kunnen we misschien eens proberen antwoorden te geven, door te proberen de persoon en het werk van Christus te vertalen naar zijn situatie.8

Geïntegreerde apologetiek en evangelisatie
In het begin van dit artikel kwam naar voren dat verreweg de meeste mensen tot bekering zijn gekomen doordat ze in contact kwamen met een christen. Als dan de Heere God, Die soeverein is en door de kracht van de Heilige Geest ‘mensen aan hun zonde ontdekt', aantoonbaar sterker gebruik maakt van persoonlijke relaties dan van allerlei acties, is het dan niet onze verantwoordelijkheid om hiermee rekening te houden? Om deze belangrijke gegevens mee te laten wegen in een nieuwe koersbepaling inzake evangelisatie en apologetiek? Natuurlijk, de Heere God is soeverein en Hij alleen doet een gemeente groeien en ongelovigen tot geloof komen, maar dat impliceert geen veronachtzaming van het menselijke aandeel. ‘Tentevangelisatie' was twintig jaar geleden een methode die door menig kerk werd gebruikt om daarmee ongelovigen met God te verzoenen. Maar als we aan het einde van de twintigste en aan het begin van de eenentwintigste eeuw merken dat deze vorm van evangelisatie niet meer werkt en er alleen gelovigen in de tentsamenkomst aanwezig zijn, kunnen we wel zeggen dat de Heere God alleen mensen tot geloof kan brengen en onafhankelijk van mensen opereert, maar dan vergeten we de menselijke factor en zijn we bezig met struisvogelevangelisatie. Dan ontkennen we het feit dat God ons heeft geschapen en ons wil gebruiken met heel ons hart en heel ons verstand en dat we dat dus ook mogen en móeten aanwenden voor Gods Koninkrijk.

Ik denk dat dé cruciale vraag op dit moment is of we evangelisatie blijven zien als een aangelegenheid of activiteit met commissies die door een handjevol mensen wordt verricht, óf dat we haar gaan beschouwen als een geïntegreerd onderdeel van iedere christen in zijn omgeving, in een netwerk van contacten met ongelovigen. Tenzij we deze wissel omgooien, zal de kloof tussen de Vader en mensen die Hem niet kennen, dieper worden!

Bill Hybels, de voorganger van Willow Creek Community Church in Chicago is een van de mensen die op uitstekende wijze heeft beschreven hoe de Heere werkt door vriendschappen en relaties met ongelovigen heen. Zout heeft geen functie als het in een zoutpotje blijft zitten, maar zal over de aardappelen gestrooid moeten worden om smaak te geven. Dit betekent dat het zout enerzijds smaakvol moet zijn en anderzijds dichtbij moet komen. Zout werkt pas als het krachtig genoeg is en het moet heel nauw in contact komen met de stof waarop het een effect moet hebben. Zo is het ook in relaties. We kunnen geweldige christenen zijn, maar als we niet dichtbij ongelovigen komen en contacten aangaan, zal het zout geen effect hebben. Hybels opteert voor het sluiten van vriendschappen met ongelovigen die al deel uitmaken van je natuurlijke contacten, zoals buren, collega's, familieleden en jongens van de voetbalvereniging. Dus geen evangelisatiemethode, maar ‘persoonlijk geïntegreerde evangelisatie', ‘vriendschapsevangelisatie' of ‘relatie-evangelisatie'.9

Rand- en onkerkelijke mensen komen niet meer naar een kerk, lezen geen christelijke boeken, luisteren niet naar gospelmuziek, lopen al heel snel voorbij als er iemand in het centrum staat te getuigen, maar staan wel open voor persoonlijke gesprekken. Apologetiek en evangelisatie zullen daarom meer beoefend moeten worden op relationeel niveau, waarbij Jack McGregor de term vriendschapsevangelisatie poneert.10 Dit is niet zozeer een methode als wel een gezindheid die apologetiek en evangelisatie integreert in het christelijk leven. In een persoonlijk gesprek kunnen de muren van apathie en cynisme afbreken waardoor de mogelijkheid ontstaat om hem of haar kennis te laten maken met Jezus Christus.

Deze ‘persoons-gerichte apologetiek' waarvoor McGrath opteert, vinden we ook terug bij dr. Benno van den Toren. Hij benadrukt in zijn lezing Postmodernisme en waarheid, die hij voor l'Abri heeft gehouden, het belang van een persoonlijk gesprek. In dat gesprek, waarin vertrouwen en openheid groeien, zullen we op zoek moeten naar de ‘springende punten' die de ander in zijn eigen wereldbeeld of vooronderstellingen niet kan plaatsen (zoals de dood). Er bestaan bij mensen verschillende aanknopingspunten om in gesprek te raken en de boodschap van Jezus Christus te doen landen.

Jezus Christus ís de waarheid
Als het om evangelisatie gaat, stelt McGrath dat ze nogal eens onderhevig is geweest aan een vorm van rationalisme. In de periode vanaf de Verlichting heeft evangelisatie sterk te maken gehad met het overtuigen van mensen van de waarheid van de boodschap - waarbij het belangrijke woord ‘waarheid' werd opgevat als een vorm van ‘juist begrip'. Evangelisatie richtte zich daarmee sterk op de cognitieve waarheid van het evangelie. McGrath meent dat een onbijbels concept ‘waarheid', omschreven in cartesiaanse in plaats van christelijke beschouwingen, een overheersende plaats heeft ingenomen. Hier tegenover stelt McGrath dat Jezus Christus de ‘waarheid' ís (Joh. 14:6), wat niet slechts uitgelegd kan worden als ‘een correcte stelling'. ‘Waarheid' impliceert in deze context zowel persoonlijke als cognitieve aspecten. Daarom vindt hij het belangrijk dat de rijkdom en veelkleurigheid van het bijbelse begrip ‘waarheid' herontdekt worden.11

Het Hebreeuwse woord emet wordt gewoonlijk vertaald met ‘waarheid' of ‘waar', maar de fundamentele betekenis van de stam heeft te maken met ‘iets waarop gesteund kan worden', ‘iemand die kan worden vertrouwd'.12 De idee van persoonlijk vertrouwenswaardigheid, wat Luther zo vaak verwoordt in zijn geloofsconcept van  vertrouwen (fiducia), moet volgens McGrath worden opgevat als het fundament voor elk authentiek bijbels waarheidsconcept. Over de kwetsbaarheid van het rijke concept waarheid voor rationalisatie  merkt hij het volgende op: Het is een karikatuur van de bijbelse idee van ‘waarheid' om die te vergelijken met de Verlichtingsidee van een conceptuele of vaststaande overeenstemming. Hierbij aansluitend kan de bijbelse waarheid ook niet vergeleken worden met een kijk op evangelisatie als verkondiging van de juistheid van de christelijke leer. Deze kijk op evangelisatie schiet tekort en opent de deur naar rationalisme en formalisme, die in het verleden beide de levenskracht van het christelijke geloof vernietigd hebben.13
 
Voor McGrath spreekt Jezus Christus niet alleen over de waarheid of laat Hij ons de waarheid zien; Hij ís de waarheid. Elk waarheidsconcept dat niet in staat is in te sluiten dat waarheid persoonlijk is, moet worden afgewezen als ontoereikend. Ook dr. Benno van den Toren laat in zijn lezingen Apologetiek in een postmodernetijd en Postmodernisme en waarheid naar voren komen dat het in het christelijk geloof niet in eerste instantie draait om filosofische stellingen of waarheidsclaims, maar om een Persoon die de waarheid is. De waarheid is in eerste instantie niet een idee dat wij bezitten, maar iets buiten ons. De waarheid komt naar ons toe en grijpt ons in de kraag in plaats van dat wij wel even zullen zeggen wat de waarheid is. Jezus Christus is als Persoon de waarheid.

In zijn boek Ik Twijfel merkt hij op dat Jezus Christus geen idee is maar een Persoon van wie een opmerkelijke aantrekkingskracht uitgaat. Wanneer je in een persoonlijk gesprek gaat spreken over de Heere Jezus die iets voor hem of haar wil betekenen, zal diegene gaan ervaren dat het evangelie geen idee is, maar een Persoon die heel concreet iets voor zijn situatie te bieden heeft. Dan kan er een proces op gang komen.  Het is deze belangstelling voor Jezus Christus die de aanzet vormt voor een heimelijk proces van overdenking, die mogelijk uitloopt op de aanvaarding van Christus als Heer en Heiland. McGrath brengt het als volgt onder woorden: Het christelijk geloof beperkt zich niet tot wat Jezus leerde, zoals het marxisme is gebaseerd op de inzichten van Karl Marx... Het evangelie gaat niet alleen over Jezus. Het evangelie is Jezus. Het christelijke geloof gaat niet enkel over ideeën, het gaat over een Persoon. Voor veel mensen die uiteindelijk christen worden, heeft Jezus als katalysator of stimulans voor hun denken gefungeerd. De lange gedachtenketen die zijn climax bereikt in een berouwvolle bekering en de aanvaarding van vergeving begint vaak met belangstelling voor de persoon van Jezus.14
 
In het Nieuwe Testament heeft de term waarheid geen abstracte of slechts objectieve betekenis, maar een persoonlijke. Dit persoonlijke waarheidsbegrip vindt McGrath een ondergeschoven kindje en hij ziet Kierkegaard als iemand die de bijbelse associaties van waarheid heeft herontdekt. Kierkegaard benadrukte de subjectieve en existentiële dimensie van waarheid (die overigens als impliciet in het bijbelse materiaal aanwezig is). Hiermee betoog ik niet dat McGrath de cognitieve dimensie van de leer ontkent. Eerder stelt hij dat waarheid een meerdimensionaal concept is dat zowel cognitieve als existentiële componenten heeft, maar dat de subjectieve of existentiële component op dit moment wordt ondergewaardeerd terwijl die juist mogelijkheden schept in een postmoderne cultuur. De balans tussen de cognitieve en existentiële aspecten van het concept ‘waarheid' vinden we terug in zijn boek The Genesis of Doctrine, waarin hij opmerkt: ls we spreken over leer als ‘waarheid', vestigen we terecht aandacht op de fundamentele christelijke overtuiging dat leer te maken heeft met geloofwaardigheid, rationaliteit en begrijpelijke verheldering; niettemin heeft ze tevens te maken met de handhaving van de mogelijkheid de waarheid te ontmoeten, die de christelijke traditie vastberaden localiseert in Jezus Christus.15

Samenvatting
De bezinning en noodzakelijke nieuwe koersbepaling voor veel kerken en gemeentes inzake evangelisatie vindt op dit moment plaats, maar misschien nog wel te weinig. Tevens kan de vraag (waaraan ik in deze artikelen  voorbij ben gegaan) opgeworpen worden of kerken zelf belemmerend werken voor de voortgang van het evangelie, en of ze misschien geen onnodige barrières en drempels opwerpen voor mensen die in het evangelie geïnteresseerd zijn.16 De cruciale vraag blijft: "Beschouwen we evangelisatie als activiteit die door een paar mensen wordt uitgevoerd, of als een geïntegreerd onderdeel van iedere gelovige die in zijn omgeving contacten legt met ongelovigen en zout en licht is?" Dit is een essentiële vraag, waarbij McGrath stelt dat deze tijd een persoonlijk geïntegreerde manier van evangelisatie en apologetiek behoeft. Indien we vasthouden aan evangelisatiemethoden die - hoewel ze nog wel door God gebruikt worden - weinig effectief zijn, zal een enkeling op straat nog wel worden bereikt, maar de meerderheid niet meer. Maar Jezus Christus wil voor elke ongelovige ziel iets betekenen en binnen de context van een persoonlijke vriendschapsrelatie worden wij door de Heilige Geest gebruikt om de boodschap van het kruis toe te passen op de werkelijke noden van die ander. Wij worden ingezet om bruggenbouwers te zijn, mensen die weten wat de verschillende aspecten van het kruis zijn en in staat zijn die boodschap van het kruis in een relatie zó toe te passen, te contextualiseren, dat het ‘Woord weer incarneert', vlees wordt en inslaat in het bestaan van die ongelovige. De Heere God wil in deze postmoderne tijd door vriendschappen en natuurlijke relaties heen werken en gebruikt ons daarbij als schakel om de relatie van die ander met de Heere God te herstellen. Misschien komt dan het moment dat we samen met die collega, buurvrouw of sportvriend op onze knieën mogen gaan, of dat we diegene mogen meenemen naar een kerkdienst. De Heere wil ieder van ons inzetten om op een natuurlijke manier binnen een relatie te vertellen dat Christus dé waarheid is en voor hun leven relevant.
 

 
1. Peter Scheele, Visserslatijn: Handboek voor evangelisatie [Amsterdam: Buijten & Schipperheijn, 1995], p. 9.
 2. Christian A. Schwarz, Effectief door de Geestelijke Gaven Evangeliseren [Hoornaar: Gideon, 1995], p. 17.
 3. Alister E. McGrath, Bridge-building: effective Christian apologetics [Leicester: Inter Varsity Press, 1992]; in het Nederlands verschenen als Bruggen bouwen: over het effectief doorgeven van het christelijk geloof [Kampen: Kok Voorhoeve, 1995], p. 51.
 4. Don Carson, The Worldview Clash, http://www.focus.org.uk/carson.htm, p. 1 (vert. red.)
 5. C. Graafland, Gereformeerden op zoek naar God: Godsverduistering in het licht van de gereformeerde spiritualiteit [Kampen: De Groot Goudriaan, 1990], pp. 71-72.
 6. Michael Green, Evangelism in the Early Church [Londen: Hodder and Stoughton, 1970]; in het Nederlands verschenen als Evangelieverkondiging in de eerste eeuwen [Goes: Oosterbaan & Le Cointre B.V., 1979] en [Amsterdam: Buijten & Schipperheijn B.V., 1979], p. 130. Op heldere wijze beschrijft Green in hoofdstuk vijf (pp. 126-163) hoe het evangelie in woorden en begrippen werd ingekleed die verstaanbaar waren voor de hoorders, bijvoorbeeld de beeldspraken huiothesia (adoptie) en apolutrosis (loskoop).
 7. Ibid., p. 162.
 8. Visserslatijn, pp. 90-91.
 9. Bill Hybels en Mark Mittelberg, Becoming a Contagious Christian[Grand Rapids, Michigan: Zondervan Publishing House, 1994]; in het Nederlands verschenen als Zo word je een aanstekelijk christen [Hoornaar: Gideon, 1996].
 10. Jack McGregor, Apologetics after 2000? (lezing voor l'Abri Nederland).
 11. Alister E. McGrath, A Passion for Truth: The Intellectual Coherence of Evangelicalism [Leicester: Inter Varsity Press, 1996], p. 177. In zijn boek The Genesis of Doctrine: A Study in the Foundation of Doctrinal Criticism, pp. 72-80 gaat McGrath eveneens in op het thema waarheid.
 12. Ibid., p. 177; G.J. Botterweck en H. Ringgen (eds.), Theologisches Wörterbuch zum Alten Testament 1/3, pp. 333-341; M.E.J. Richardson (ed.), Hebrew and Aramic Lexicon of the Old Testament, vol.1, pp. 68-69; D. Michel, Ämät: Untersuchung über Wahrheit im Hebräische Archif für Begriffsgeschichte 12 (1968), pp. 30-57; Anthony Thiselton, Truth, in C. Brown (ed.), The New International Dictionary of New Testament Theology, vol. 3, pp. 874-902. Zie tevens het citaat van Thiselton op p. 877: "It is widely agreed that ‘emet' is derived from the root ‘mn, which has the meaning ‘to be firm'. On this basis it is often argued that truth in the OT is not merely theoretical or abstract, but is grounded in the faithfulness of God. If this view is adopted we have all the ingredients for postulating a radical and clear-cut contrast between Hebraic and Gk. conceptions of truth".
 13. A Passion for Truth, p.177 (vert. red.).
 14. Doubt: Handling it honestly [Leicester: Inter Varsity Press, 1990]; in het Nederlands verschenen als Ik Twijfel: een eerlijke bespreking [Zoetermeer: Uitgeverij Boekencentrum, 1997], p. 79.
 15. The Genesis of Doctrine: A Study of the Foundation of Doctrinal Criticism [Oxford: Basil Blackwell Ltd, UK] en [Cambridge, Massachusetts: Basil Blackwell Inc., 1990], pp. 78-79 (vertaling BK).
 16. McGrath stelt dat veel mensen van het christendom vervreemd zijn door de vreemdheid van traditionele erediensten. Hij vindt dat de aantrekkelijkheid van het evangelie niet moet worden besmeurd door culturele merkwaardigheden. Voor veel mensen binnen de kerk zijn er belangrijke symbolen van de historische continuïteit, maar voor de meeste mensen buiten de kerk is het een bewijs dat het evangelie ouderwets en irrelevant is. De vraag die McGrath impliciet opwerpt, is "In hoeverre is het onze schuld dat mensen het evangelie verwerpen? Hoeveel telt een mensenziel voor de kerk? Of willen we met en voor gelovigen kerk zijn en ontgaat het ons dat velen verloren gaan?". Hij wijst dan op Willow Creek Community Church die tijdloze waarheden presenteert op een hedendaagse wijze! Zie Evangelicalism and the Future of Christianity [Londen: Hodder and Stoughton, 1994], pp. 95-96.
 

© 1999 George Whitefield Stichting.