Door Jeroen Bol
Zowel in Nederland als ook in de Verenigde Staten en Engeland is momenteel een duidelijk groeiende interesse voor de puriteinen waarneembaar. Zo schreef G. Roos onlangs in het Reformatorisch Dagblad een verslag van de 54e jaarvergadering van de National Association of Evangelicals in Minneapolis. Bij deze organisatie zijn zo'n vijftig kerkgenootschappen aangesloten, van de Christian Reformed Church tot de Assemblies of God en de Conservative Baptist Association. Ook het Leger des Heils is lid van deze organisatie. Samen vertegenwoordigen deze kerkgenootschappen miljoenen amerikaanse christenen. Midden in het overigens zeer interessante verslag van deze bijeenkomst schrijft Roos dan ineens:
In de wandelgangen bleek mij dat ook in deze kringen de belangstelling voor puriteinse literatuur sterk toeneemt.1
Het puriteinse ideaal
Het is inderdaad opmerkelijk dat er steeds meer teruggegrepen wordt naar het gedachtengoed van de puriteinen. Dat valt bijvoorbeeld ook op in het eerste hoofdstuk van het spraakmakende boek van David F. Wells, No place for truth.2 Het even spraakmakende vervolg God in the wasteland3 heeft ook sterke puriteinse noties. Met name het zeer goed onderbouwde en hartstochtelijke pleidooi om God zelf opnieuw centraal te stellen in de prediking en heel het kerkelijk leven heeft duidelijke puriteinse trekken. Ook in de V.S. is er sprake van ongerustheid over bepaalde ontwikkelingen binnen de kerken. Ook daar dreigt de secularisatie hard toe te slaan en het christendom langzaam maar zeker te verschralen en van binnen uit te hollen. En werkelijk afdoende, effectieve antwoorden op de immens sterke invloed van het secularisatieproces liggen niet zomaar voor het opscheppen, De moderne, sterk vertechnologiseerde media-samenleving gaat aan geen kerkdeur voorbij. Deze situatie schept een gunstig klimaat voor een grondig stuk bezinning. Daarvan getuigt de grote belangstelling in de V.S. voor de laatste twee boeken van David F. Wells.
Is het ook niet juist deze crisis die de westerse kerk op dit moment doormaakt, die haar opnieuw gevoelig maakt voor wat we zouden kunnen noemen: Het puriteinse ideaal, namelijk de glorie van het christenleven, een kerkelijk leven waarin God werkelijk centraal staat en de eer krijgt die Hem toekomt? Is dat ook niet dé uitdaging voor iedere christen in deze geseculariseerde tijd waarin het moderne ongelovige humanisme hoogtij viert en men ons wil doen geloven dat we nu in een 'postchristelijke tijd' zouden leven? Mijns inziens een monstrum van een term. De Schrift geeft geen ruimte voor het bestaan van zoiets als een 'postchristelijke' tijd. Is dit niet een typisch voorbeeld van modern verhullend taalgebruik? De Bijbel noemt zo'n tijd een tijd van afval. Afvallen van de levende God. In déze tijd lonkt het puriteinse ideaal: God opnieuw centraal te stellen in alle facetten van het leven. Dat is verre van eenvoudig. Het kost moeite en inspanning, maar het lóónt de moeite maar al te zeer. Het is voluit bijbels (Matt. 22:37,38) en het betekent: 'Roeien tegen de stroom in'. Maar het is tienduizend maal beter dan meegesleurd worden in de maalstroom van het van God losgeslagen moderne humanisme.
Zoals ds. H.B. Bakker het onlangs onder woorden bracht:
De puriteinen kunnen ons leren dat God meer is dan de som van onze dogmatiek en belijdenisgeschriften. Wie vraagt naar de betekenis van de puriteinen voor ons vandaag de dag, komt niet om de constatering heen dat de puriteinen diep doordrongen waren van Gods eer en grootheid. Het besef van eigen kleinheid stond daarnaast. Verootmoediging was een levensstijl, gebouwd op het vieren van Gods uitnemende heerlijkheid.4
Heel kenmerkend voor de puriteinen, en dat geldt ook voor een man als Lloyd-Jones, die men zonder meer een twintigste-eeuwse puritein kan noemen, is dat ze in alles heel consequent God centraal stelden. Juist daarom hebben ze zo'n belangrijke boodschap voor de Kerk van de 20e eeuw. Zoals al gezegd: dit is de eeuw waarin het humanisme hoogtij viert. Wanneer we zien op de erosie van op het christendom gebaseerde normen en waarden, dan wordt dit pijnlijk duidelijk. 'Moet kunnen' is de afgelopen jaren langzamerhand een gevleugeld gezegde geworden. Is de mens niet de norm en de maat van alle dingen geworden? Is God niet in een heel groot deel van de hedendaagse westerse cultuur op ongelooflijk arrogante wijze naar de zijlijn van het maatschappelijk leven verwezen? De vraag stellen is haar beantwoorden. En het geseculariseerde humanistische denken van deze tijd heeft ontegenzeggelijk ook haar weerslag op Kerk en christen-zijn. Zelfs in de Kerk dreigt de mens en zijn ervaring, zijn beleving zwaarder te gaan wegen dan God en zijn Woord. Daarom stelt Packer dan ook heel onomwonden vast dat we als christenen aan het einde van de 20e eeuw deze boodschap van de puriteinen zo broodnodig hebben. Daarom schreef Packer zijn boek Knowing God ("God leren kennen"). Als christenen hebben we het nodig opnieuw God werkelijk te leren kennen. Niet oppervlakkig, maar grondig. Het favoriete woord bij de puriteinen voor vroomheid was 'godliness'. Godliness!! Men kan niet kernachtiger duidelijk maken dat bij hen in de praktijk van het christelijke leven God centraal stond. Godliness!! Zo'n woord kun je eigenlijk niet vertalen zonder dat het aan kracht en schoonheid inboet. Maar als het dan per se moet: godsvrucht.
Grondslagen van het puriteinse ideaal
Dit alles komt natuurlijk niet zomaar uit de lucht vallen. Aan de diepgang die we aantreffen in de puriteinse geschriften en aan de onverzettelijkheid waarmee ze aan hun idealen vasthielden, moet wel een stevig fundament ten grondslag hebben gelegen. En dat lag er dan ook. Zoals al vaker gezegd is, waren de puriteinen de overtuiging toegedaan dat de Reformatie in Engeland nog niet ver genoeg was doorgevoerd. Zij wilden verder op de door de Reformatie ingeslagen weg. Ze streefden een kerk-zijn na dat waarlijk op Gods Woord was gebaseerd, vrij van alle menselijke traditie en dwang. In kerkelijke aangelegenheden erkenden zij slechts één gezag: de Bijbel, het Woord van God. Dit standpunt bracht hen geregeld in conflict met wereldlijke en kerkelijke gezagsdragers. Peter Lewis schrijft in een zeer lezenswaardig boek over de puriteinen dat het Puritanisme in wezen uit de drie volgende elementen is ontstaan: een nieuwtestamentisch model van persoonlijke vroomheid, een gezonde leer en een goed geregeld kerkelijk leven.5 En Lewis vervolgt dan met vast te stellen dat het samenspel van deze drie factoren het engelse Puritanisme zo verbazend inspirerend hebben gemaakt tot op de dag van vandaag. Het Puritanisme was geen wettisch stelsel van allerlei regels, geboden en verboden; het was een beweging die kracht gaf aan het christenleven: het was een visie, een geweldige drijvende kracht. Men was gegrepen door de schoonheid van een heilig leven en vastbesloten om dat na te jagen. En de puriteinen verwonderden zich over wat er allemaal mogelijk is in een leven waarin God in het middelpunt staat. Ze waren vervuld met geestdrift over de voldoening die zo'n leven verschaft.
Een volksbeweging; een leven voor God
Overigens was het Puritanisme een echte 'grassroots'-beweging. Het was niet beperkt tot een selecte groep intellectuele leiders. Het was een brede volksbeweging. De hoge adel en het 'gewone volk', predikanten, professoren, zakenlui en parlementsleden maakten in grote getale deel uit van deze beweging. Puriteinse prediking was wars van het hanteren van geleerde termen en taalkundige dikdoenerij. Het was praktische, begrijpelijke, vurige prediking, bij uitstek geschikt om de gewone man te bereiken en in het hart te raken. Het was in zekere zin 'recht voor zijn raap'. William Ames, een belangrijk puriteins leider en predikant, gaf ooit de volgende treffende, typisch puriteinse definitie van theologie: 'The doctrine of living to God' ('De leer van het leven voor God'). Ames had geen treffender en bondiger formulering kunnen kiezen. In deze ene zin staat eigenlijk alles wat zo kenmerkend is voor het Puritanisme. 'De leer van het leven voor God'. De puriteinse predikanten waren, op enkele uitzonderingen na, allen uitgesproken reformatorische, of, zo u wilt, calvinistische theologen. De leer, de geloofsleer of dogmatiek had een heel belangrijke plaats in hun prediking en hun geschriften. De Westminster Belijdenis, volgens velen de mooiste gereformeerde geloofsbelijdenis, kwam uit de pen van de puriteinen. De leer, het systematisch en helder formuleren van wat de Schrift onderwijst, had een grote plaats, maar was geen doel op zich. De leer was het fundament voor het 'leven voor God'. Dat was het doel: leven voor God. Een leven, volkomen aan God toegewijd. Dat was het grote puriteinse ideaal. Geen theoretisch ideaal. Nee, leven voor God - leven met God. Een praktisch geloof. Een leven waarvan God het middelpunt, het doel en het fundament is. Dit o zo diepe, maar ook zo praktische ideaal van de puriteinen heeft hun prediking en hun geschriften diepgaand beïnvloed. Er bestaat geen christelijke literatuur die tegelijkertijd zo door en door schriftuurlijk en zo praktisch en pastoraal is.
Natuurlijk waren de puriteinen niet volmaakt. En hun geschriften dus ook niet. Dat predikaat kan slechts worden toegeschreven aan God Zelf en zijn Woord. Maar we hebben als christenen wel te streven naar volmaaktheid of, zo u wilt, volkomenheid in Christus (Matt. 5:48 en Filipp. 3:12). En dit ideaal hebben de puriteinen door Gods genade dicht mogen naderen. Dat hun voorbeeld en hun nalatenschap velen van ons nog moge inspireren. We hebben het zo nodig!
1. | G. Roos, Reformatorisch Dagblad, 23 maart 1996. |
2. |
David F. Wells, No place for truth, or: Whatever happened to Evangelical theology? [Grand Rapids: Eerdmans Publishing, 1993]. In een recensie schreef het weekblad Time het volgende over dit boek van Wells: "A stinging indictment of evangelicalism's theological curruption". |
3. | David F. Wells, God in the wasteland; The reality of Truth in a world of fading dreams [Grand Rapids: Eerdmans Publishing, 1994]. In dit boek gaat Wells eveneens diep in op de achtergronden van het 'moderne-tijdsdenken' en de invloed ervan op de evangelische christenen. Met name in dit boek werkt Wells de gedachte grondig uit dat de remedie slechts te vinden is in het werkelijk weer centraal stellen van de God van de Schriften in de Kerk en in het persoonlijk christenleven. |
4. | Ds. H.A. Bakker, George Whitefield Bulletin, januari 1996. |
5. | Peter Lewis, The genius of Puritanism, [Haywards Heath, Sussex: Carey Publications, 1975], pp. 10,11. |
© 2003 George Whitefield Stichting.