Door L.J. van Valen

Wales is gedrenkt in de opwekkingsbewegingen. Er is geen land of streek waarvan de geschiedenis zo geïdentificeerd is met geestelijke herlevingen. Hierbij is vooral de originali­teit opvallend. Zeker, er zijn raakvlakken met analoge bewegingen in Engeland, maar op de keper beschouwd kennen de revivals in Wales originele wortels. Dit geldt vooral voor de opwekkingen tijdens de Great Awakening. Vóórdat de Wesleys en Whitefield hun openluchtsamenkomsten begonnen te organiseren, waren leidende figuren als Griffith Jones, Daniel Rowland en Howell Harris in Wales al met dit fenomeen bekend.

Ten opzichte van Engeland bleef Wales een achtergebleven gebied. In feite was er sprake van annexatie bij het buur­land, hoewel het in naam een koninkrijk bleef. Dit gold ook voor de Staatskerk, die zowel vóór als na de Reformatie aan het leibandje liep van Canterbury. Het purita­nisme dat in zeventiende eeuw een bloei doormaakte, had aanvankelijk weinig vat op het volk, dat merendeels in grote armoede en onwetendheid verkeerde. Door toedoen van het Engelse Lagerhuis werd in 1639 een wet aangenomen om het Evangelie in geheel Wales te gaan brengen. Bekende puriteinen van eigen geboortegrond die de taal machtig waren, zoals Walter Cradock en Vavasor Powell, fungeerden als rondreizende predikers. Zij hadden veel zegen op hun werk, maar de massa van het volk bleef in geestelijke duisternis.

Puriteins karakter

De Great Awakening, die in Wales omstreeks 1738 invloed begon te krijgen, betekende een geleidelijk veranderingsproces met vèrstrekkende gevolgen. Het was een typisch methodistische beweging zonder kerkelijke wortels. De leiders bleven wel de Anglicaanse kerk trouw, hoewel deze er alles aan deed om hen tegen te werken. Intensieve contacten met Engelse Anglicaanse predikers, zoals George Whitefield en de Wesleys, leidde tot samenwerking met de zusterbeweging in Engeland. De opwekking ademde een gezonde puriteinse spiritualiteit. De ‘societies', godsdienstige gezelschap­pen die overal werden gevormd, golden als compensatie voor de vaak levenloze preken van de Anglicanen. Er was sprake van een bijzondere, hechte band onder hen die tot het geloof gekomen waren. Ondanks een hoge mate van eigen spiritualiteit is de beweging sterk verwant aan het puritanisme. Vele werken van zeventiende-eeuwse puriteinen werden in het Welsh vertaald. Op deze wijze werd een gezonde basis gevormd voor het geestelijke leven, dat vele jaren het godsdienstig leven in het land zou gaan beheersen.

Het is kenmerkend dat de opwekkingen die op de Great Awakening volgden, dezelfde karaktertrekken vertoonden. We denken hierbij aan het werk van Thomas Charles van Bala omstreeks 1790 en dat van zijn tijdgenoten en ‘opvolgers' zoals Thomas Jones van Denbigh, Christmas Evans en John Elias. Zij waren niet allen Methodisten; sommigen behoorden tot de Baptisten en Independenten. De Methodisten zelf vormden in het begin van de negentiende eeuw een eigen denominatie, omdat zij zich binnen de Anglicaanse Kerk niet konden ontplooien en de ambten niet konden instellen.

In de eerste helft van de negentiende eeuw ontstonden vooral plaatselijke opwekkingen. De ‘59 Revival' die in geheel Groot-Brittannië en in Noord-Amerika veel effect had, was in Wales massaal. Wel was er sprake van een verminderde geestelijke diepgang. Arminiaanse invloeden waren hieraan debet, waardoor aan de puriteinse spiritualiteit schade werd toegebracht. Toch was deze opwekking velen tot grote zegen. De samenwerking tussen de verschillende kerkgenootschappen was goed. Ook de geografische spreiding was veel groter dan bij vroegere opwekkingen.

Karakteristiek van de opwekking van 1904/05

Na een aantal opwekkingen die met tussenpozen van gemiddeld tien jaar plaats hadden gevonden, kwam de bekende opwekking van 1904/05. Deze ligt zeker in het verlengde van de voorafgaande revivals, maar toch is er sprake van een wat gewijzigde spiritualiteit. Hierbij is opmerkelijk dat deze opwekking in deze eeuw de enige is gebleven en dat het verval direct daarna met rasse schreden is ingetreden. Verschillende kerkhistorici hebben getracht een analyse te maken van de gebeurtenissen in 1904, waaruit zij de oorzaken van het verval wilden afleiden. Het blijkt echter moeilijk om tot een getrouwe evaluatie te komen die tot vaststaande conclusies leidt. Het geheel is zó complex en onsamenhangend, dat het moeilijk is om door de bomen het bos te zien.

In de nasleep van de opwekking zien we een abrupte beëindiging van het grote enthousiasme dat de opwekking heeft beheerst. Eén van de belangrijkste leiders, Evan Roberts, trok zich van het toneel terug en ging in retraite. Anderen, zoals R.B. Jones en Jessie Penn Lewis hoopten nog op een krachtige nagloei, maar werden hierin zwaar teleurgesteld. Wel bleef een man als Jones jarenlang oproepen tot gebed voor opwekking. Maar toen het verval in leer en leven steeds sneller voortschreed, veranderde zijn toonhoogte tot die van scherpe kritiek en vermaning. Het contrast was zó groot geworden, dat de hoop zich steeds meer ging concentreren op de wederkomst van Christus, die aan een wereldwijde afval zou voorafgaan. Jessie Penn en Evan Roberts meenden dat de ‘opname van de gemeente' heel dichtbij was, waaruit blijkt dat zij premillennialistisch dachten. Zij profeteerden dat de ‘boze' en demonische geesten steeds meer vat zouden krijgen, ook op de gelovigen. Met het oog hierop stelden zij een boek samen dat als titel kreeg: War on the Saints ("Oorlog tegen de Heiligen"), dat nu toe verschillende malen is herdrukt.

Het revival bleef niet alleen tot Wales beperkt, maar tegelijkertijd of kort daarna werden ook bewegingen zichtbaar in Scandinavië, Korea en in enkele Afrikaanse landen. De bereisde Mrs Penn heeft verslagen bewaard van bezoeken die zij overal bracht. De internationalisering van de opwekking gaf nieuwe impulsen aan het verschraalde geestelijke leven.

Behalve de roep om opwekking die in Wales en in andere landen bleef bestaan, hadden verschillende andere stromingen de kop opgestoken, die door sommigen worden gezien als directe effecten van de opwekking. Deze hadden een geheel ander karakter dan de opwekking in Wales zelf. Het gaat hier om de Pinksterbeweging, met haar sterke nadruk op tongentaal, genezingen en profetie. In welk historisch kader moeten wij deze beweging plaatsen en hoe is de relatie hiervan tot Wales in 1904/05?

Allereerst, wanneer we studie maken van de karakteristieke kenmerken van de opwekking en deze vergelijken met vorige bewegingen, komen we tot opmerkelijke verschillen. De Great Awakening in de achttiende eeuw had in Wales een sterk puriteins karakter. Hiermee wordt niet bedoeld dat er sprake was van een afgeleide van het puritanisme, maar dat dezelfde theologie en spiritualiteit de heersende factoren waren. De rechtvaardiging door het geloof, de wedergeboorte door de Heilige Geest, de noodzaak van kennis van zonde en van genade, de strijd tussen geest en vlees, het streven naar geloofszekerheid, het onderscheiden in genadekenmerken, om enkele zaken te noemen, waren steeds terugkerende thema's die een puriteinse invulling hadden. Geen wonder dat mannen als Harris en Rowland graag teruggrepen op de zeventiende-eeuwse puriteinse schrijvers. Het is bekend dat Whitefields prediking ertoe heeft bijgedragen dat het Methodisme in Wales door de calvinistische leer beheerst werd. Aan de andere kant was er zeker bij Harris sprake van sympathie voor de arminiaanse Wesley, maar dit gold meer voor diens geestelijk leven dan voor de leer.

De opwekkingen die na de Great Awakening volgden, zoals die onder Thomas Charles van Bala (omstreeks 1790) en die van de eerste helft van de negentiende eeuw, hadden dezelfde kenmerken. Wel was het Arminianisme via de Wesleyanen in Wales doorgedrongen, maar deze stond nog maar aan de zijlijn. De opwekking van 1859 was grotendeels calvinistisch, hoewel de samenwerking met arminiaanse predikers vruchtbaar bleek. De Woordverkondiging stond centraal en de zogenaamde ‘New Measures', zoals die door Charles Finney waren ingevoerd, vonden hier weinig ingang. De bekeringen waren doorgaans bijbels; excessen en ontsporingen werden weinig gevonden. De diepte van zonde en van genade, gepaard gaande met respectievelijk intense droefheid en blijdschap, waren ook hier opvallend.

Bij de opwekking van 1904 stond de prediking echter niet zo centraal als voorheen. Er was veel aandacht voor zingen en bidden. Het geheel was weinig gestructureerd en het ontbrak vooral aan goede leiding. Evan Roberts had nagenoeg geen theologische ondergrond en liet zich gemakkelijk leiden door zijn gevoel en niet te vergeten door dromen en visioenen. Het geheel werd meer gedreven door spontane uitingen dan door de eenvoudige verkondiging van het Evangelie. De emotionaliteit was enorm en werd vooral door meeslepende gebeden en zingen geactiveerd.

De rol van Roberts en Jones na de opwekking

Omdat in de pers veel aandacht werd besteed aan de rol die Evan Roberts en zijn helpers speelden, is het logisch dat andere, minder opzienbarende symptomen onderbelicht werden. Jones handelde niet uit jaloezie wanneer hij zich kritisch over Roberts en zijn inbreng uitliet en benadrukte dat zijn eigen inbreng in de opwekking groter was dan die van Roberts en zijn helpers. Jones vervulde inderdaad een hoofdrol in het geheel, hoewel hij wat meer op de achtergrond bleef. Sommige ingewijden spreken zelfs over twee verschillende opwekkingen. Zij beschouwen de opwekking onder leiding van Roberts als een door emoties en extremiteiten beheerste beweging en de andere als een door meer bijbelse normen gekenmerkte opwekking, die daarom ook een wat bedaarder verloop had. Ontegenzeggelijk wijzen veel bewaard gebleven getuigenissen, ook die vanuit het ‘kamp' van Roberts, erop dat er sprake was van een waar geestelijk werk. De blijvende vrucht was bij velen zichtbaar, ondanks het feit dat veel anderen zich van het geloof afkeerden.

Als het over de nasleep van de opwekking gaat, spreekt Eifion Evans over een ‘militant aftermath' (‘strijdlustige nasleep'). Opvallend is dat Roberts hierin alleen op de achtergrond een rol speelde. Hij trok zich spoedig na de climax van de opwekking terug om zich na een tijd van rust geheel aan het werk als voorbidder te wijden. Ook besteedde hij aandacht aan bijzondere geestesgaven zoals ziekenzalving en profetie. Wat het laatste betreft, richtte hij zich op de gehele wereld en sprak hij vanuit de verwachting van een zeer spoedige wederkomst van Christus. Hij zag het laatste conflict tussen de satan en Christus op aarde opdoemen en drong er bij de gelovigen op aan om hierop voorbereid te zijn. Op grond van deze apocalyptische somberheid verwachtte hij geen grote bloeitijd meer vóór de wederkomst en de opname van de gemeente. Zijn visie verwoordde hij vooral in het blad Overcomer ("Overwinnaar"), dat zijn geestverwante Jessie Penn Lewis in het leven geroepen had. Zijzelf schreef daarin vooral over de kracht van het kruis en over de doop met de Heilige Geest.

De doop met de Heilige Geest was een thema dat tijdens de opwekking van 1904/05 voortdurend aan de orde kwam. Bij Penn Lewis werd deze aparte Pinksterzegen ingekaderd in een systeem van steeds toenemende heiligheid, waarvoor de gelovigen zich dienen in te zetten. Zij en Evan Roberts voelden zich verwant aan de Keswick Beweging voor ‘Higher Life' (‘Hoger Leven'), die in Wales via aparte conferenties werd gekopieerd. Ook Jones propageerde de stellingen van Keswick en velen met hem.

Jones was de man die zich voor voortgaande opwekking bleef inzetten. Hij bond de strijd aan met de Schrift­kritiek en het moderne levensgevoel, dat steeds meer om zich heen greep. Met een klein aantal medestrijders gaf hij scherpe kritiek op het afglijdingsproces dat hij onder de Calvinistic Methodists en in eigen (baptisten)kring waarnam. Ook verzette hij zich tegen de toenemende wereldgelijkvormigheid, waaronder the­aterbezoek, dans en soortgelijk amusement. Zijn wapens waren duidelijk en direct. Jones was de mili­tante propagandist voor een bijbelse opwekking, die de vinger op de zere plek wist te leggen en niets verbloemde. Zijn invloed is tot op de huidige dag merkbaar.

Een andere bekende persoonlijkheid die in de traditie van de opwekkingen wilde staan, was de Welshman David Martyn Lloyd-Jones. Afkomstig uit een liberaal methodistengezin, kwam hij tot bekering en werd hij daarna evangelist van de zogenaamde Forward-beweging, die overal evangelisatieposten stichtte. Zo deed hij veel zegenrijk werk in Port Talbot in Wales. Evenals Jones had hij veel kritiek op de veranderende theologie, die hij liberaal en onbijbels vond. In tegenstelling tot Jones greep hij terug naar de bronnen van de opwekkingsbewegingen, de puriteinen. Vanuit dit gedachtengoed gaf hij vlijmscherpe kritiek op de kerk in het algemeen. Zijn oproep tot terugkeer naar ‘de ouden paden' vond overigens maar weinig ingang, hoewel sommige collega's voor zijn koers kozen.

‘War on the Saints'

Wales was na verloop van tijd meer in de ban geraakt van de vakbondsfilosofie en het stakingsenthousiasme, dan van de opwekkingskracht. De ontkerkelijking vorderde met rasse schreden en zette zich vooral na de Tweede Wereldoorlog voort. De kern van hen die wilden teruggrijpen op de oude, rijke traditie, was zeer klein geworden. Toch werd daar de roep om revival nog gehoord. Uiteraard kwam die niet voor bij hen die gekozen had­den voor het uitzichtsloze dispensationalisme, dat gelaten ‘Gods wateren over Gods akkers' laat komen.

Een belangrijke publicatie die een rechtstreeks uitvloeisel was van de opwekking in Wales, is War on the Saints ("Oorlog tegen de Heiligen"), geschreven door Penn Lewis, met medewerking van Roberts. Het werd in onverkorte vorm in 1912 uitgegeven. Waarschijnlijk was de droevige afloop van de opwekking de directe aanleiding tot het schrijven van dit boek. Hoewel sommigen dit ontkennen, ben ik van mening dat ook de opkomst van de Pinksterbeweging aan het schrijven van dit boek heeft bijgedragen. De opkomst van de zogenaamde tongentaal en van allerlei visionaire geestesverschijnselen bracht Jessie Penn in verwarring. Ook de occulte theosofische beweging en allerlei spiritistische groeperingen zag zij als demonische verschijnselen die wezen op de toespitsing tot het laatste apocalyptische conflict. In feite is War on the Saints een waarschuwing aan de kinderen van God om zich te hoeden voor demonische machten.

In het boek wordt ook verwezen naar de afloop van de opwekking in Wales. De nasleep hiervan is in feite voor haar en voor Evan Roberts teleurstellend geweest. In plaats van dat er sprake was van een ‘voorportaal', dat toegang verschafte tot een wereldwijd ontwaken, ging het vuur binnen korte tijd als een nachtkaarsje uit. Het was voor haar vanzelfsprekend dat andere machten zich op de beweging hadden geworpen. Was het het gebrek aan waakzaamheid onder de gelovigen die tot deze droevige afloop had geleid?

De opwekking wordt als een ‘waarachtig werk van God' beschouwd, maar van de nasleep wordt gezegd dat hier een groot aantal ‘oprechte zielen' was, van wie de voeten uitgleden door boze, bovennatuurlijke krachten, die zij niet wisten te onderscheiden van het ware werk van God. En later nog dan de opwekking in Wales zijn er andere ‘bewegingen' geweest, waarbij grote aantallen serieuze dienstknechten van God werden misleid en meegesleept door de listen van bedrieglijke geesten, die de werkingen van God nabootsten....

In dit verband wordt 2 Tim. 2:26 genoemd, waarin gesproken wordt over de "strik des duivels". Het is duidelijk dat de schrijvers duiden op "boze demonische geesten" die de opwekking "blokkeerden en verhinderden".

De Heilige Geest is nog met hen die tijdens de laatste opwekkingen in de Geest werden gedoopt. De fout ten tijde van de opwekking in Wales in 1904 was, dat men bezig was met de effecten van opwekking, in plaats van te waken en te bidden voor bescherming en waakzaamheid voor wat betreft de opwekking zelf.

Waar en vals

Wat bedoelen Jessie Penn Lewis en Evan Roberts precies? Zij spreken over het "nabootsend werk van de satan die op de opwekking volgde...". Kennelijk was men in de Geest begonnen en met het vlees geëindigd en wel zodanig dat ruimte gegeven werd voor demonische machten! Op welke wijze en met welke symptomen zich deze nabootsing manifesteerde, wordt niet geheel duidelijk. Tussen de regels door wordt het vermoeden bevestigd dat Jessie Penn doelt op de opkomende Pinksterbeweging. Zonder deze beweging geheel een duivelse uiting te noemen, ziet zij elementen die wijzen op demonie. Opmerkelijk is dat zij deze geest juist in kinderen van God waarneemt, die tijdens de opwekking een bijzondere Pinksterzegen ontvangen hadden! Deze zegen omschrijft zij als de ‘doop met de Heilige Geest', die ook in de Pinksterbeweging zo'n nadruk krijgt. Maar de kritiek die zij op deze nieuwe geestelijke orde heeft, is dat de meerwaarde van geestesgaven verabsoluteerd wordt, ja zelfs boven de doop met de Geest wordt gesteld.

Jessie Penn wil met ernst waarschuwen tegen het gevaar dat dreigt, wanneer gelovigen zich geheel overgeven aan de Heilige Geest. Zij ziet als belangrijkste gevaar dat men hierbij zijn zelfbeheersing verliest en ook andere geesten toelaat! Zo wordt de bijzondere geesteservaring een invalspoort voor de duivel. In dit verband spreekt zij zelfs van ‘nieuw spiritisme'.

Maar welke symptomen wil zij onder de noemer van het ‘nieuwe spiritisme' brengen? Het is duidelijk dat zij de geestesgaven (waaronder tongentaal) op zich niet afwijst, maar wel brengt ze ontsporingen onder de aandacht die wijzen op satanische beïnvloeding van de menselijke geest. Haar boek waarschuwt voor­al tegen allerlei visionaire en lichamelijke gewaar­wor­dingen die eindigen in zelfbespiegeling en -ver­heerlij­king. Satan kan zich als een engel des lichts voordoen en "valse gaven van profetie, tongen, genezingen en andere geestelijke ervaringen geven die lijken op het werk van de Heilige Geest".

Ondanks het feit dat zij geen vernietigend oordeel over de Pinksterbeweging geeft, blijkt duidelijk dat zij wel grote kritiek heeft op deze beweging. Haar voorzichtige conclusie is, dat deze in haar ogen spirituele vervorming heeft bijgedragen aan de droevige afloop van de opwekkingsbeweging. Zij is van mening dat de onbeheerste ervaringen tekort doen aan het gezag van Gods Woord. De christenheid heeft deze satanische beproeving niet weerstaan, maar aan deze ‘wildgroei' toegegeven.

Haar analyse is zonder meer scherp te noemen, alhoewel haar een zekere wijze van speculatieve benadering niet kan worden ontzegd. Soms bedient zij zich meer van psychologische syllogismen dan van bijbelse argumenten, waardoor haar analyse hier en daar wat ondoorzichtig wordt. Het is opmerkelijk dat de tegenpartij haar niet van grondige repliek gediend heeft. Ook is het merkwaardig dat haar waarschuwingen door de meesten in de wind geslagen zijn. De waarde die gehecht wordt aan buitenbijbelse openbaringen, soms geheel in strijd met de essentie van de Godsopenbaring, heeft tot op heden desastreuze gevolgen gehad. Wanneer opwekkingen slechts beheerst worden door excentrieke symptomen en geen vernieuwend effect hebben, mag aan het waarheidsgehalte hiervan worden getwijfeld.

De door Jessie Penn beschreven verschijnselen zijn niet nieuw. Ook tijdens de Great Awakening kwamen ze voor, met dien verstande dat de leiders hierbij corrigerend en zuiverend optraden. Bij een door bijbelse normen beheerste opwekking spelen zij slechts een ondergeschikte rol. Maar wanneer deze criteria worden losgelaten, vervagen de grenzen en worden zij zelfs in de richting van geestdrijverij overschreden.

Baken in zee

Ik ben van mening dat de heersende theologie bij de opwekking in Wales deze ontsporingen in de hand gewerkt heeft. De basis van vroegere bewegingen die een puriteins karakter hadden, was in feite losgelaten. De Woordverkondiging werd ondergewaardeerd ten gunste van zang, muziek en emotionaliteit. Door gebrek aan leiding konden ontsporingen niet uitblijven. Ook Jessie Penn Lewis en Evan Roberts hebben zich hieraan schuldig gemaakt door de doop met en de gaven van de Geest tot op zekere hoogte te verabsoluteren, hoewel zij het kruis van Golgotha als basis en uitgangspunt namen. Deze christocentrische lijn, die zoveel zegen heeft verspreid, loopt dwars door de verwarring tijdens het opwekkingswerk heen. Toen deze lijn werd losgelaten, ontstond er ruimte voor namaakgodsdienst. Niet voor niets dichtte een predikant uit de vorige eeuw: "En waar Hij neemt het ‘zijn', wat geeft Hij dan: de ‘schijn'". In dit opzicht is de nasleep van de opwekking in Wales een baken in zee!
 


Literatuur: 

Eifion Evans, The Welsh Revival of 1904 [Bridgend: Evangelical Press of Wales, 1984].
Brynmor Pierce Jones, The King's Champions, Revival and Reaction 1905-1935 [Gwent: Publ. B.P. Jones, 1986].
Jessie Penn Lewis, The Awakening in Wales (and some of the hidden springs) [Dorset: The Overcomer Literature Trust, n.y.].
Brynmor Pierce Jones, An Instrument of Revival, The Complete Life of Evan Roberts 1878-1951 [South Plainfield: Bridge Publishing, 1995].
Brynmor Pierce Jones, The Trials and Triumphs of Jessie Penn-Lewis [North Brunswick (U.S.A.): Bridge Logos, 1997].
Mary N. Garrard, Mrs. Penn-Lewis, A Memoir [London: The Overcomer Book Room, 1930].
Jessie Penn Lewis with Evan Roberts, War on the Saints [Erith: ‘Diasozo Trust', 1987].
J.W. Maris, Geloof en ervaring van Wesley tot de pinksterbeweging [Leiden: Uitgeverij J.J. Groen, 1992].


© 1998 George Whitefield Stichting