Door D.M. Lloyd-Jones


Elke Pinksterzondag worden christenen eraan herinnerd, dat de Pinksterdag een historisch feit is, evenzeer als Christus' geboorte, Zijn wonderen, Zijn kruisdood, Zijn (letterlijke lichamelijke) opstanding en Zijn hemelvaart. Dit moet in deze tijd meer dan ooit benadrukt worden - het Evangelie en onze zaligheid is niet simpel een leerstellig iets of een filosofie, maar in de eerste plaats een opeenvolging van daden die een betekenis en doel hebben. We mogen de geschiedkundige betrouwbaarheid van deze zaken nooit uit het oog verliezen.

Wat we in Handelingen 2 lezen is dus een letterlijke beschrijving van wat er gebeurd is. Lukas was in de eerste plaats geschiedschrijver en het ging er bij hem om aan Theofilus, aan wie hij zijn Evangelie reeds geschreven had, nader verslag te doen van de voorgaande daden en handelingen van de Heere Jezus Christus; hier spreekt hij over iets dat uitsluitend tot het terrein van de geschiedenis behoort.

In Handelingen 2 staat duidelijk vermeld dat de jonge kerk met de Heilige Geest gedoopt was. Denk in dat verband aan wat er in het Oude Testament beloofd was en ook aan dat grote thema in Johannes 1 vers 26 en 33; in zekere zin ook aan de prediking van Johannes de Doper: "Ik ben de Christus niet. Ik doop met water. Er is Iemand anders. U kent Hem niet. Er was een tijd dat ik Hem niet kende, maar Degene Die mij uitzond om te dopen (met andere woorden: God) riep mij en gaf mij mijn opdracht. Hij zei tegen mij: "Op Welken gij den Heiligen Geest zult zien nederdalen, en op Hem blijven, Deze is het, die met den Heiligen Geest doopt.""

Onze Heere Zelf herhaalt dit en zegt tegen de discipelen dat ze in Jeruzalem moeten blijven; ze mogen nog niet beginnen met het werk waartoe Hij hun reeds opdracht had gegeven; ze moeten wachten totdat ze met de Heilige Geest gedoopt zullen worden. In Handelingen 2 lezen we dat hetgeen al zo lang was voorspeld, letterlijk en werkelijk in vervulling gaat.

Wat heeft dat voor ons te betekenen? Wat doen we eigenlijk wanneer we het Pinksterfeest vieren? Is dit slechts een herinnering aan iets dat eens gebeurd is? Kijken we alleen maar terug op een geweldig, historisch feit? Is dat alles? Of betekent het meer? Heeft het voor ons een grotere en diepere betekenis?

Ons antwoord op deze vragen wordt geheel bepaald door onze opvatting over het leerstuk met betrekking tot de doop met de Heilige Geest. Dat is in deze tijd voor de christelijke kerk, zoals we gezien hebben, de meeste dringende, wezenlijke en overheersende zaak. Helaas zijn de meningen over het leerstuk van de Heilige Geest en Zijn werk verdeeld.

Afgezien van dit enkele punt zijn mensen met een evangelische opvatting het met elkaar zo goed als eens als het gaat over het leerstuk van de Persoon en het werk van de Heilige Geest. Ze stemmen in met Zijn handelen in de schepping, met Zijn plaats in de gezegende Heilige Drieëenheid, met Zijn werkingen in mensen aan wie Hij gaven geeft om bepaalde opdrachten te vervullen, zoals u dat in het Oude Testament beschreven vindt - we denken aan de Profeten, aan sommige mensen die in de tempel werken, zoals Bezaleël, enzovoort. Daar denken ze allemaal hetzelfde over.

Ze zijn het ook met elkaar eens over Zijn werking met betrekking tot de Heere Jezus Christus Zelf; hoe de Heilige Geest op Hem kwam en Hem bekwaam maakte om te preken en zijn werk te doen, zolang Hij hier op aarde was. Ze zijn het eens over Zijn werkzaamheid bij het sterven en opstaan van onze Heere, over het werk van de Heilige Geest in het overtuigen van mensen van zonde en over Zijn heerlijk en machtig handelen bij het werk der wedergeboorte. Ze zijn het in het algemeen ook min of meer eens over Zijn werk in de Heiligmaking, al is hier wel sprake van enig verschil. Maar ik wil bewijzen dat er in grote lijnen overeenstemming is met dat belangrijke leerstuk van de Geest en Zijn werk; als het echter over de doop met de Geest gaat, wijken de meningen af en is er onenigheid. Wat is dus de betekenis van wat er op de Pinksterdag gebeurde?

Hierover zijn gewoonlijk twee opvattingen (we hoeven ons niet druk te maken over minder belangrijke meningsverschillen); de eerste opvatting is, zoals we gezien hebben, deze: op de Pinksterdag ontstond in feite de christelijke kerk. Hieruit volgt dus, zo zegt men, dat dit een eenmalig gebeuren is. Dat herhaalt zich nooit meer en we kunnen niets anders doen dan op deze unieke gebeurtenis terugzien.

Deze opvatting geeft nogal wat verwarring, maar ik probeer u de volgens mij meest gangbare opvatting te geven. Verder zeggen ze dat wanneer er vanaf die tijd en vooral vanaf de gebeurtenis in het huisgezin van Cornelius (zoals in Handelingen 10 staat vermeld) een mens wedergeboren wordt, hij tegelijkertijd door de Geest gedoopt wordt tot het lichaam van Christus en deel krijgt aan dit ene lichaam dat op de Pinksterdag gevormd werd. Ik zeg met nadruk dat dit zo is, nadat er in het huisgezin van Cornelius iets was gebeurd, en wel daarom: natuurlijk komen ze in moeilijkheden als het gaat over het volk van Samaria, zoals in Handelingen 8 wordt beschreven, en ook in het geval van het huisgezin van Cornelius viel de Geest, terwijl Petrus nog tot hen sprak.

Blijkbaar vonden wedergeboorte en de doop met de Geest op hetzelfde moment plaats. Aan het gebeuren met de Efeziërs in Handelingen 19 vers 1 tot 17 moeten ze stilzwijgend voorbijgaan.

Gewoonlijk zegt men: "Dit is een maatstaf geworden. Het geval van de discipelen was duidelijk uniek en bijzonder. Maar nu is vanaf die tijd de doop met de Heilige Geest een gebeurtenis die ongeveer gelijk staat aan de wedergeboorte, en op hetzelfde moment plaatsvindt."

De wedergeborene is dus iemand die de doop ontvangen heeft, de Heilige Geest ontvangen heeft en alles wat de christen maar kan ontvangen, ontvangen heeft. Dus, zo zegt men, hij hoeft niets anders te doen dan in de Geest te leven en te wandelen. Hij moet naar niets anders uitzien en niets anders verlangen.

Maar het is natuurlijk wel mogelijk - helaas - dat de christen, die zo gedoopt en vervuld is met de Geest, daarvan afvalt. Hij kan in zonde vallen, verslappen, terugvallen en als dat zo is, zal hij deze zegen verliezen. Hij bedroeft en blust de Geest uit; zo kan hij de Geest beledigen. De Geest verlaat hem niet en woont nog steeds in hem, maar omdat hij de Geest heeft bedroefd, ervaart hij niet de genadige invloeden van de Geest. Wat moet hij doen? Wel, zegt men, hij moet dit beseffen, hij moet zich bekeren, zich opnieuw overgeven en leven in gehoorzaamheid aan de Geest, Die in hem is. Als hij dat doet, zal hij terugkrijgen wat hij kwijt is geraakt en hij zal zijn weg met blijdschap en verheuging vervolgen.

Dat is de meest voorkomende, meest populaire en algemene opvatting onder evangelische christenen, als het gaat om de betekenis van de doop met de Geest. Deze leer heeft een belangrijke en interessante consequentie, die ik hier wil benadrukken. Een dergelijke leer spreekt zelden - of nooit - over een opwekking. Ze is daarin niet geïnteresseerd en vanzelfsprekend kan dat ook niet. In die leer is geen ruimte voor een opwekking. Ik heb het al sinds jaren tot een gewoonte gemaakt om telkens wanneer ik een boek zie over het leerstuk van de Heilige Geest (dat ik nooit eerder gezien heb) eerst naar de inhoud te kijken. Ik zoek dan naar het woord "opwekking" en ik vind het niet.

Ik kan u aanbevelen dat ook te doen. Het is interessant. Kijk de boeken eens in die in deze eeuw zijn verschenen over de Persoon en het werk van de Heilige Geest en let er eens op of er een gedeelte, een hoofdstuk aan een opwekking is gewijd; u zult het niet tegenkomen. Natuurlijk klopt dat volledig. Men heeft het eruit gelaten, het is onmogelijk dat daar plaats voor zou zijn ingeruimd. Als gevolg daarvan is in deze eeuw de houding en het standpunt als volgt en gaat men zo te werk: als het allemaal niet zo goed gaat, spoort men de mensen niet aan om te bidden voor een opwekking, maar neemt men het besluit om een evangelisatiecampagne te houden; men organiseert er een en vervolgens vraagt men God om een zegen hierover. Dat is de oplossing. Dat is zo ongeveer het patroon geworden. Men doet er alles voor om mensen met het evangelie in aanraking te brengen en tijdens deze bijeenkomsten en campagnes komen ze tot bekering; men gelooft dat als ze geloven en gehoor geven, ze wedergeboren en met de Geest gedoopt zijn, en nu rest hen alleen nog te leren hoe ze zich moeten blijven overgeven, hoe ze moeten blijven gehoorzamen, hoe ze de Geest, Die in hen is komen wonen in al Zijn volheid, volledig bezit van hen moeten laten nemen.

Dat is de inhoud van de evangelische leer: bekering, wedergeboorte, en verder onderwijs met betrekking tot de heiligmaking. Het zal u wel opgevallen zijn dat de nadruk steeds valt op wat wij doen, wij hebben alles in handen. Verder valt er niets te verwachten; het is alleen maar een kwestie van onze overgave en gehoorzaamheid. Al onze pogingen moeten daarop gericht zijn, er wordt op de wil dwang uitgeoefend; zowel bij de eerste beslissing, als bij de overgave.

Maar er is nog een opvatting en wel de oude, reformatorische opvatting. Ik noem dat zo omdat ik het nu zuiver historisch benader. De opvatting waarover ik gesproken heb is nog geen honderd jaar oud, maar daarvoor was er (en is er nog steeds) ook deze andere visie, die de eeuwen door in de kerk bestaat. Laat ik het zo zeggen: volgens deze tweede opvatting werd de kerk op het Pinksterfeest met de Heilige Geest gedoopt, zoals onze Heere had beloofd en door anderen was voorzegd - het was een doop met kracht, want de kerk was al gevormd; we hebben hier al eerder over gesproken, maar ik wil u alleen maar de loop der gebeurtenissen in herinnering brengen. Deze mensen waren wedergeboren. Onze Heere sprak tegen hen: "Nu zijt gij rein door het Woord dat Ik tegen u gesproken heb" en Hij bad tot Zijn Vader: "Ik bid voor hen. Ik bid niet voor de wereld..." Deze en vele andere uitspraken in het Evangelie bevestigen dat ze allemaal wedergeboren waren. U weet wel dat de kerk in de opperzaal gesticht werd, toen onze Heere de adem van de Heilige Geest op de discipelen bracht en hun volmacht gaf de zonde te vergeven. En op de Pinksterdag schonk de Heere, volgens Zijn belofte aan de kerk, deze kracht: "Gij zult kracht ontvangen."

Vóór die tijd zien we hen in overeenstemming met Zijn bevel wachten, volhardend wachten, volhar-dende in de gebeden en dan vindt op de Pinksterdag plotseling deze geweldige gebeurtenis plaats. Ze waren daar eendrachtig bijeen en "er geschiedde haastiglijk uit de hemel een geluid als van een geweldig gedreven wind en vervulde het gehele huis waar ze zaten."

Dit was een doop met kracht en met vuur! En waar valt de nadruk op: niet op een of ander verborgen werk van de Geest, in het diepst van de ziel , maar op de Geest Die op de bijeengekomen kerk "viel", Die op haar "neerdaalde", Die op haar "uitgestort" werd. Dat zijn de woorden die gebruikt worden en dat is precies wat er gebeurde. Alleen al het geluid van een geweldig gedreven wind benadrukt dit "gegeven worden". Het is geen "verborgen" werk, zoals de wedergeboorte. Nee, het is een kracht die op de kerk komt, die het bijeengekomen gezelschap bewust ondergaat; men merkt dat men vervuld is met kracht en gezag, met verzekerdheid en met een gevoel van vreugde. Dat is het werk van de opgestane Heere.

God had tegen Johannes de Doper gezegd: "Op Wie u de Heilige Geest zult zien nederdalen en op Hem blijven - is Degene Die het zal doen." Hij is degene Die het deed. Hij zei "dat Hij het zou doen" en Hij deed het ook.

Ik stel nogmaals de vraag: was dit daarom een eenmalig gebeuren? Het antwoord is dat het eens en voorgoed was, maar slechts in één opzicht, nl. dat het de eerste keer was dat het gebeurde; in geen enkel ander opzicht heeft dit eens en voorgoed plaatsgevonden en ik zal dat proberen te bewijzen. Als iets voor de eerste keer gebeurt, kan dat niet meer overgedaan worden. Wel kan men zeggen wat er die eerste keer gebeurde. Ik beklom voor de eerste keer de preekstoel van de Westminster Chapel op de laatste zondagmorgen van het jaar 1935. Dat bijzondere moment kan ik niet overdoen, maar ik heb honderden keren daarna hetzelfde gedaan.

We kunnen bewijzen dat wat op Pinksteren gebeurde echt heeft plaatsgevonden. Hoor maar: we lezen dat die mensen op die dag "allen vervuld werden met de Heilige Geest". Dat is de uitdrukking die gebruikt wordt. "En van hen werden gezien verdeelde tongen als van vuur en het zat op een ieder van hen, en zij werden allen vervuld met de Heilige Geest en begonnen te spreken met andere talen" - en wat er verder volgt.

Als we naar Handelingen 4 gaan, lezen we dat Petrus en Johannes gevangen genomen waren omdat ze een wonder hadden verricht aan de man die aan de deur van de tempel, genaamd de Schone, zat. Ze werden voorgeleid, maar de autoriteiten besloten dat ze hen deze keer zouden loslaten en gelastten hun nadrukkelijk: "ganselijk niet te spreken noch te leren in den Naam van Jezus..." En als zij nog meer gedreigd hadden lieten zij hen gaan, "niets vindende hoe zij hen straffen zouden, om des volks wil."

U weet dat Petrus en Johannes weer naar de hunnen gingen, naar de kerk, en verkondigden alles wat met hen gebeurd was. En toen de kerk het hoorde "hieven zij eendrachtiglijk hun stem op tot God" en begonnen te bidden. Ze baden natuurlijk dat God de bedreigingen van hun vijanden zou zien. "En nu dan, Heere, zie op hun dreigingen, en geef uw dienstknechten met alle vrijmoedigheid Uw Woord te spreken, daarin, dat Gij Uw hand uitstrekt tot genezing, en dat tekenen en wonderen geschieden door de Naam van Uw heilig Kind Jezus." En wat staat er dan: "En als zij gebeden hadden, werd de plaats, in welke zij vergaderd waren, bewogen en zij werden allen vervuld met den Heiligen Geest, en spraken het Woord Gods met vrijmoedigheid." Precies hetzelfde als er op de Pinksterdag gebeurde! Dezelfde mensen!

Zie ook hier weer het: "de plaats werd bewogen". Dit is iets dat buiten hen om gebeurt. Ze gaven zich zomaar niet over. Dat was nergens voor nodig, ze waren niet ongehoorzaam geweest, maar zeer gehoorzaam. Ze hadden voor deze autoriteiten en gezagsdragers een heerlijk getuigenis afgelegd; zonder enige aarzeling hadden ze tegen hen gezegd: "Oordeelt gij, of het recht is voor God, ulieden meer te horen dan God. Want wij kunnen niet laten te spreken hetgeen wij gezien en gehoord hebben." Ze hadden vrijmoedig getuigd en toch merkten ze hier dat ze iets meer nodig hadden; ze bidden en God antwoordt; de plaats wordt bewogen en de Geest daalt op hen neer.

Het bewegen van het gebouw komt overeen met het geluid van de "geweldig gedreven wind" en ze worden allen met de Geest vervuld. Het gevolg is hetzelfde: "Ze spraken het Woord Gods met vrijmoedigheid," en verderop: "En de apostelen gaven met grote kracht getuigenis van de opstanding des Heeren Jezus; en er was grote genade over hen allen."

Ik vraag u om voor uzelf eens te lezen wat er in Samaria gebeurde (hoofdstuk 8); ook wat er in het huisgezin van Cornelius plaatsvond (hoofdstuk 15). We hebben deze geschiedenis al uitvoerig besproken. Er wordt niet gezegd dat er iets in het verborgen (in hun ziel) plaatsvond dat tot de wedergeboorte leidde. Dat gebeurde natuurlijk wel, maar bovendien "viel" de Heilige Geest en u herinnert zich wel hoe Petrus en degenen die met hem meegekomen waren, zagen dat er met deze heidenen precies hetzelfde was gebeurd als met de apostelen en anderen op de Pinksterdag.

Dit is het bewijs zoals we dat in Handelingen vinden - maar zie ook de geschiedenis van de kerk - en die maakt de zaak voor mij zo belangrijk. De loop van de geschiedenis van de kerk is ongeveer zo: ze ontstaat op de Pinksterdag, maar na een tijd schijnt ze veel van haar kracht verloren te hebben en gaat er vrijwel niets meer van haar uit; dan neemt ze weer in kracht toe. Hoe verklaren we dat?

Wel, de kerk is de wereld gelijkvormig geworden, ze is haar ware aard en positie vergeten; ze wordt in beslag genomen door Griekse filosofie en Romeins recht. Een man als Constantijn besloot uit politieke overwegingen het Rijk in de kerk te brengen, omdat dit hem in zekere opzichten voordelen opleverde - en de kerk werd een instituut. Wat gebeurt er dan? U zult zien dat er mensen zijn die zich bezorgd, verontrust en ongelukkig gaan voelen, en zeggen: "We hebben de doop van de Heilige Geest opnieuw nodig, we moeten Gods aangezicht zoeken." Ze doen al het mogelijke; ze bekeren zich en betonen gehoorzaamheid; ze proberen in het geloof verder te leven, in een leven van overgave aan de Geest en dat doen ze welgemeend. Maar er gebeurt niets. En toch gaan ze maar door en zijn bijna de wanhoop nabij. En dan gebeurt er plotseling iets, vaak als ze het helemaal niet meer verwachten. Wanneer ze op de rand van algehele vertwijfeling verkeren, valt de Heilige Geest opnieuw en onverwachts op een vergadering van mensen.

Het is in één woord heerlijk om te lezen wat er over deze gebeurtenissen vermeld staat. Soms hebben de schrijvers genoteerd dat ze werkelijk een geluid hoorden, alsof er opnieuw een geweldig, gedreven wind was. Niet altijd, maar steeds zijn ze zich bewust van iets dat aanwezig is en van een kracht; er is iets op hen gekomen, ze hebben iets ervaren en ze worden boven zichzelf en boven de tijd uitgetild. Ze weten nauwelijks waar ze zijn en er vindt iets bijzonders plaats. Ik heb het niet over het spreken in tongen, maar over vreugde en overgave en dat kan zo overweldigen dat mensen zelfs flauwvallen en buiten bewustzijn geraken, men gaat met grote kracht, vrijmoedigheid en gezag preken en dat noemt men een opwekking.

Dat heeft door de eeuwen heen in de kerk plaatsgevonden en met nadruk zeg ik dat dit altijd een daad van God is en niet van de mens. De mens heeft alles gedaan. Hij heeft zich overgegeven, maar er gebeurt niets. Hij kan gebedsavonden organiseren en elke avond bidden - toch gebeurt er niets. Maar dan gebeurt er plotseling iets, niemand begrijpt het en niemand kan het verklaren. Er is slechts één uitleg, het is opnieuw God; Hij is Degene Die de Heilige Geest op de jonge kerk uitstortte. Degene Die de Geest op het gebouw deed komen, zodat de muren bewogen. Het is God Die het toen deed, Die het opnieuw doet en dit door de eeuwen heen door is blijven doen.

Mijn beste vrienden, als u de kerkgeschiedenis leest kunt u slechts tot één conclusie komen: dit is Gods wijze van handelen geweest om de kerk in stand te houden. De christelijke kerk zou er al eeuwen geleden niet meer geweest zijn, ware het niet dat er opwekkingen zijn geweest. Dit is de juiste betekenis van het woord "opwekking". Het is God Die Zijn Geest uitstort op een vergaderde kerk of groep mensen; zelfs op veel kerken of landen tegelijk. Wat Hij aan het begin gedaan heeft, heeft Hij opnieuw gedaan. Wanneer het leven geweken is, heeft Hij weer nieuw leven ingeblazen; wanneer de kracht weg is, hernieuwt Hij deze. Dat is de geschiedenis van de christelijke kerk, vanaf de eerste eeuw tot aan vandaag.

Laat ik u hiervan enkele voorbeelden geven; in de tweede eeuw gebeurde er ongeveer dit. De kerk werd helemaal in beslag genomen door de Griekse filosofie en ze deed er alles aan om maar te laten zien dat ze helemaal geen bijzondere leer had, zodat de geloofsverdedigers die toen de scepter zwaaiden, zich door die opvatting lieten leiden. Het gevolg was dat er geen leven en kracht meer van haar uitging. Sommige mensen beseften dat en begonnen Gods aangezicht te zoeken en God antwoordde.

Ik heb het nu over wat Montanisme genoemd wordt. Ik weet dat er uitwassen waren en dat er op sommige punten fouten waren, maar in ieder geval was de kerk weer tot leven gekomen en had ze weer kracht. Een van de grootste intellectuelen en genieën uit de kerkgeschiedenis - Tertulianus - trad tot die beweging toe toen hij zag dat dit een nieuwtestamentische ervaring was die niet in de vormelijke, dode kerk plaatsvond.

Hiervan is nog een voorbeeld te vinden in Noord-Afrika, in de derde eeuw: de Donatisten Beweging, die in opstand kwam tegen de vormelijkheid die de kerk binnengekomen was toen Constantijn en het Romeinse Rijk tot het christelijk geloof overgegaan waren. Natuurlijk moest men daar niets van hebben. De kerk hekelt altijd elke opwekking. Zowel de Montanisten als de Donatisten werden door de kerk veroordeeld, zoals de Methodisten tweehonderd jaar geleden, en zo worden ook mensen die met de Geest vervuld zijn bijna altijd veroordeeld door een dode kerk waar alles er vormelijk aan toegaat. Ook in de Middeleeuwen komen we dat onder verschillende mensen tegen - God bezoekt en zegent hen. In de Middeleeuwen waren er opwekkingen in het zuiden van Frankrijk, onder de kerk van de Waldenzen (in Noord-Italië), in de Broeders des Gemenen Levens in Duitsland en delen van Holland; dit speelde allemaal vóór de Reformatie. En ook de Reformatie zelf was ongetwijfeld een opwekking. Iemand als Hugh Latimer, die gewoonlijk in St. Paul's Cross preekte, was duidelijk vervuld met de Geest en preekte op apostolische wijze; zo waren er nog meer. Ook in de zeventiende eeuw waren er opmerkelijke bewegingen, we denken dan aan plaatselijke opwekkingen in Noord-Ierland en in delen van Schotland.

Ik heb u al herinnerd aan die geweldige gebeurtenis te Kirk-o'Shotts, toen John Livingstone preekte en juist die ene preek hield die tot veler bekering leidde. De Geest kwam op hen neer; een herhaling van Pinksteren. Natuurlijk weet iedereen dat er in de achttiende eeuw in de Verenigde Staten en in Northampton, in ons land een opwekking plaatsvond onder de bediening van Jonathan Edwards, een hoogstaande, geniale man. Lees het verslag dat hij erover schreef. Dan weet u wat een opwekking is. De Geest komt dan neer, de mens heeft dit niet in handen en niet hij beslist om zich over te geven en te gehoorzamen; nee! absoluut niet. Dat hebben mensen wel gedaan en toch gebeurde er niets. Maar dan doet God iets: God zendt Zijn Geest en bezoekt hen. Dat is een opwekking. Ditzelfde gebeurde ook in het land onder de bediening van Whitefield en de Wesleys, en in Wales onder Daniel Rowland en Howell Harris. In al die gevallen moet u goed op het niet voorbereide karakter letten, hoe onverwachts het gebeurde - wanneer niemand het verwachtte. Daniel Rowland, bijvoorbeeld, verkeerde al maanden in moeilijkheden. Uiteindelijk mocht hij de Waarheid geloven. Hij was jaren predikant geweest zonder dat hij Die geloofde, maar toen werd het anders en probeerde hij de rechtvaardigmaking door het geloof te preken; toen voelde hij nog niets. Maar op een zondagmorgen las hij in zijn kerkje, tijdens een avondmaalsbediening, de betreffende liturgie, tot hij bij de woorden over "Christus' dierbaar bloed" kwam. Terwijl hij die woorden las, viel de Heilige Geest op hem en op de gemeente. Hij weende, hij stortte in en er ontstond een opwekking. Kijk ook eens naar de vorige eeuw, de negentiende eeuw. Heeft u ooit gelezen over de grote opwekking in de Verenigde Staten, in 1857 (die doorging tot 1859)? Over de bidstond, die maar door weinig mensen bezocht werd, en waarmee een man in de Fulton Street, in New York City, begon en hoe er maanden lang gebeden werd zonder dat er iets gebeurde? De mensen gaven zich helemaal over - toch gebeurde er niets. Maar toen gebeurde er wel wat: Bij God van-daan! Het is altijd God Die het doet. De Geest wordt altijd "uitgegoten", altijd "uitgestort". Hij "valt" altijd op mensen. En dan is er de grootste opwekking in de geschiedenis van de christelijke kerk. Die beperkte zich niet tot één plaats - ze begon in Ulster in 1858, in Wales in 1859, en vervolgens in het hele land. Een verbazingwekkende, geweldige zaak.

U kunt deze verslagen zelf lezen. U vindt ze niet in boeken die in de twintigste eeuw over de Heilige Geest zijn geschreven, maar wel in die van de negentiende en achttiende eeuw; daarin zult u ze aantreffen. Koop een boek, zoals dat van Spurgeon, over opwekkingsgeschiedenissen.

In 1904 en 1905 gebeurde hetzelfde in Wales; in 1906 in Korea; en nog recenter, in de vijftiger jaren in de Congo. Er zijn verschillende opwekkingen geweest op het eiland Lewis; niet alleen de opwekking in verband met de predikant Duncan Campbell, maar eerder. Dat is de geschiedenis van de christelijke kerk, de eeuwen door. Ik wil hiermee alleen maar aantonen dat dit een herhaling van Pinksteren is. De kerk wacht: God Die Zijn Geest op de kerk doet neerdalen.

U begrijpt nu wel hoe belangrijk het leerstuk van de doop met de Heilige Geest is. Het is enkel deze waarheid die ons enige hoop geeft in deze tijd. Dit moeten we leren. Wat moet de kerk doen? Wel, ze moet zich blijven overgeven en ze moet blijven gehoorzamen; dat is haar opdracht. Maar o, als we het daarbij zouden moeten laten, zou ik wanhopig worden; ik zou geen hoop hebben. Ik ken mensen (predikanten) die dit al twintig jaar en langer leren en hun kerkgangers proberen te overtuigen dat te doen. Ze hebben gehoorzaamd, ze hebben een offer gebracht, ze hebben zich overgegeven, ze hebben elke morgen om zeven uur speciale bidstonden gehouden; dat gaat nu al jaren zo en toch is er tot dusver niets gebeurd. U ziet wel, als het allemaal van ons afhing, wat kunnen we dan verwachten?

Maar de boodschap van Pinksteren is dat wat God gedaan heeft, Hij nog steeds kan doen. Dit is iets wat God de eeuwen door herhaald heeft, maar de kerk moet eerst haar zwakheid, haar krachteloosheid beseffen, leren dat de kracht altijd van God komt en niet van de mens.

Er is niets zo ongelukkig als wanneer een mens op zijn eigen kunnen vertrouwt, om een oplossing te zoeken voor de toestand waarin de kerk verkeert. De eerste stap is ervan doordrongen te zijn dat als de mens alles heeft gedaan, hij in zekere zin niets heeft gedaan. Hij kan het middel zijn tot bekering van een aantal mensen; daar mogen we God voor danken en dat gebeurt nog, elke zondag.

Maar vandaag is de nood veel groter. Wat we vandaag nodig hebben is een bevestiging van God, van het bovennatuurlijke, van het geestelijke, van het eeuwige, en dat kan alleen als God in Zijn genade onze roep beantwoordt en Zijn Geest op ons opnieuw uitstort; ons vervult zoals Hij de jonge kerk bleef vervullen. Op de Pinksterdag zien we mensen die vervuld werden en enkele dagen later bewoog het gebouw en werd het opnieuw vervuld. In opwekkingstijden is God de kerk blijven vervullen. Dat is het meest dringend nodig en dat is onze enige hoop.

Maar u moet wel geloven dat dit ook mogelijk is! Als uw leerstuk van de Heilige Geest geen enkele ruimte laat voor een opwekking, kunt u dit soort zaken ook niet verwachten. Als u zegt dat de doop met de Geest op Pinksteren een eenmalige gebeurtenis was en dat die wedergeboren zijn daar alleen deelgenoot van worden gemaakt, is er geen ruimte voor dat onbevooroordeeld komen, voor deze herhaling, voor de Heilige Geest Die met kracht en gezag op de kerk "valt".

Maar Gode zij dank is er wel ruimte voor! De Schrift en de lange geschiedenis van de christelijke kerk laten dit duidelijk zien. U en ik worden niet alleen geroepen om te geloven, maar om hier zonder ophouden om te bidden; om Hem te vragen de vensters van de hemel te openen en de Geest neer te zenden, om Hem op ons uit te gieten, zodat Hij met geweldige kracht op ons mag vallen.

Dat geeft ons werkelijk bemoediging. Ik heb u verteld, dat er in de Fulton Street in New York slechts één man begon te bidden, er kwamen er twee of drie bijeen en vervolgens kwamen er steeds meer, totdat ze naar een groter gebouw moesten verhuizen. Men bad maanden lang en God hoorde. In Noord-Ierland vond het volgende plaats: er was een heel eenvoudig arbeider, James McQuilkin geheten. Hij begon alleen te bidden. Vervolgens overreedde hij een vriend om mee te bidden, toen waren ze nog maar met z'n tweeën. Maanden lang baden ze in een schoollokaaltje. Maar toen begonnen anderen ook te bidden en tenslotte hoorde en antwoordde God; zo is het altijd geweest. Er gaat altijd een periode aan vooraf waarin slechts één of twee personen, of een groep mensen die de waarheid van dit leerstuk besef-fen, zich tot God gekeerd hebben en dringend en zonder ophouden zijn gaan smeken en bidden; dan zendt God onverwachts - en dat kan in een gebeds-samenkomst of onder een preek zijn - Zijn Geest.

Soms komt Hij opnieuw, als een geweldig gedreven wind, zoals we dat in de geschiedenis van Andrew Murray, in Zuid-Afrika, lezen. Het geluid is er niet altijd, maar steeds beseft men iets van de heerlijkheid en de verheven majesteit van God; men voelt iets van de kracht, van de zekerheid van de verlossing. Het leidt altijd tot grote vreugde, het geeft altijd vrijmoedigheid in het getuigen, hetzij vanaf de kansel of persoonlijk. Het is een kracht die overtuigt en tot bekering leidt en die de gelovigen altijd doet ontwaken. Een mens kan alleen maar een opwekking beleven wanneer er leven in hem is. Het betekent een opnieuw tot leven brengen. De kerk heeft haar kracht verloren en een opwekking geeft haar opnieuw kracht. Hij gaf de kracht aan het begin. Hij doet dat steeds weer opnieuw. Dat is opwekking en God - ik herhaal het - heeft Zijn kerk door de eeuwen heen in stand gehouden, door deze opwekkingen steeds te geven.

Ik ben begonnen met te zeggen dat er volgens mij niets zo dringend nodig is als dit. Gelooft u in een opwekking, mijn beste vriend? Gelooft u in een op-wekking? Waarop stelt u uw vertrouwen, vertrouwt u op de kracht van de kerk als organisatie? Of ver-trouwt u op Gods kracht om opnieuw Zijn Geest op ons uit te gieten, om ons te verlevendigen, om ons opnieuw met Zijn zo zeer gezegende Geest te dopen? De kerk heeft opnieuw een Pinksterdag nodig. Elke opwekking is een herhaling van Pinksteren en de christelijke kerk van deze tijd heeft hieraan het meest dringend behoefte. O, moge God de ogen van ons verstand openen, opdat we deze belangrijke zaak ver-staan, dat we het van Hem verwachten en onze hoop op Hem vestigen totdat Hij in Zijn oneindige genade en barmhartigheid, vanuit de hoogte, de kracht van de Heilige Geest opnieuw op ons neerzendt.

Tekst overgenomen met toestemming van de uitgever.


© 1995 George Whitefield Stichting.