Door Bill James
Het centrale thema van het christelijke leven en de prediking is uiteraard het thema van het kruis. Aan het kruis werd onze zaligheid zekergesteld. Daar bracht de Heere Jezus Christus een eens voor altijd geldig en algenoegzaam verzoenend offer voor onze zonden. Zonde, dood en hel werden verslagen en de poort van de hemel werd geopend. Toen Paulus het Evangelie predikte, was dit het belangrijkste aandachtspunt in zijn bediening (1 Kor. 2: 1-2; Gal. 6: 14). De aandacht gaat in dit artikel uit naar de weg waarin het kruis niet alleen centraal staat als het voorwerp van ons geloof, maar ook als het voorbeeld en patroon voor ons leven. In 1 Petrus bijvoorbeeld verwijst de apostel naar het lijden van Christus en onderwijst hij dat 'Christus voor u geleden heeft, u een voorbeeld nalatende, opdat gij Zijn voetstappen zoudt navolgen' (1 Petr. 2: 21). Verderop in dezelfde brief vertelt hij de gelovigen zich 'te verblijden dat gij gemeenschap hebt aan het lijden van Christus' (1 Petr. 4: 13).
Het delen in het lijden van Christus is duidelijk een ervaring waarin alle gelovigen moeten delen. Echter, het is iets dat in het bijzonder verbonden is met de bediening van de evangelieprediking. U herinnert zich dat, toen Saulus van Tarsen bekeerd werd op de weg naar Damascus, de Heere aan Ananias uitlegde dat lijden een vitaal onderdeel zou zijn van Paulus' apostolische opdracht (Hand. 9: 16). Paulus stelt het lijden voor als een belangrijk onderdeel van zijn eigen bediening in 2 Kor. 4: 10-12: 'Altijd de doding van den Heere Jezus in het lichaam omdragende, opdat ook het leven van Jezus in ons lichaam zou geopenbaard worden. Want wij die leven, worden altijd in den dood overgegeven om Jezus' wil, opdat ook het leven van Jezus in ons sterfelijk vlees zou geopenbaard worden. Zo dan, de dood werkt wel in ons, maar het leven in u'. Of nog nadrukkelijker, in Kol. 1: 24: 'Die mij nu verblijd in mijn lijden voor u, en vervul in mijn vlees de overblijfselen van de verdrukkingen van Christus voor Zijn lichaam, hetwelk is de gemeente'.
In dit artikel zullen we ons richten op één zeer opvallende tekst, namelijk Fil. 3: 10-11: 'Opdat ik Hem kenne, en de kracht Zijner opstanding en de gemeenschap Zijns lijdens, Zijn dood gelijkvormig wordende, of ik enigszins moge komen tot de wederopstanding der doden'. Deze verzen zijn kenmerkend, omdat Paulus er hier in positieve zin naar streeft om te delen in de gemeenschap van Christus' lijden. Hij ziet het lijden in deze zin niet als een beroepsrisico, maar juist als een positief voorrecht. Lijden moet aanvaard, ja zelfs omhelsd worden. Op welke wijze moet het dan ons streven zijn de weg van het kruis te bewandelen?
Het streven om als Christus te zijn
Laten we onszelf heel kort de context van deze verzen in herinnering brengen. Paulus schrijft aan de kerk van Filippi. Hij heeft aanleiding om dwaalleraren tegen te staan - judaïsten die het de gemeente moeilijk maken. We zien dat duidelijk in Fil. 3: 2. De apostel brengt de dwaling van hun onderwijs naar voren door zijn eigen ervaring met het judaïsme te contrasteren met zijn ervaring als christelijke gelovige. Voordat hij bekeerd werd, werd hij in beslag genomen door het belang van de Joodse prioriteiten - de uiterlijke kenmerken van Joodse orthodoxie. Deze waren de besnijdenis in het vlees, de stamboom van fysieke afstamming, een zuiver opgevoede Jood te zijn; dit was een alles verterende obsessie met gehoorzaamheid aan de wet als een Farizeeër en een hartstochtelijke en vurige ijver in het vervolgen van dat geloof dat gezien werd als de vijand van het ware geloof van Israël. Als we Paulus' ervaring van het Jodendom van de eerste eeuw zouden samenvatten, zouden we het karakteriseren als een godsdienst van menselijke prestatie.
Nu Paulus tot bekering gekomen is, heeft hij zulke prioriteiten echter achter zich gelaten. Sterker nog, hij heeft ze verworpen. Hij beschouwt nu zijn geloof in God absoluut niet meer als een zaak van menselijke prestatie, maar als het kennen van Jezus Christus, Die alles gedaan heeft in zijn plaats. Hij beschouwt al zijn vorige trofeeën van gerechtigheid niet alleen als waardeloos, maar zelfs als schadelijk en gevaarlijk. Ze moeten eruit gegooid worden, de vuilnisbelt op. Het enige dat van alles overtreffende en alles innemende waarde geworden is, is Jezus Christus als Heere te kennen. In het bijzonder in Fil. 3: 9 spreekt van Paulus' blijdschap in de rechtvaardiging door het geloof alleen.
In vers 10 beschrijft Paulus vervolgens hoe deze doelbewuste betrokkenheid op Christus niet alleen uitwerkt op het gebied van de rechtvaardiging, maar ook op dat van de heiliging. Het hart van het christelijke leven en de christelijke ervaring is slechts op één zaak gericht, en dat is het kennen van Jezus Christus als Heere. Dat is de kern van Gods bedoeling met elk van Zijn volk (Rom. 8: 29). 'En wij allen, met ongedekten aangezichte de heerlijkheid des Heeren als in een spiegel aanschouwende, worden naar hetzelve beeld in gedaante veranderd van heerlijkheid tot heerlijkheid als van des Heeren Geest' (2 Kor. 3: 18). Het doel waarvoor we oorspronkelijk geschapen zijn was om het beeld van God te vertonen. Omdat we die heerlijkheid kwijt zijn door de zonde, heeft God nu met de verlossing voor om dat beeld in ons te herstellen, wanneer we herschapen worden naar de gelijkenis van het ware beeld, Jezus Christus.
De agenda van het christelijke leven is daarom niet meer dan te zijn als Christus. Zoals we in de rechtvaardiging door het geloof op Christus alleen vertrouwen, zo volgen we ook in de heiliging Christus en verlangen we ernaar als Hem te zijn. Dát is wat Paulus in dit vers uitdrukt - hij wenst Christus en de kracht van Zijn opstanding te kennen. Met andere woorden, hij wenst in toenemende mate de kracht van de opgestane Christus te kennen in zijn eigen hart en leven. Hij verlangt ernaar dat de oude mens, de zondige natuur, steeds verder verdwijnt en dat de nieuwe mens, de kracht van de Geest van Christus, steeds meer zijn leven en zijn ervaring beheerst en stuurt.
Nu komen we bij het centrale punt. Op welke wijze wil Paulus in het bijzonder zijn als Christus? Paulus zegt dat het zijn streven is om Christus te kennen in 'de gemeenschap van Zijn lijden, Zijn dood gelijkvormig wordende'. Dat is een bijzondere uitspraak. Er zijn zoveel dingen die de apostel over dit punt gezegd had kunnen hebben. Hij zou gezegd kunnen hebben dat hij als Christus zou willen zijn in reinheid of gehoorzaamheid of liefde. Maar in plaats daarvan wenst hij als Hem te zijn in Zijn dood. Waarom zou hij streven naar zo'n onaantrekkelijk doel? Het antwoord is eenvoudig. Als het Gods heerlijke doel met ons is om ons te herscheppen naar Zijn beeld en gelijkenis, waarin wordt het beeld van God dan het heerlijkst geopenbaard? Waarin kunnen de schoonheid en kracht en liefde en barmhartigheid en genade en nederigheid van God het duidelijkst gezien worden? Waarin komt de heerlijkheid van Christus het duidelijkst tot uitdrukking? Het antwoord is: in het lijden van het kruis.
Nergens anders onderwierp de Zoon zich gewilliger en volkomener aan de Vader. Nergens anders toonde Hij zo'n volmaakte en algehele nederigheid. Nergens anders wordt Zijn liefde tot zondaren duidelijker gezien. Nergens anders vinden we zo'n duidelijke toewijding aan Zijn volk, de kerk. Als het dan ook de grote en allesvervullende begeerte van Paulus is om als Christus te zijn, dan ziet hij daarin vooral op Christus in Zijn lijden en in Zijn dood, en zegt hij: 'Zó wil ik zijn'. Ik begeer de kracht van de opstanding van Christus zo duidelijk en krachtig in mijn eigen leven en ervaring te kennen, dat ik gelijkvormig wordt aan het beeld van Christus in de gehoorzaamheid, nederigheid, liefde en toewijding aan de kerk die aan het kruis getoond is.
Het streven om als Christus te zijn in Zijn lijden
Het is belangrijk om op deze plaats te benadrukken wat Paulus niet zegt in deze tekst. Het was niet Paulus' streven om hetzelfde fysieke lijden als Christus te verduren. Hij zegt niet dat het begeerlijk is om dezelfde pijn te ervaren als Christus tijdens de kruisiging, of zelfs het martelaarschap. Het Nieuwe Testament verheerlijkt nergens het lichamelijke lijden in zichzelf als iets dat behulpzaam of verdienstelijk is. Er is niets geestelijks aan pijn.
Nee, waar Paulus hier naar verlangt, is in de eerste plaats een innerlijke verandering. Het is veranderd te worden in de inwendige mens. Het betekent zó veranderd te worden in de ervaring van zijn hart dat hij nu de zelfovergave van Christus aan het kruis weerspiegelt. Hij wenst gewillig te zijn om de Vader te gehoorzamen, wat ook de kosten of het offer mogen zijn. Hij wenst zo toegewijd te zijn aan de kerk dat hij gewillig is om verteerd te worden in de dienst aan Gods volk. Dit is een voorbeeld voor elke christelijke gelovige. Wij moeten de afgoden van genotzucht en zelfbevrediging ter dood brengen en wij moeten meer zijn zoals Christus, Die alles opgaf voor de Vader en voor de kerk. Hij werd verteerd, niet door zelfliefde, maar door de liefde tot God en de liefde tot anderen.
Dit is uiteraard een streven dat sterk contrasteert met de voorbeelden die de wereld ons voorstelt. De helden van de wereld zijn de rijken en de beroemden, de sportsterren en de gevierden, de zakenmagnaten en de ondernemers. De boodschap is dat eer bereikt wordt door financieel succes, lichamelijke schoonheid, kracht, invloed, charisma en genotzucht. Het Nieuwe Testament wijst ons echter af van de eer van menselijke trots (Rom. 1: 23) en wijst ons naar de heerlijkheid van God die geopenbaard is in Jezus Christus. Volledig mens-zijn is niet te streven naar rijkdom en genot - we werden voor veel méér geschapen. We zijn geschapen met de eeuwigheid in ons hart. We zijn geschapen in het beeld en de gelijkenis van God. En het voorbeeld van volmaakt mens-zijn is Christus. Al het andere zijn vergankelijke en verdwijnende schatten. Die dingen zijn niet blijvend, hun waarde is vergankelijk en bedrieglijk. De enige schat van ware en blijvende waarde is Christus, en wij moeten Hem zoeken. Hij is kostbaarder voor ons dan de meest indrukwekkende vertoning van de schatten, de roem en het fortuin van deze wereld. Ons streven is om als Hem te zijn, ons verlangen is Hem na te volgen.
Uiteindelijk moet Hij ons voorbeeld zijn in Zijn lijden. Wij mogen niet leven zoals de eerste Adam, die de verboden vrucht wilde en ernaar greep omdat die zijn zelfzuchtige verlangen opwekte en hem in het vooruitzicht stelde dat hij als God zou zijn. Integendeel, wij moeten leven in het beeld van de tweede Adam, 'Die het geen roof heeft geacht Gode evengelijk te zijn, maar heeft Zichzelf vernietigd... gehoorzaam geworden zijnde tot den dood, ja, den dood des kruises' (Fil. 2: 5-11).
Zó te leven is niet het lijden te zoeken om het lijden zelf. Maar zó te leven zal wel noodzakelijk lijden en zelfopoffering meebrengen. Dat lijden zal veel vormen aannemen. Voor de apostel Paulus betekende veel van zijn lijden gewillig te zijn om lichamelijke vervolging te verduren. De Heere Jezus Christus heeft Zijn discipelen hiervoor gewaarschuwd (Joh. 15: 18, 20). Het zou echter verkeerd zijn om over het delen in het lijden van Christus alleen in termen van vervolging te denken. Paulus beschrijft veel andere vormen van lijden die het dienen van Christus met zich meebrengt. Denk aan 2 Kor. 4: 7-9 waar hij zichzelf vergelijkt met een aarden vat. Hij wordt sterk gedrukt - verkeert onder druk - omdat hij de last van de zorg voor de gemeenten draagt (2 Kor. 11: 28). Hij is verbijsterd - in een hoek gedrukt, niet wetend welke weg hij moet gaan. Hij is terneergeslagen - we zouden kunnen zeggen: gedeprimeerd of ontmoedigd, ontdaan van levenskracht. Dit zijn indringende verdrukkingen, en let er op dat ze hoofdzakelijk in emotionele en psychologische termen uitgedrukt worden. Het is niet de fysieke pijn die het meest zijn gemoed beheerst, maar de kwelling van hart en ziel. Als we vervolgens zijn opsomming van lijden bekijken in 2 Kor. 11, zien we dat hij - afgezien van vervolging - spreekt van overvloedige arbeid (vers 23, 27a), van schipbreuk, van voortdurend op reis te zijn (vers 26) en van onvoldoende levensmiddelen (vers 27).
Als we dus Christus zoeken na te volgen, kunnen we op allerlei manieren lijden. Maar als we dat doen, worden we ook gelijkvormig aan het beeld van Christus, Die gewillig een leven omhelsde van vernedering en lijden in gehoorzaamheid aan de Vader om Zijn volk te verlossen. Hij legde Zijn leven af voor de gemeente (Ef. 5: 25-26). In zo'n volmaakte, zelfopofferende liefde, dienst en toewijding zien we het ultieme voorbeeld van goddelijke heiligheid. Wanneer we gewillig zijn om onze eigen zelfzuchtige belangen, verlangens en ambities op te geven en onszelf vrijwillig als een offer geven voor de zaak van de gemeente, dán verkrijgen we iets van de natuur en schoonheid van Christus. God is vastbesloten om dit voorbeeld van zelfopofferende liefde en dienst te vervolmaken in ons die geroepen zijn om als Christus te zijn en om heilig te zijn zoals God Zelf heilig is.
Het is dit voorbeeld van gewillig lijden dat Paulus omhelsde. Hij beschouwde zijn leven als een drankoffer, dat vergoten werd voor de gemeente (Fil. 2: 17). Hij gaf zich vrijwillig voor de gemeente (Kol. 1: 24, 19 en 2: 1). Verder onderwijst Paulus ons dat zulk zelfopofferend lijden een wezenlijk onderdeel was van zijn prediking van de gekruisigde Christus (2 Kor. 4: 10-12). Hij zag zijn lijden als een essentieel onderdeel van zijn bediening, omdat zijn bediening van het verkondigen van Jezus niet alleen bestond in de kracht van mooie, prachtig opgebouwde en zelfs met de Geest gezalfde preken. Nee, zijn prediking was tegelijk het getuigenis van een Christus gelijkvormig en op Christus gericht leven. Door zo'n bediening van aan Christus gelijkvormig zelfopofferend geven werd het geestelijke leven geboren in zijn hoorders. Het lijkt erop dat we hier een echo horen van de woorden van Jezus: 'Voorwaar, voorwaar zeg Ik u: Indien het tarwegraan in de aarde niet valt en sterft, zo blijft het alleen; maar indien het sterft, zo brengt het veel vrucht voort' (Joh. 12: 24).
De uitdaging voor ons streven
De grote uitdaging voor ons is: wat is ons streven voor ons christelijke leven en in onze bediening? We kunnen al te gemakkelijk afgetrokken worden naar de verkeerde voorbeelden van wat het betekent om een 'succesvolle' bediening te hebben in de gemeente. Wat betekent dat? Is het om te dienen in een grote gemeente, sterk gewaardeerd te worden door de mensen, tevreden te zijn met het werk dat we doen, substantiële en tastbare resultaten te bereiken in termen van vruchtbaarheid? Dat is niet het beeld dat ons voorgehouden wordt in het Nieuwe Testament. De Bijbelse prioriteit is niet de indrukwekkende kwaliteit van onze gaven, noch duidelijke vruchten die we genieten, maar juist het Christus gelijkvormige karakter van onze dienst. Ons streven in de bediening moet niet zijn dat we de eer van menselijke aanbidding en waardering genieten, maar integendeel dat we gewillig zijn zelfs onze levens af te leggen voor de gemeente, op dezelfde wijze als Christus Zichzelf vrijwillig als een offer wilde geven voor Zijn volk.
Wanneer Paulus zichzelf verdedigt tegen de dwaalleraars in Korinthe, erkent hij openlijk dat hij volgens de criteria van de Griekse retorica geen geoefend spreker is. Hij stelt zichzelf juist voor als een dienstknecht van Christus omdat hij gewillig is geweest om veel lijden te ondergaan (2 Kor. 11: 23).
Als we een dienaar of dienstknecht van Christus willen zijn, en wij ondergaan lijden of tegenspoed van welke soort ook, dan moeten wij dus niet verrast zijn! Is het niet het voorrecht van de knechten van de Meester om de weg van het kruis te bewandelen? Sterker nog, wanneer lijden en beproevingen komen, moeten we er niet verontwaardigd over zijn. We zouden verleid kunnen worden om op de beproevingen te reageren met te zeggen: 'Waarom zou ik, een trouwe knecht van God, hiermee te maken krijgen?' We verraden dan dat we eigenlijk vinden dat we uitgezonderd zouden moeten zijn van lijden omdat we de Heere dienen. Het omgekeerde is juist het geval. De houding van Paulus was anders. Hij aanvaardt niet simpelweg de gemeenschap aan het lijden van Christus. Ook berust hij er niet 'zomaar' in. Maar hij maakt die gemeenschap aan het lijden zelfs in positieve zin tot zijn streven. Omdat hij daarin het onuitsprekelijke voorrecht vindt hetzelfde pad te bewandelen als Jezus.
De dichter spoort ons aan:
'Ga en arbeid; offer en word opgeofferd
in uw vreugde om de wil van de Vader te doen.
Het is de weg die de Meester ging.
Zou de dienstknecht die dan ook niet moeten betreden?' (H. Bonar)
Velen kennen niet alleen het fysieke, maar ook het emotionele en mentale lijden geconfronteerd te worden met de verdrukkingen, kritiek, ontmoedigingen en moeilijkheden van de christelijke dienst. Wij moeten ons echter het uitzonderlijke voorbeeld van de Heere Jezus in herinnering roepen, Die Zijn rug gewillig toekeerde naar degenen die Hem sloegen en Zijn wangen aanbood aan degenen die Hem Zijn baard uitplukten. Hij droeg degenen die Hem kwetsten geen vijandschap of verontwaardiging toe, maar riep integendeel midden in Zijn lijden uit: 'Vader, vergeef het hun!' Zo dient onze houding te zijn jegens degenen die ons tegenstaan. John Bunyan legt uit wat deze geest is:
Leer om medelijden te hebben met de gesteldheid van de vijand en deze te betreuren... Misgun hen nooit hun tijdelijke voordelen. 'Ontsteek u niet over de boosdoeners; zijt niet nijdig over de goddelozen' (Spr. 24: 19). Ontsteek u niet, hoewel ze uw rust bederven. Het is God Die ze opgedragen heeft dit te doen, om uw geloof en geduld te beproeven. Wens hun geen onheil toe met alles dat ze u ontnemen. Het is het loon voor hun werk. Het zal hen blijken dat ze het duur verdiend hebben... Dank God dat uw lot de andere kant uitviel... Hoe vriendelijk handelt God dan ook met ons, als Hij ons verkiest om ons slechts voor een tijdje te bedroeven, opdat Hij Zich met eeuwigdurende goedertierenheid over ons zou ontfermen (Jes. 54: 7-8). (Geciteerd in John Piper, Tested by Fire, Inter Varsity Press 2001, p. 71).
Het lijden kan pijnlijk zijn, maar kennen wij in zo'n ogenblik Christus inderdaad niet op een diepere en rijkere wijze dan in welke andere tijd ook? Is dat niet wat Petrus bedoelt als hij zegt: 'Indien gij gesmaad wordt om den Naam van Christus, zo zijt gij zalig; want de Geest der heerlijkheid en de Geest van God rust op u' (1 Petr. 4: 14) Dit is het getuigenis van Luther:
Zo spoedig Gods Woord door middel van u bekend wordt, zal de duivel u kwellen, van u een echte doctor [in de theologie] maken en u door zijn verzoekingen onderwijzen om Gods Woord te zoeken en lief te hebben. Wat mijzelf aangaat, ik ben mijn papisten veel dank verschuldigd dat ze me zo geslagen, verdrukt en bang gemaakt hebben door het woeden van de duivel, dat ze mij veranderd hebben in een redelijk goede theoloog, door me uit te drijven naar een doel dat ikzelf nooit bereikt zou hebben. (Ibidem, p. 75).
Wat Luther hier zegt is dat hij lessen geleerd heeft in het lijden die hij anders nooit geleerd zou hebben. Bunyan deelt zijn ervaring:
In heel mijn leven heb ik nooit zo'n grote toegang tot het Woord van God gehad als nu [in de gevangenis]. Die Schriftplaatsen waarin ik tevoren niets zag, lichtten in deze plaats en toestand voor mij op. Ook Jezus Christus was nooit echter en duidelijker voor mij dan nu. Hier heb ik Hem inderdaad gezien en gevoeld. Ik heb op deze plaats zoete gezichten gehad van de vergeving van mijn zonden en van mijn verkeren met Jezus in een andere wereld... Ik heb hier dat gezien wat ik - naar mijn overtuiging zolang ik in deze wereld ben - nooit zal kunnen uitdrukken... Ik heb nooit geweten wat het was voor God mij bij te staan op elk ogenblik en elke gelegenheid dat de Satan me kwelde, zoals ik Hem ondervonden heb sinds ik hier binnenkwam. (Ibidem, pp. 75-76).
Er wordt in de gemeenschap aan het lijden een vreugde ervaren die voordien nooit bereikt werd. Het is alsof de gelovige in het lijden voor de poort van de hemel zelf staat. Dat brengt ons tot de waarheid dat de weg van het kruis, het pad van lijden, ook de enige weg is naar de hemelse heerlijkheid. Ons wordt gezegd dat er een onverbrekelijk verband is tussen het lijden met Christus en het verheerlijkt worden met Christus. 'En indien wij kinderen zijn, zo zijn wij ook erfgenamen, erfgenamen van God en mede-erfgenamen van Christus; zo wij anders met Hem lijden, opdat wij ook met Hem verheerlijkt worden' (Rom. 8: 17). U kunt het één niet krijgen zonder het ander. De weg kan niet ingekort worden (1 Petr. 4: 13; 2 Kor. 4: 17).
Dit is de opgaande lijn voor Christus in Fil. 2. Juist omdat Christus Zich gewillig vernederde, verhoogde God Hem tot de hoogste plaats.... De verheerlijkte Leeuw is het Lam Dat geslacht werd. Daarom loopt ook voor ons het pad naar de heerlijkheid altijd door de vallei van de vernedering. De weg van het kruis is nooit een doodlopende weg, maar slechts een doorgang door het donker naar het licht dat erachter ligt. Dán, op onze eindbestemming zullen we in heerlijkheid veranderd worden en de volmaakte gelijkenis van het beeld van Christus bereiken (Fil. 3: 21). Op dat ogenblik zal al ons streven en verlangen ineens vervuld worden. Precies zoals het ons leven door ons enige doel geweest is om Christus te kennen en als Hem te zijn, zal dan in een ogenblik de sluier van het geloof weggenomen worden en zullen we Hem zien zoals Hij is. Dan zullen we in onze lichamen de heerlijke volmaaktheid zien van Zijn natuur en beeld. Dan zullen we niet langer met Hem de gemeenschap in het lijden genieten, maar slechts de zuivere zaligheid van hemelse aanbidding.
© 2003 George Whitefield Stichting.