De visie van de puriteinen op de toekomst van het Joodse volk

Door L.J. van Valen

‘A Theology of Dominion'

Al te lang worden christenen gekenmerkt door te wanhopen, zich gewonnen te geven en zich terug te trekken. Te lang hebben christenen de valse leer vastgehouden die benadrukt dat wij gedoemd zijn om te mislukken, dat christenen niet kunnen winnen; zij hebben toegegeven aan het idee dat zij steeds meer terrein zullen verliezen aan de vijand, totdat Jezus terugkomt. Ons wordt verteld dat de toekomst van een kerk een gestadig afglijden is naar de afval
.1
Aldus David Chilton in zijn boek Paradise Restored. A Biblical Theology of Dominion ("Het paradijs hersteld. Een bijbelse theologie van heerschappij").

Deze pessimistische toekomstvisie gaat uit van het standpunt dat het christendom de uiteindelijke verliezer zal zijn, tenminste totdat de wederkomst van Christus plaats vindt. Het christendom is verworden tot de ‘underdog' van de samenleving. Chilton citeert hierbij de slogan: "You don't polish brass on a sinking ship" ("Je gaat geen koper poetsen op een zinkend schip"), een slogan gebaseerd op twee vermoedens: ten eerste dat de wereld niet meer is dan ‘een zinkend schip' en ten tweede dat elke poging om dit te voorkomen niets meer betekent dan het ‘poetsen van koper' voor een verloren zaak.
 
Gelukkig laat Chilton zich niet leiden door deze doemdenk-visie. Of liever gezegd, hij laat zich niet domineren door de sombere tonen van het koor dat niets anders verwacht dan dat de kolossale ‘Titanic' van de vergiftigde planeet aarde in de diepte ten onder zal gaan. Hij laat zich leiden door ‘A Biblical Theology of Dominion', een ‘Theologie van hoop', waarbij het ‘Evangelie van het Koninkrijk' de grote overwinnaar is en zal zijn. "Christus Triomfator" dient het motto te zijn van ieder christen, ook in een tijd van decadentie en ‘apostasy' (afval).

Labyrinth van toekomstvisies

De verschillende eschatologische visies (es­chatolo­gie is de leer over de laatste dingen - red.) die zich de laatste honderdvijftig jaar ontwikkeld hebben, munten niet uit in duidelijkheid. Vooral de diverse varianten op de premillennialistische toekomstvisie hebben veel verwarring veroorzaakt. Lovelace spreekt in dit verband over ‘de opkomst van het passieve premillennialisme', dat de geest van pessimisme en doemdenken heeft bevorderd. Hetzelfde geldt voor de amillennialistische opvatting die met name in refor­matorische kring een overheersende plaats is gaan innemen. De theologie van de hoop is op deze manier geleidelijk veranderd in de theologie van de hopeloosheid, met als enige lichtpunt de aanstaande wederkomst van Christus.2

Alvorens de optimistische toekomstvisie van de puriteinen onder de loep te nemen, is het nodig de verschillende hoofdstromingen te definiëren. In feite zijn deze te herleiden tot de visies uit de tijd van de kerkvaders gedurende de eerste eeuwen van de kerkgeschiedenis. De meesten onder hen leer­den een duizendjarig vrederijk op aarde, totdat Augustinus zich begon op te werpen als bestrijder van het chilias­me. Het gaat hierbij over de vraag of er vòòr of nà de tweede komst van Christus een vrederijk, een duizendjarig rijk, op aarde zal aan­breken of niet. Men onderscheidt hierbij het post­millennialisme, het amillennialisme en het premil­lennialisme (of -chiliasme). Het woord ‘millen-nium' is afgeleid van twee Latijnse woorden: ‘mille' (duizend) en ‘annum' (jaar). ‘Chilias' is het Griekse woord voor duizend. Het postmillennialisme plaatst de komst van Christus nà het vrederijk en het premillennialisme vòòr het vrederijk. Het amillennialisme ontkent de letterlijke betekenis van de ‘duizend jaar' uit Openbaring 20 en beschouwt deze als een symbolische benoeming voor de breedte van het Godsrijk op aarde na de hemelvaart van Christus. De belangrijkste variant op het premillennialisme is wel het dispensationalisme, dat door J.N. Darby werd ontwikkeld en later consequent werd uitgewerkt in de zgn. Scofield Bible. Verdedigers van het postmillennnialisme in de laatste honderd jaar zijn vooral dr. David Brown en dr. B.B. War­field geweest; dr. Grattan Guinness is één van de belangrijkste verdedigers van het premillennialisme geweest en dr. Louis Berkhof, dr. H. Bavinck en dr. Geerardus Vos moeten hier vermeld worden als voorstanders van het amillennialisme. Dr. C.I. Scofield en D.L. Moody tenslotte waren belangrijke voorstanders van het dispensationalisme.3

In ons eigen land is binnen de reformatorische traditie de postmillennialistische visie, die door de meeste godgeleerden uit de 17e en 18e eeuw werd aangehangen, verdrongen door de opkomst van het amillennialisme, dat vooral door modernere calvinistische theologen als Kuyper en Bavinck werd verdedigd. Binnen de evangelische beweging hebben grotendeels verschillende varianten van het dispensationalisme vaste voet aan de grond gekregen. Opmerkelijk is dat deze beide stromingen in deze tijd geen grote opwekkingen verwachten, maar eerder afval. De ‘hoop' concen­treert zich op de wederkomst, hoewel het doemdenken soms zó domi­neert, dat zelfs ook dit verlangen hierdoor wordt verduisterd. Het scala van negatieve symptomen van het tegenwoordige tijdsbeeld werkt in dit opzicht ook niet mee. Er is sprake van een zekere gelatenheid en moeheid in de trant van ‘Laat Gods waters maar over Gods akkers lopen', of in extreme vorm: ‘Na ons de zondvloed'. Misschien wordt het niet altijd zo concreet uitgedrukt, maar in bedekte termen komt het toch vaak op hetzelfde neer.

Toen de reformatorische theoloog Loraine Boettner in 1958 zijn boek The Millennium ("Het Millennium") van de pers deed komen, brak hij hierin een lans voor de postmillennialistische visie. Het zevende hoofdstuk draagt als opschrift: The world is growing better ("De wereld wordt steeds beter"). Hij wijst op de grote vooruit­gang die het christelijk geloof in deze eeuw heeft geboekt, ondanks de catastrofes van de beide wereldoorlogen.
Laten de christenen overal God dankzeggen voor de vooruitgang die is geboekt en laten ze moed vatten. Hun toekomst is even stralend als de beloften van God.
Wie zal dit hem, nu veertig jaar later, nog nazeggen?!4

Plaats van het Joodse volk in de eschatologie

Bij alle chiliastische toekomstvisies is een belangrijke plaats ingeruimd voor het volk Israël. Zij gaan uit van een letterlijke en niet van een symbolische betekenis van de ‘duizend jaar'. Aanhangers van deze visies beschouwen dan ook het Joodse volk als het werkelijke zaad van Abraham. Zij zien dit dus niet als het geestelijke zaad dat de gehele kerk omvat. Binnen de evangelische geloofsgemeen­schappen, die sterk chiliastisch gekleurd zijn, is de plaats van het Joodse volk in het toekomstbeeld dominant. Toch is de ruimte die men aan Israël toekent, relatief. Vanwege de scheiding van Oude en Nieuwe Testament is er sprake van een dualistische heilsopvatting. Israël wordt losgemaakt van de verbondsopenbaring en krijgt binnen de nieuwtestamenti­sche bedeling een geheel zelfstandige plaats. Graafland spreekt in dit verband van een
vergaande tweedeling van het heil en de toekomst van het heil voor Israël en de christelijke kerk. Er is sprake van een aards heil en een hemels heil, een nationaal-politiek-stoffelijk heil en een onaards-geestelijk heil.5

Dit komt doordat men binnen evangelische kring in de regel niet uitgaat van een verbondsmatige benadering van de heilshistorie.

Binnen de reformatorische traditie is deze dualistische benadering ook merkbaar, zij het in een andere vorm. De zogenaamde 'vervangings­theologie' heeft Israël daar buitenspel gezet en geen plaats toegekend binnen de eschatologie, tenminste als het gaat over de terugkeer van het Joodse volk naar hun oude vaderland en de nationale bekering van het volk Israël. Nagenoeg alle aanhan­gers van de amillennialistische visie hebben in dit opzicht met Israël afgerekend. Zij kennen geen bijzondere plaats meer toe aan het Joodse volk, maar zien de rol van Israël als beëindigd.6 De opkomst van dit radicale amillennialisme heeft de perspectieven voor Israël in deze tijdsbedeling weggewist. De her­nieuwde belangstelling voor zending onder de Joden binnen de reformato­rische traditie is positief te noemen, maar deze mist doorgaans een eschatologische onderbouwing. Het is de verdienste van C.J. Buys geweest om de actualiteit van de nationale bekering van de Joden op­nieuw voor het voetlicht te brengen en erop te wijzen wat de eigen reformatorische traditie hierover gezegd heeft.7 Een andere publicatie, die vooral het gedachtengoed van de Engelse en Amerikaanse puriteinen laat spreken, is die van P. den Butter, Volk tussen eeuwigheid en eenzaamheid. In zijn verantwoording geeft hij weer hoe zijn studie is ontstaan:
Om eerlijk te zijn is dit boek juist ontstaan uit het besef dat er zoveel verwar­ring is. Wat is waar? Wat moeten we geloven? Is het zo, dat Israël geen rol meer speelt in Gods heilsplan en dat Israëls plaats is overgenomen door de kerk? Of is het juist zo, dat de kerk niet in de plaats van Israël gekomen is, maar een geheel eigen functie heeft en straks weggenomen wordt, waarna Israël weer het centrum van de wereld wordt als Christus in Jeruzalem zal regeren? Welke van deze twee opinies is juist? Of zijn er nog andere mogelijkheden? Is er nog ruimte voor een ander stand­punt?8

Alvorens ons te verplaatsen naar het puriteinse erfgoed van de overzijde van de Noordzee, willen wij hier de naam van Johannes de Heer met ere noemen. Terwijl de nationale toekomst van Israël binnen de reformatorische kerken tot een ‘terra incognita' was verworden, heeft hij al vóór de laatste wereldoorlog gewezen op de unieke plaats van Israël binnen het goddelijke heilsplan, hoewel zijn standpunt werd gevormd door de principes van de zogenaamde ‘bedelingenleer'.

De plaats van Israël in het tijdsplan van God is bepalend voor de waardering van de ‘tekenen der tijden'. Hiermee bedoel ik te zeggen dat het alles uitmaakt in welke volgorde de onvervulde profetie wordt geplaatst. Cruciaal hierbij is of het nationale herstel van het oude bonds­volk plaatsvindt nadat het Evangelie aan alle volken gepreekt is en het christendom haar hoogtepunt bereikt heeft, of dat het herstel gerealiseerd wordt na de grote afval en de (eerste) wederkomst van Christus. Het is niet zinvol om de details van de verschillende beschouwingen in al haar finesses te behandelen. Wel wil ik er in dit verband op wijzen dat ons zicht op de eindtijd afhankelijk is van deze volgorde. Wanneer wij eerst een grote afval verwachten, is er weinig perspectief voor een wereldwijde opwek­king en zal men alleen reikhalzend uitzien naar de wederkomst. Wanneer wij echter eerst uitzien naar ‘de volheid der heidenen' en deze zien als een wereldwijde vernieuwing, zal het verlangen hiernaar nooit worden losgezien van de vereniging van ‘de oudste en jongste zoon', als verpersoonlijking van het oude bondsvolk en de heidenen.
 
In dit verband noemt de postmillennialistische David Chilton als eerste fase in Gods heilsplan, zoals wij dit met name in Romeinen 11 vinden verwoord, dat "de gehele heidenwereld tot het geloof in Jezus Christus zal worden bekeerd" en vervolgens dat "het genetisch Israël tot het geloof in Jezus Christus zal worden bekeerd". Deze gebeurtenissen, die nog staan te gebeuren, vormen hoogtepunten die niet mogen worden gescheiden, maar die evenmin mogen worden vermengd. Hij bevindt zich op dit punt in gezelschap van uitleggers als Robert Haldane, Matthew Henry, Charles Hodge en John Murray.9

De optimistische toekomstvisie van de puriteinen

Bij de eschatologische visie van de zeventiende-eeuwse Engelse en Amerikaanse puriteinen speelt het herstel van Israël een belangrijke rol. Zij plaats­ten Israël geheel in het kader van een wereldwijde vernieuwing van de kerk (‘the latter day glory'). De Reformatie betekende voor hen een belangrijke stap in deze richting. Zij beschouwden het Pausdom als de Antichrist, die op instigatie van satan alles zou doen om de voort­gang van Gods Koninkrijk te verhinderen. De ecclesiologische strijd die de puriteinen voerden tegen het episcopale systeem (de kerkstructuur waarin de bisschoppen een groot gezag genoten) in de Engelse kerk, voerden zij in het perspectief van de komende overwinning over het Pausdom en de daarmee in verband staande hiërarchische machtstructuren. De kerk verkeerde nog in de woestijn, maar spoedig zou Kanaän bereikt worden. De kerk zal het middelpunt gaan vormen van de godsregering op aarde, waarbij Joden en heidenen zullen worden verenigd. De ‘latter day glory' (De glorie van de laatste dagen) was nabij!

De kerkelijke en politieke idealen van de puriteinen werden gedragen door een diepe spiritualiteit. De vele devotionele werken uit die periode getuigen hiervan. Hun verlangen naar het heerlijke Godsrijk was realiteit en niet alleen beschouwing. Om inzicht te krijgen in hun eschato­logie, dienen we eerst hun spiritualiteit te kennen. Deze was niet intro­vert, maar men had een open oog voor de nood van de natie en van de wereld. We kunnen zeggen dat hun vroomheid theocratisch getoonzet was. De calvinistische opvatting van de eenheid van het Oude en Nieuwe Testa­ment behoedde hen voor een sectarische, isolationistische visie op de gemeente als enige openbaring van het Godsrijk in een ten onder gaande wereld. Israël in het Oude Testament was voor hen een voorbeeld van een harmonieuze eenheid van kerk en staat, zonder dat de laatste een domine­rende positie inneemt. Dit ideaalbeeld vinden wij steeds terug en vanuit deze visie bouwden zij hun visie op toekomst en eindtijd op. Het puritanisme is geen statische, maar een dynamische stroming, die uitgaat van bijbelse idealen.10

De optimistische toekomstverwachting die de puriteinen huldigden, was bij hen algemeen. Reeds voordat het chiliasme in hun gelederen in beeld kwam, was hun theologie een theologie van hoop. De Straatsburger reformator Martin Bucer, die de laatste jaren van zijn leven in Engeland doorbracht, had reeds oog voor het komend herstel van de Joodse natie, hoewel hij geen chiliast was. Richard F. Lovelace merkt hierover op:
Bucer geloofde op basis van Rom. 11:11-32 dat in een bepaalde fase van de geschiedenis er een grootschalige bekering van het Joodse volk tot het Christendom zou plaatsvinden. Dit zou volgens Bucer gebeuren na de succesvolle reformatie van de kerk en het binnengaan van de kerk in "de volheid der heidenen". Dit alles moest onontkoombaar voorafgaan aan de lichamelijke wederkomst van Christus.11
De meeste puriteinen van rond 1600 geloof­den, zoals Lovelace het uitdrukt, in een ‘positive amillennialism', gebaseerd op een ‘hoop op betere tijden'. Tot deze categorie behoren de bekende William Perkins en Richard Sibbes.

Perkins was ervan overtuigd dat het wereldeinde nabij was. Maar dat zou niet eerder komen dan wanneer het Evangelie wereldwijd verbreid zou zijn. De strijd met de antichristelijke macht zou tot een climax komen en rampen zouden de wereld treffen. Maar deze overtuiging verzandde bij Perkins niet in doemdenken. Eerst moest de bekering van de Joden nog plaatsvinden, onmiddellijk voorafgaand aan de wederkomst van Christus. De ‘volheid der heidenen' betekende volgens hem dat het Evangelie uiteindelijk op aarde zou triomferen. Hoewel Perkins de letterlijke betekenis van de duizend jaar zoals genoemd in Openbaring 20 niet kan honoreren, gaat hij toch uit van een geleidelijke overwinning van de Christusregering, die in de bekering van de Joden tot een hoogtepunt zal komen. Hierbij zien wij een duidelijk opgaande lijn die tot aan de wederkomst als het ware wordt geëxtrapoleerd.12
 
Post- en premillennialisme

Na 1600 ontwikkelde zich onder de puriteinen een nieuw type eschatologie. De basis hiervan werd gelegd door schrijvers als Thomas Brightman (1562-1607) en de Schot John Napier (1550-1617), die in hun commentaren op het boek Openbaring voor het chiliastische toekomstmo­del kozen. Brightman geloofde dat de Brieven aan de zeven gemeenten de zeven perioden van de kerk vanaf de apostolische tijd weergeven. Laodi­cea is voor hem de "luke-warm, half-reformed church of England" ("De lauwe, slechts half gereformeerde kerk van Engeland"). Zijn schema behelst geen persoonlijke Christusregering, maar bestaat uit een gematigd postmillennialisme.13 Brightman betrok Openbaring 19 op de Joden en in Openbaring 20 zag hij in de eerste opstanding hun bekering en terugkeer naar Jeruzalem afgebeeld en in de tweede opstanding hun totale bekering.14

Behalve het postmillennialisme kwam ook het premillennialisme onder sommige Engelse puriteinen in beeld. In de 17e eeuw waren de Duitser Johann Heinrich Alsted (1588-1638) en de Engelsman Joseph Mede (1586-1638) de eersten die een dergelijke opvatting huldigden. Mede was geen puritein, maar hij heeft hun denken wel beïnvloed. Hun visie was pessimistischer dan die van Brightman. De persoonlijke Chris­tusregering in het vrederijk was de enige uitkomst voor de benarde positie van de gemeente. Kennelijk hebben de hevige geloofsoorlogen in Duitsland en in de Nederlanden in het opkomen van deze visie een rol gespeeld. Het premillennialisme werd vooral overgenomen door de partij van de Independenten, die omstreeks 1640 binnen de puriteinse beweging steeds meer invloed verkreeg. Jeremiah Burroughs en Thomas Goodwin waren vooraanstaande theologen onder hen. Onder de aanhangers van de premillennialistische visie wisten zij een positieve bijdrage te leveren. Burroughs, die evenals Goodwin enige tijd in ons land verbleef, beriep zich vooral op de eerste kerkvaders. Tijdens de regering van Christus met Zijn heiligen zou de gemeente, het nieuwe Jeruzalem, vol van glorie zijn. De martelaren en geloofshelden zouden uit de dood opstaan en delen in de heerschappij van Christus. Burroughs benadrukt het geestelijk karakter van deze regering op aarde, waarbij de kerk zich wereldwijd en zuiver zou openbaren.15

Nadat Cromwell en zijn Independenten in Engeland de monarchie ten val hadden gebracht en de macht hadden overgenomen, kwam het chiliasme in een zekere wildgroei terecht. De Burgeroorlog uit de jaren ‘40 was nu ten einde en een algemene godsdienstvrijheid werd ingesteld. Deze godsdienstvrijheid gold niet voor de Rooms-katholieken en Anglicanen (dit was de tolerantiegedachte van de Independenten). Sectarische stromingen rezen als paddestoelen uit de grond. Vaak huldigden deze stromingen extreem chiliastische opvattingen. De ‘Fifth Monarchy Men' (Aanhangers van de Vijfde Monarchie) gaven zich over aan apocalyptische speculaties en fantasieën. Deze radicalisering deed de zaak van het puritanisme geen goed en verscherpte de tegenstellingen. Vooral de wijze waarop de puriteinse Independent John Archer de persoonlijke Christusregering uitwerkte, bood voedsel voor de ‘Fifth Monarchy Men' om hun visie te radicaliseren tot een anabaptistisch model.16 Hun extreme houding bracht grote verwarring en versluierde de idealen die de puriteinen voorstonden.

De optimistische toekomstverwachting onder de puriteinen, die zich manifesteerde in een gematigd post- en premillennialisme, had ook in andere landen invloed. Toen de chiliastische toekomstverwachting in Engeland omstreeks 1640 een hausse had bereikt, begon de beweging van de Nadere Reformatie in Nederland steeds meer gestalte te krijgen. Eerder hadden de ideeën van Brightman en Napier invloed uitgeoefend op een schrijver als Godefricus Udemans. Later zien wij Jakobus Koel­man en Herman Witsius als belangrijke exponenten van het postmillennialisme. Ook zij werden beïnvloed door het gedachtengoed van de puriteinen.17 We kunnen stellen dat de chiliastische toekomstverwachting, die zich concretiseert in de hoop op de bekering van de Joden en de opbloei van de kerk, niet alleen in Engeland voorkomt, "maar kenmerkende elemen­ten zijn van de piëtistische eschatologie".18

In het vervolgartikel hoop ik met name in te gaan op de visie van de puriteinen op het Joodse volk en het gebed voor opwekking.


1. David Chilton, Paradise Restored. A Biblical Theology of Dominion [Ft Worth, Texas: Dominion Press, 1985], p. 3.
2. Richard Lovelace, Dynamics of Spiritual Life; An Evangelical Theology of Renewal [Exeter: The Paternoster Press, repr. 1992].
3. Zie vooral Loraine Boettner, The Millennium [Grand Rapids, Michigan: Baker Book House, 1958].
4. L. Boettner, a.w., p. 47.
5. C. Graafland, Het Vaste Verbond, Israël en het Oude Testament bij Calvijn en het Gereformeerd Protestantisme [Amsterdam: Uitgeverij Ton Bolland, 1978], pp. 122-125.
6. Zie voor deze visie Hendrik Rijk van de Kamp, Israël in Openbaring, Een onderzoek naar de plaats van het joodse volk in het toekomstbeeld van de Openbaring aan Johannes [Kampen: J.H. Kok, 1990], vooral de conclusie op p. 317: "Een bijzondere plaats voor (leden van het volk) Israël is - behoudens die voor de twaalf apostelen in Op. 21:14 - in het toekomstbeeld dat het boek Openbaring schetst, niet geopenbaard. De exegese van dit bijbelboek hoeft met een centrale positie van joden niet te rekenen."
7. C.J. Buijs, Israëls aanneming. Het leven uit de doden, Een kerkhistorische documenta­tie over het nationaal en geestelijk herstel van het volk der Joden; de heilstijd der kerk tussen de val van de antichrist en het laatste oordeel en andere belangrijke verhandelingen betreffende de ‘leer der laatste dingen' [Bleiswijk ZH: Uitgave Tolle Lege, 1974].
8. P. den Butter, Volk tussen eeuwigheid en eenzaamheid [Lisse: Uitgeverij 'De Orchidee', 1978], p. 3.
9. David Chilton, a.w., p. 129.
10. Zie voor de karakteristiek van de puriteinse beweging: Peter Lewis, The Genius of Puritanism [Hayward Heath, Sussex: Carey Publications, 1975], pp. 11-18. Zie voor de puriteinse spiritualiteit vooral: Gordon Stevens Wakefield, Puritan Devotion, its Place in the Development of Christian Piety [London: The Epworth Press,1957].
11. R.F. Lovelace, a.w., pp. 407-409.
12. Reinier Jan van Elderen, Toekomst voor Israël. een theologie-historisch onderzoek naar de visie op de bekering der joden en de toekomst van Israël bij Engelse protestanten in de periode 1547-1670, tegen de achtergrond van hun eschatologie [Kampen: Dissertatie-uitgeverij Mondiss, 1992], pp. 49-53.
13. Peter Toon, Puritans, the Millennium and the Future of Israel: Puritan Eschatology 1600 to 1660 [Cambridge - London: James Clarke & Co. Ltd., 1970], pp. 23-32.
14. J.A. de Jong, As the Waters Cover the Sea. Millennial expectations in the rise of Anglo-American Missions 1640-1810 [Kampen: J.H. Kok, 1970], pp. 16-21.
15. R.J. van Elderen, a.w., pp. 173-177.
16. Peter Toon, a.w., pp. 66-90.
17. Zie C. Graafland, "De toekomstverwachting der Puriteinen en haar invloed op de Nadere Reformatie", in Documentatieblad nadere Reformatie, 3e jaargang, nr. 3, 1979.
18. Zie C. Graafland, a.w., p. 87, waarbij hij wijst op J. Wallmann: "Bij Spener als één der eersten ontdekt Wallmann eveneens invloed uit Engeland. "Zie verder W.J. op 't Hof, De visie op de joden in de Nadere Reformatie tijdens het eerste kwart van de zeventiende eeuw [Amsterdam: Uitgeverij Ton Bolland, 1984] en T. Brienen, "De Joden in de visie van de Nadere Reformatie. Een algemene dogmahistorische oriëntatie", in Documentatieblad Nadere Reformatie, 5e jaargang, nr. 4, 1981, p. 110.
 
© 2003 George Whitefield Stichting.