Door Dr. J.I. Packer

Dr. J.I. PackerHet is al ruim veertig jaar geleden dat ik The Saint's Everlasting Rest ("De eeuwige rust van de gelovige") van Richard Baxter heb gelezen. Een boek om nooit meer te vergeten. Sindsdien heb ik nooit meer de gedachte van me af kunnen zetten dat wij christenen veel meer met de hemel bezig zouden moeten zijn.

Baxter liet me zien hoe de hoop op de hemel ons zou moeten aansporen tot het vastberaden dienen van de Heer ("Weet gij niet, dat zij, die in de renbaan lopen, allen wel lopen, doch dat slechts één de prijs kan ontvangen?", 1 Kor. 9:24). Ook leerde ik van hem hoe deze hoop ons nú vreugde verschaft. De hemel is immers ons feitelijke thuis. Soms laat het geheugen van mensen het zó afweten dat ze zich niet meer kunnen herinneren waar ze wonen. En terecht hebben we met zulke mensen te doen. Maar we zouden nog veel meer medelijden moeten hebben met christenen die vergeten dat de hémel hun echte thuis is. Christenen die eigenlijk nooit op een positieve manier over de hemel nadenken, zijn meer te betreuren dan iemand die met geheugenstoornissen kampt. Toch brengen de meesten van ons het merendeel van onze tijd op deze manier door. Zelden of nooit spenderen we een gedachte aan de hemel. Dat is vreemd.

Motivatieprobleem

Moet we dan nog verbaasd staan dat nogal wat christenen de motivatie missen om heilig te leven? En verbaast het ons dan nog dat duidelijke morele maatstaven en de mate van gevoeligheid onder bijbelgetrouwe christenen voor wat wel en niet kan, steeds verder dreigen af te brokkelen? Deze situatie geeft aanleiding tot grote zorg. En toch zou het ons eigenlijk niet moeten verbazen. Het feit dat we er zelden in slagen ons in gedachten te concentreren op ons hemels thuis, verklaart het helemaal. Johannes schreef het volgende over ons vooruitzicht om eens mét Jezus en áls Jezus te zijn: "Een ieder die deze hoop op Hem heeft, reinigt zich gelijk Hij rein is" (1 Joh. 3:3). De hoop op een heilige hemel, waarvan we zullen genieten in de nabijheid van een heilige Heiland, vormt een krachtig motief om nú al heilig te leven. Niemand hoeft zich dus te verbazen dat hij of zij hierin tekort schiet wanneer het hart niet vervuld is van deze hoop.

Toch niet de enige
 
Toen Baxter mij, ondanks de drie eeuwen die ons van elkaar scheiden, eenmaal had aangestoken met zijn onweerstaanbare enthousiasme over de hemel, begon ik me af te vragen of ik de enige was die hier tegenwoordig zo over denkt. Vandaag de dag kan ik minstens vier tijdgenoten van me noemen van wie ik weet dat ze dit enthousiasme met mij delen.

C.S. Lewis kende ik al langer. Aanvankelijk heb ik hem leren waarderen als bekwaam verdediger van het christelijk geloof. Vervolgens als iemand die goed kon schrijven over spiritualiteit, de persoonlijke omgang met God. Maar ik heb ontdekt dat hij op z'n briljantst is wanneer hij put uit de rijkdom van zijn geheiligde verbeeldingskracht. Zoals hij de heerlijkheid van de hemel als het ware voor je schildert! Dat zou hij nooit gekund hebben als hij zelf niet eerst diep in zijn hart door die heerlijkheid gegrepen was.

Het boek A Step Further ("Een stap verder") van de bijna volledig verlamde Joni Eareckson Tada, een pionier op het gebied van hulpverlening aan gehandicapten, is een ander opmerkelijk voorbeeld van deze hoop. Achterin het boek staat een tekening die ze met haar mond geschilderd heeft: een rolstoel met een bordje Te Koop. Ook Joni is heel duidelijk een kind van deze blij makende hoop.

Peter Kreeft hoort ook duidelijk bij ‘mijn club'. Kijk maar even naar de titels van twee van zijn boeken: Heaven: The Heart's Deepest Longing en Everything You Ever Wanted to Know about Heaven but Never Dreamed of Asking ("De hemel: Het diepste verlangen van het hart" en "Alles wat u altijd al wilde weten over de hemel, maar nooit aan dacht om het te vragen").

Hetzelfde geldt voor John Gilmore. Van hem verscheen een paar jaar geleden Probing Heaven: Key Questions on the Hereafter ("Diepgaand onderzoek naar de hemel: Sleutelvragen over het Hiernamaals"), 466 pagina‘s!

Hard nodig

Maar hoe komt het nu dat je tegenwoordig zo weinig christenen tegenkomt die kunnen zeggen dat hun hart verankerd is in de hemel en daar ook echt door gegrepen zijn? Helaas moeten we het antwoord op deze vraag zoeken in de wereldse gezindheid van veel christenen. Het materialisme, het vooral bezig zijn met het hier en nu en de wat plagerige spot waar je als christen al snel tegenaan loopt, vormen samen niet bepaald het ideale klimaat om met deze hoop voor de dag te komen. Dus praten de meesten er maar niet over en al snel houden ze er ook mee op hierover na te denken. Zelden of nooit breekt er in het christendom van tegenwoordig iets door van enthousiasme, van geestdrift voor de hemel. Wanneer heeft u voor het laatst een preek over dit onderwerp gehoord?

Toch hebben christenen zoals ik, die al wat ouder worden, het hard nodig om vaak over de hemel te horen. Ik spreek nu als pastor. Je kunt er lichamelijk nog zo slecht aan toe zijn, maar wanneer je weet wat je in het vooruitzicht hebt en daar inderdaad ook naar uitkijkt, dan houdt dat je jong van binnen.

Echter, ook jongere christenen hebben dit nodig. Anders worden ze, of ze nu willen of niet, toch in denken en doen steeds meer gelijkvormig aan deze wereld. Zo is het veel kerkgangers van mijn eigen generatie vergaan. Velen van hen zien deze wereld als hun thuis en het verlaten ervan als de grootste tragedie die je overkomen kan.

Het vooruitzicht om dichter bij Jezus te zijn dan ooit tevoren en straks alle frustratie, zwakheid en pijn definitief achter je te laten, zou ons telkens weer moeten kunnen ontroeren. Zo niet, dan is ons christendom vreselijk onder de maat.

Als we echt van onze Heer houden, zou deze hoop waarvoor Gods Woord garant staat, dan geen bron van intense blijdschap moeten zijn? En is liefde voor de Heer niet het wezen van echt christendom? Denk er eens over na!

Tot in de hemel, hoop ik!


Met dank aan het blad Christen Vandaag, waarin dit artikel in mei 1998 in een iets andere vorm is verschenen.
Vertaling en bewerking: Jeroen Bol.


© 1998 George Whitefield Stichting.