Wilbert van Saane

"Wij bevestigen ons geloof in de ene, eeuwige God, Schepper en Heer van de wereld, Vader, Zoon en Heilige Geest, die alle dingen regeert overeenkomstig zijn bedoelingen. Uit de wereld roept Hij een volk voor zichzelf, dat Hij weer de wereld in zendt, om zijn dienaren en getuigen te zijn, voor de uitbreiding van zijn koninkrijk, de opbouw van het lichaam van Christus en de glorie van zijn Naam."1

Zo luiden de krachtige openingswoorden van de eerste paragraaf van ‘The Lausanne Covenant', een geloofsverklaring waarin zending centraal staat. Deze ene zin lijkt een complete agenda voor de Kerk van deze tijd te bevatten. En zo verstonden de deelnemers aan het congres van 1974 het Covenant ook: als een verklaring van hernieuwde toewijding aan de missionaire taak van de Kerk. Het Covenant was een ‘mission statement' waarmee evangelicalen het laatste kwart van de twintigste eeuw in wilden. Er is veel veranderd in 25 jaar, maar de geest van Lausanne lijkt nog steeds even hard nodig voor missionaire bezieling van de Kerk van vandaag.

Die ‘geest van Lausanne' kunnen we proeven door het gehele oeuvre van John Stott heen. John Stott is zonder twijfel één van de belangrijkste architecten van het Lausanne Covenant geweest. Het bovenstaande citaat geeft dan ook zijn zendingstheologie in een notendop. Stott heeft de agenda van Lausanne serieus genomen en verder ontwikkeld, zowel in zijn theologie als in zijn werk in de Kerk. Als wij de opdracht van Christus om het Evangelie te verkondigen serieus willen nemen, dan moet zending weer teruggebracht worden naar het hart van de gemeente. Zo zouden wij het devies van Stott kunnen omschrijven. Maar hoe kan zending terugkomen in het centrum van het kerk-zijn? Theologische geformuleerd: hoe kan zending een stevige theologische basis in de ecclesiologie krijgen? In dit artikel zullen we John Stott's antwoord op deze vraag onder de loep nemen. Eerst is echter een korte kennismaking met John Stott op zijn plaats.

John Stott

stott johnJohn Robert Walmsley Stott (geboren 27 april 1921 in Londen) studeerde moderne talen en theologie in Cambridge in de oorlogsjaren. Na enkele jaren Cambridge (Trinity College en Ridley Hall) keerde hij op 24-jarige leeftijd terug naar Londen, om Assistant Curate te worden in de Anglicaanse kerk waarin hij was groot geworden: All Souls, Langham Place, in het hartje van Londen. Na het vroege overlijden van de Rector onder wie hij Curate was, nam Stott in 1950 op 29-jarige leeftijd deze positie over. Sindsdien is All Souls zijn thuisbasis gebleven, als Rector en later als Rector Emeritus.

In All Souls begonnen al snel na het aantreden van Stott dingen te veranderen. Langzaam maar zeker begon de gemeente meer aantrekkingskracht te krijgen op mensen uit de parochie en daarbuiten. Om de gemeente toe te rusten voor haar missionaire taak werd een trainingsprogramma voor leken opgezet. De maandelijkse gastendiensten vormden het hart van de talrijke activiteiten die waren gericht op verschillende groepen binnen de parochiegrenzen. Het resultaat bleef niet uit: er kwamen langzamerhand meer en meer mensen tot geloof.2

John Stott's missionaire activiteiten bleven echter niet beperkt tot All Souls. Via de Christian Union werd hij gevraagd om te spreken tijdens evangelisatiecampagnes op enkele gerenommeerde Britse universiteiten. Na 1956 werd Stott ook uitgenodigd voor dergelijke campagnes op Noord-Amerikaanse, Australische en Zuid-Afrikaanse universiteiten.3 De werkwijze van Stott en anderen die deze missies leidden (waaronder ook Dr. Martyn Lloyd-Jones) is door Christopher Catherwood ‘scholarly evangelism' genoemd.4 John Stott zelf probeerde in zijn toespraken vaak ‘evidence' te leveren voor de godheid van Christus, om vervolgens te laten zien dat om deze Christus eigenlijk niemand heen kan. John Stott, en de andere evangelicalen die bij dergelijke universiteits-zending betrokken waren, hebben een belangrijke bijdrage geleverd aan de wederopstanding van de evangelicale theologie, juist omdat voor hen de nadruk lag op de overtuiging dat geloof en intellectuele integriteit heel goed samengaan.5

‘The Great Debate in Mission'

John Stott's denken heeft zich ontwikkeld tegen de achtergrond van de discussie tussen ‘ecumenicals' en ‘evangelicals' na de Tweede Wereldoorlog.6 De richting waarin het denken in kringen van de Wereldraad van Kerken zich in de jaren '60 en '70 bewoog, betekende in de ogen van vele evangelicalen een verraad aan de eigenheid van de zending van de kerk. De discussie cirkelde onder andere om het verstaan van de verlossing. Verlossing werd door ‘ecumenicals' vooral geïnterpreteerd in sociaal-politieke termen. De taak van de Kerk was om een getuige van en een richtingwijzer naar het verlossende handelen van God in de wereld te zijn. Daarmee werd de plaats ven de Kerk enorm gerelativeerd. Het ging ‘ecumenicals' erom te benadrukken dat God juist buiten de Kerk werkt, en dat de hele wereld -
  dus niet in de eerste plaats de Kerk -  het voorwerp van Gods reddende handelen is. Het gevolg van deze positie was dat er in de missiologie minder nadruk op verkondiging, en meer nadruk op het diaconaat kwam te liggen.7 De conferentie van de ‘Commission on World Mission and Evangelism' van de Wereldraad van Kerken, gehouden in Bangkok in 1973, is een goed voorbeeld. Hier werd verlossing (salvation) als volgt beschreven. Verlossing is vernieuwing van het leven. De sferen waarin het vernieuwde leven zichtbaar wordt zijn: a. in de strijd voor economische rechtvaardigheid tegen de uitbuiting door mensen, b. in de strijd voor menselijke waardigheid tegen de politieke onderdrukking van mensen, c. in de strijd voor solidariteit tegen de vervreemding tussen mensen en d. in de strijd voor hoop tegen wanhoop in het persoonlijke leven.8

Dit was de evangelicalen een te minimale en te horizontale uitleg van zending, die geen recht deed aan noties als vergeving van zonden en persoonlijke bekering.9 Bovendien vonden zij de plaats die de Kerk in dit schema kreeg toegewezen geen recht doen aan Gods heilshandelen door middel van de Kerk. Zij zagen zich genoopt om een tegenbeweging te vormen. Billy Graham nam het initiatief voor de congressen over mondiale evangelisatie in Berlijn (1966) en in Lausanne (1974). Het stond Graham voor ogen om via deze grote conferenties zijn evangelisatorische visie te verspreiden, evangelicale netwerken te vormen en een theologische basis voor het primaat van evangelisatie te leggen.10 Zowel in de voorbereiding als tijdens de follow-up van Lausanne werd John Stott een sleutelfiguur. Veel van het denkwerk dat door het ‘Lausanne Committee for World Evangelization' is gedaan, stond onder zijn leiding. De opgave waarvoor de evangelicalen stonden was het formuleren van een antwoord op de oecumenische positie en het opbouwen van een theologie waarin de zending een centrale plaats had.
  

Ecclesiologische basis

Voordat de zending in beeld komt, legt Stott eerst een meer algemene basis voor zijn kerkleer. Dat doet hij door de ecclesiologie nauw te verbinden met de christologie. De Kerk, zo stelt hij, is afhankelijk van Christus in haar belangrijkste wezenskenmerken. Ten eerste is de Kerk afhankelijk van de openbaring van God. Het Woord van God heeft de Kerk geschapen, door middel van de prediking van de apostelen, die spraken in naam van de verhoogde Christus. Scherp gezegd: door het Geest-geleide apostolische gezag heeft Christus de Kerk geschapen. De afhankelijkheid van de openbaring blijkt ook daarin, dat de Kerk niet buiten de voortdurende prediking en de bediening van de sacramenten kan, waardoor het Woord de Kerk onderhoudt.11

Ten tweede is de Kerk als gemeenschap afhankelijk van de verzoening. John Stott duidt de Kerk in dit verband aan als community of salvation, community of celebration en community of suffering.12 Door het kruis van Christus wordt de Kerk als gemeenschap gemaakt tot een gemeenschap die gered is (salvation); die deze redding viert in een levenslang feest, met name in de sacramenten (celebration); en die ook deelt in het lijden van Christus door zelf bereid te zijn tot dienstbaarheid, zelfs als dat lijden met zich meebrengt (suffering).

Ten derde is de Kerk afhankelijk van de opstanding van Christus. Zij geniet een verborgen leven met de verhoogde Heer, doordat de Heilige Geest is uitgestort. De Geest brengt de Kerk in een eenheid met de opgestane Heer.13 Enerzijds wordt deze eenheid met Christus weerspiegeld in de eenheid en universaliteit van de Kerk: de Kerk is wereld-omvattende gemeenschap.14 Anderzijds wordt de eenheid met Christus juist zichtbaar in de diversiteit die de Kerk ten toon spreidt in haar geestelijke gaven. Deze diversiteit is een uitdrukking van de rijkdom van de Bron van deze gaven: de Drieënige God.15

In deze afhankelijk van Christus doemen tevens de grondlijnen van de missionaire taak van de Kerk op. Want niet alleen is zij afhankelijk van de openbaring van God. Zij heeft ook de taak deze openbaring verder te dragen. Zij is "pijler en fundament der waarheid" (I Tim. 3: 15).16 En niet alleen is de Kerk afhankelijk van de verzoening. Als community of salvation, community of celebration en community of suffering, is de Kerk ook een levend bewijs van de verzoening die Christus heeft gebracht. Tenslotte is de Kerk in haar verborgen leven met de opgestane Heer de new humanity, die alle grenzen tussen mensen overstijgt, en daarmee open staat voor alle mensen. De Kerk is kingdom community, de gemeenschap van het Koninkrijk. Als zodanig vormt zij een uitdaging voor de wereld, omdat zij er nieuwe waarden, nieuwe idealen, nieuwe morele standaards en nieuwe relaties op na houdt. Maar zij is vooral anders, omdat zij menselijke grenzen overstijgt. Geen mens kan de toegang tot de kingdom community worden ontzegd. De Geest maakt door de Kerk de aanwezigheid van Christus toegankelijk voor iedereen.17

Zending

Zending behoort dus tot het wezen van de Kerk. Zoals de Vader de Zoon heeft gezonden, zo zendt de Zoon de Kerk, leert de Johanneïsche versie van het zendingsbevel ons (Johannes 20: 21). De passage uit het Lausanne Covenant waarmee we dit artikel begonnen zegt dat God voor zichzelf een volk uit de wereld roept en het weer terug de wereld in stuurt. Deze zending van Gods volk heeft niet alleen als doel de dienst, het getuigenis, de uitbreiding van het Koninkrijk en de opbouw van het lichaam van Christus. Het is in de eerste plaats een zending die gericht is op de glorie van zijn Naam. Zending is zending voor de glorie van God en de glorie van Christus. De Kerk bestaat niet voor zichzelf, maar in de eerste plaats voor de glorie van haar Heer. John Stott benadrukt dit aspect van zending op basis van de bijbelse notie van Gods jaloezie. Christelijke zending streeft er naar dat alle mensen God en Christus eer toekennen. De meest fundamentele motivering van alle christelijke zendingsinitiatieven is de universele autoriteit van Christus.18 Als die autoriteit erkend wordt, dan ontvangt God de eer en komen schepselen in het eren van Hem tot hun bestemming.

De wortels van de zending van de Kerk liggen echter nog dieper. Want via de christologie kunnen wij de ecclesiologie verbinden met de godsleer. Met andere woorden: omdat de Kerk gemeente van Christus is, is zij in Hem verbonden met de Drieënige God. En God, zo stelt John Stott, is naar zijn wezen a missionary God.19 Door de hele Bijbel heen onthult God zich als de missionaire God, wiens zorg en heerschappij zich uitstrekken tot alle mensen. Reeds in het Oude Testament zien we dat Abraham geroepen wordt met het oog op alle volken.20 In het onderwijs van Christus wordt deze universalistische lijn voortgezet.21 In de uitstorting van de Heilige Geest komt dit tot een climax, want in de nieuwe gemeenschap worden alle barrières van ras, leeftijd, klasse en geslacht neergehaald.22 Telkens weer gaat God mensen tegemoet, om ze binnen te halen in zijn Koninkrijk. En telkens weer blijkt, dat God iets geeft. Het uitgaan van God ons tegemoet is een kostbaar uitgaan. Zending is daarom een uitgaande, zelf-opofferende beweging van God naar de hele mensheid.

Gods ‘missionaire karakter' schudt de Kerk wakker en drijft haar uit het isolement van haar roeping de wereld in. Want als God zichzelf niet spaart, maar zichzelf geeft, hoe kan de Kerk dan anders doen? Nadat zij uit de wereld geroepen is, mag zij zich niet koesteren in die comfortabele plaats. Zij heeft een prominente plaats in Gods plan met de wereld, en moet die plaats ook waarmaken. De Kerk moet deelnemen aan de uitgaande beweging van God de wereld in. Het Lausanne Covenant stelt scherp: "De Kerk staat in het centrum van Gods kosmische bedoeling en zij is het door Hem aangewezen middel om het Evangelie te verspreiden. Maar een Kerk die het kruis predikt, moet zelf gemarkeerd zijn door het kruis."23

Christologie van de zending

Deze aansporing aan het adres van de Kerk brengt ons terug bij de christologie. De christologie keert bij John Stott terug in de zendingstheologie. Daarbij ligt de nadruk echter niet langer op de openbaring, de verzoening of de opstanding, maar op de incarnatie. Goede zending is gestempeld door het principe van de incarnatie. Zoals de Zoon niet geaarzeld heeft diep in de menselijke natuur door te dringen, zo moet de Kerk ook geen aarzeling kennen in haar zending: zij moet diep doordringen in de niet-christelijke wereld.24 Zij identificeert zich met de wereld. Dat houdt geen verlies van identiteit in. Maar het betekent wel dat de Kerk zich blootgeeft en zich kwetsbaar opstelt. Christenen mogen nooit op angstige konijntjes gaan lijken, die zich hun leven lang van veilig holletje naar veilig holletje haasten.25 De incarnatie wijst een andere weg. Ten eerste bewijst de incarnatie Gods erbarmen met mensen. Met dit erbarmen begint de christelijke zending. Het is erbarmen dat geen gebied van het menselijke leven uitsluit, maar dat oog heeft voor geestelijke en fysieke, individuele en maatschappelijke noden. Ten tweede: zoals de incarnatie een prijs was die Christus betaalde, zo zal de Kerk zichzelf moeten geven in haar zending. Bereidheid om te lijden, en zelfs om te sterven, is één van de grootste geheimen van effectieve zending. Deze bereidheid om te sterven, zoals de graankorrel sterft en juist daardoor vruchtbaar wordt, resulteert niet noodzakelijkerwijs in martelaarschap, hoewel dit voor sommige christenen wel het geval zal zijn. Het gaat om het principe van het ‘sterven' als het geheim van een vruchtbare dienst.26

Effectieve communicatie

De identiteit van de Kerk wordt ons door John Stott op veelkleurige en krachtige wijze getekend. De Kerk is draagster van de openbaring. Door de verzoening is ze geroepen community of salvation, celebration en suffering te zijn. Ze is voorbode van Gods Koninkrijk en heeft andere waarden dan de wereld. En in haar zending volgt ze het principe van de incarnatie, en geeft ze zichzelf. Daarmee is de Kerk zelf onderdeel van de boodschap die zij communiceert.

Deze nadruk op identiteit heeft praktische gevolgen voor de opstelling van de Kerk in haar missie. Als Gods nieuwe gemeenschap, de kingdom community, is zij geroepen om een nieuwe levensstijl aan te nemen. Van de Kerk wordt integriteit gevraagd. Deze integriteit strekt zich uit over alle gebieden van het leven van de Kerk: individueel, locaal, nationaal en wereldwijd. In alles moet de Kerk christelijk leren denken en handelen. Waar mogelijkheden zich voordoen, moet de Kerk zich inspannen het Koninkrijk gestalte te geven. Want uiteindelijk is geen laag van de werkelijkheid uitgesloten van Gods heerschappij.27 Hier zien wij dat John Stott oog heeft voor de belangen van de ‘ecumenicals', die het christelijke geloof uit een vernauwd piëtisme wilden trekken en midden in de wereld wilden zetten.

Ten tweede is de Kerk, op basis van de opstanding, geroepen tot eenheid. Die eenheid begint bij de eenheid in waarheid en leven: de waarheid van het Evangelie, zoals het door de apostelen verkondigd is, en het leven van de Vader en de Zoon. Dat is de eenheid waar alle christenen in delen.28 Deze (theologische) eenheid krijgt gestalte in de structuren van de Kerk. In de eerste plaats is dat een eenheid waarbij leken de taken niet gemakzuchtig aan de clerus overlaten. Op vrijwel ieder gebied, met uitzondering van de bediening van het Woord en de sacramenten, kunnen clerus en leken elkaar aanvullen in dienstbetoon, aldus Stott.29 In de tweede plaats is het een eenheid tussen verschillende kerken op locaal, regionaal, nationaal en internationaal niveau.

Ten derde: Als de Kerk het principe van de incarnatie volgt, dan zal zij in haar zending een culturele gevoeligheid aan de dag leggen. Zoals Christus zich diep met de mens heeft geïdentificeerd, zo moet de Kerk zich identificeren met de culturen waarin het Evangelie gebracht wordt. Enerzijds betekent dit dat culturen getoetst moeten worden aan het Evangelie, om te bepalen hoever de identificatie kan gaan.30 Anderzijds betekent deze identificatie dat de Kerk moeten zoeken naar vormen waarin de volle betekenis van het Evangelie in verschillende culturen kan worden gecommuniceerd. Niet alleen de boodschap van het Evangelie, maar de Kerk zelf moet gecontextualiseerd worden. Dat vraagt nederigheid en zelfverloochening van de Kerk.31

Om tot effectieve communicatie van het Evangelie te komen, zijn deze nederigheid en zelfverloochening onmisbaar. Want zowel op het vlak van integriteit, kerkelijke eenheid en culturele gevoeligheid moet de Kerk afstand doen van zichzelf om de ander, en zichzelf, te vinden. Niet voor niets eindigt John Stott Evangelical Truth - hij heeft het boekje zijn geestelijke nalatenschap genoemd - met een indringend pleidooi voor nederigheid. Evangelicals staan vaak niet te boek als nederig. Maar toch is dit de christelijke deugd die wij het meeste nodig hebben.32 Want nederigheid en zelfverloochening horen tot de weg van het kruis, en daarmee de weg van de zending. Als het kruis werkelijk ons oriëntatiepunt is, dan kunnen wij ons niet op onszelf beroemen, en moeten wij afstand doen van populariteit en zelf-rechtvaardiging. Brengers van de boodschap van het kruis maken zichzelf meestal niet geliefd. Maar er is maar één alternatief: of wij roemen in onszelf en onze eigen prestaties, of wij roemen in Christus en zijn volbrachte werk aan het kruis.33

Evangelisatie en sociale verantwoordelijkheid

Naast de nadruk op de identiteit van de Kerk heeft John Stotts missiologie een tweede praktische speerpunt. En dat is de verhouding tussen evangelisatie en sociale verantwoordelijkheid. ‘Ecumenicals' hadden in de jaren '60 de neiging om zending tot het tweede te reduceren. De evangelicale tegenreactie daarop was om eenzijdig de nadruk te leggen op evangelisatie. John Stott probeerde een tussenweg te bewandelen, door deze twee te nevenschikken. Hij heeft zich veel moeite getroost om, in ieder geval in dit opzicht, de oecumenische en de evangelicale visie met elkaar te verzoenen.

Evangelisatie en sociaal engagement hebben beide diepe theologische wortels in de leer van de verlossing. Evangelisatie is, volgens John Stott, in de eerste plaats verkondiging van de verzoening. Vaak wordt evangelisatie gedefinieerd in termen van het resultaat, bijvoorbeeld als: ‘het zo presenteren van Christus, dat mensen hun vertrouwen op Hem gaan stellen'. Dit is echter een onjuiste benadering. Het resultaat is niet het eerste dat telt. Evangelisatie is proclamatie van de verlossing. Bekering mag dan een doel zijn van evangelisatie, het behoort niet tot de essentie.34 Op een zelfde wijze is sociaal engagement een uitdrukking van de verlossing. De Kerk als kingdom community probeert de waarden van het Koninkrijk in haar daden na te leven, zoals zij het in haar woorden proclameert. Daarmee is een eerste barrière tussen evangelisatie en sociale verantwoordelijkheid uit de weg geruimd, want beide zijn een uitvloeisel uit de leer van de verlossing. Het is niet zo dat evangelisatie beschouwd kan worden als verlossing-brengend, terwijl sociale actie een soort aanhangsel is. Andersom is evangelisatie geen irrelevante praat, terwijl sociaal engagement de verlossing werkelijk realiseert.   

Ook de godsleer waarschuwt ons voor het overhellen naar één kant. Het gevaar van de eenzijdige nadruk op evangelisatie is, dat over het hoofd wordt gezien dat God Schepper en Rechter is van deze wereld. Het gevaar van de eenzijdige nadruk op sociale verantwoordelijkheid is, dat de Kerk ten prooi valt aan een binnenwereldlijke, utopische visie, die het eeuwige Koninkrijk als motiverende kracht verliest. God is dan geen Verlosser meer.35 God stelt echter niet alleen belang in het ‘heilige', maar ook in het ‘seculiere'; niet alleen in zijn verbondsvolk, maar in alle mensen; niet alleen in rechtvaardiging, maar ook in sociale rechtvaardigheid. Zijn belangen zijn alomvattend. We mogen niet proberen deze belangen te vernauwen. Onze belangen moeten zo breed zijn als de zijne.36

De relatie tussen evangelisatie en sociale verantwoordelijkheid kan, praktisch gezien, op drie manieren gedefinieerd worden. Ten eerste is sociale verantwoordelijkheid een gevolg van evangelisatie. Evangelisatie brengt mensen het nieuwe leven, en dat leven manifesteert zich onder meer in sociaal engagement. Daarom zou evangelisatie voorrang krijgen, als wij gedwongen zouden worden een keuze te maken. Dit primaat van evangelisatie is echter geen primaat van gewicht, maar eerder een logisch primaat.37 Ten tweede kan sociale activiteit een brug naar evangelisatie vormen. Liefdevolle en barmhartige dienstbaarheid roept de vraag op waardoor deze dienstbaarheid wordt gemotiveerd. Zo komt er een opening voor evangelisatie. Tenslotte zijn evangelisatie en sociale verantwoordelijkheid nevengeschikt in het leven van de Kerk. Kerygma en diaconia zijn als de twee bladen van een schaar of de twee vleugels van een vogel. In gehoorzaamheid aan Christus moet de Kerk zowel aan de verkondiging als aan de daad uitdrukking geven in haar leven. Beide horen bij de weg naar het Koninkrijk. Beide zijn instrumenten in het vestigen van rechtvaardigheid en vrede.38

Daarmee zijn de grondlijnen van John Stotts zendingstheologie getekend. We kunnen constateren dat zijn zendingstheologie nauw samenhangt, en misschien wel samenvalt, met zijn kerkleer. Daarmee lijkt hij geslaagd te zijn in zijn poging om de zending een ecclesiologische basis te geven. De Kerk is naar haar wezen een missionaire Kerk, omdat haar Heer een missionaire God is. Het wezen van de Kerk is helemaal bepaald door het wezen van de Heer van de Kerk. Zo zijn Christus en de Kerk nauw verbonden, en mag de Kerk deelnemen aan zijn zending. Als de Kerk trouw is aan haar roeping, dan is zij zijn dienaar, zijn getuige, tot uitbreiding van zijn Koninkrijk, opbouw van zijn lichaam en de glorie van zijn Naam.


1. "We affirm our belief in the one eternal God, Creator and Lord of the world, Father, Son and Holy Spirit, who governs according to the purpose of his will. He has been calling out from the world a people for himself, and sending his people back into the world to be his servants and his witnesses, for the extension of his kingdom, the building up of Christ's body, and the glory of his name." The Lausanne Covenant, 1. De volledige tekst van  het  Lausanne Covenant is o.a. te vinden in: John Stott, Making Christ Known: Historic Mission Documents from the Lausanne Movement 1974-1989, Carlisle: Paternoster 1996. Het Lausanne Covenant werd opgesteld tijdens het Lausanne Congres over Wereldevangelisatie, gehouden in juli 1974 te Lausanne, Zwitserland. ‘Lausanne' had ongeveer 2700 deelnemers uit meer dan 150 landen.
2. Christopher Catherwood, Five Evangelical Leaders, London: Hodder and Stoughton 1984, p. 22.
3. Timothy Dudley-Smith, John Stott: The Making of a Leader, Leicester: Inter-Varsity Press 1999, pp. 335-419.
4. Five Evangelical Leaders, p. 22.
5. Basic Christianity, London: Inter-Varsity Press 1958 geeft een goed beeld van de toespraken die John Stott tijdens zijn campagnes heeft gehouden. Nederlandse uitgave: De basis van het bijbelse geloof, Apeldoorn: Novapres 1995.
6. Donald McGavran kenschetste deze discussie als ‘The Great Debate in Mission'. Hij gaf deze phrase als ondertitel mee aan zijn boek The Eye of the Storm (Waco, Texas: Word Books 1972), waarin hij verslag doet van de missiologische discussie in de jaren '60.
7. Deze visie op zending was dominant op de Vierde Assemblee van de Wereldraad van Kerken (Uppsala 1968) en de conferentie van de ‘Commission on World Mission and Evangelism' van de Wereldraad in Bangkok 1973.
8. World Council of Churches, Bangkok Assembly 1973: Minutes and Reports, Geneva: WCC 1973, pp. 89 en 102.
9. Deze uitleg van ‘verlossing' baseert zich vooral op het aardse leven van Jezus. De evangelicale interpretatie, daarentegen, legt nadruk op het einde van Jezus' leven: de verzoenende dood aan het kruis. Zie: David J. Bosch, Transforming Mission: Paradigm Shifts in Theology of Mission, Maryknoll, NY: Orbis Books 1991, pp. 393-400.
10. Billy Graham, Just As I Am: The Autobiography of Billy Graham, New York: HarperCollins 1997, pp. 660-680.
11. You Can Trust the Bible, Grand Rapids: Discovery House 1991, pp. 66-69.
12. One People: Clergy and Laity in God's Church, London: Falcon 1969, pp. 17-19 and 71; The Cross of Christ, Leicester: Inter-Varsity Press 1986, pp. 255ff and 320ff.
13. Evangelical Truth: A Personal Plea for Unity, Leicester: Inter-Varsity Press 1999, p. 36.
14. Evangelical Truth, p. 112.
15. Baptism and Fulness: The Work of the Holy Spirit Today, Leicester: Inter-Varsity Press 1975 (2nd ed.), pp. 86, 89 and 108.
16. You Can Trust the Bible, pp. 69-74.
17. Evangelical Truth, p. 112.
18. Our Guilty Silence: The Church, the Gospel and the World, London: Hodder and Stoughton 1967, pp. 14-19.
19. Zie o.a. John Stotts artikel: ‘The Living God is a Missionary God', in: David M. Howard (ed.), Declare His Glory Among the Nations, Downers Grove: Inter-Varsity Press 1977 en The Contemporary Christian: An Urgent Plea for Double Listening, Leicester: Inter-Varsity Press 1992, pp. 321-336.
20. ‘The Living God is a Missionary God', pp. 41-44.
21. The Contemporary Christian, p. 328.
22. The Contemporary Christian, p. 330.
23. "The church is at the very centre of God's cosmic purpose and is his appointed means of spreading the Gospel. But a church which preaches the cross must itself be marked by the cross." Lausanne Covenant 6, in: Making Christ Known, p. 28.
24. The Contemporary Christian, p. 357.
25. Our Guilty Silence, p. 62.
26. The Cross of Christ, pp. 321-322.
27. Deze overtuiging heeft John Stott er toe gebracht een boek over christelijke ethiek te publiceren: Issues Facing Christians Today, London: Marshall Pickering 1984 (tweede editie 1990).
28. The Contemporary Christian, pp. 266-267.
29. One People, p. 44.
30. Zie: Lausanne Committee for World Evangelization, The Willowbank Report on Gospel and Culture, in: Making Christ Known, pp. 73ff.
31. Making Christ Known, pp. 91-92.
32. Evangelical Truth, pp. 147-151.
33. Evangelical Truth, p. 100: "But in the last resort there is only one alternative before us. Either we glory in ourselves and in our achievements, or we glory in Christ and in his achievements on the cross."
34. Our Guilty Silence, p. 90 en Christian Mission in the Modern World, London: Falcon 1975, pp. 39-42. Overigens beschouwt John Stott de roep om een persoonlijk antwoord op het Evangelie wel als wezenlijk kenmerk van evangelisatie. De resultaten moeten echter aan God overgelaten worden. Daarom kan het niet zo zijn dat bekering in de definitie van evangelisatie ingesloten wordt.
35. Lausanne Committee for World Evangelization, Evangelism and Social Responsibility: An Evangelical Commitment, in: Making Christ Known, pp. 191-195.
36. Issues Facing Christians Today, pp. 17-18.
37. Making Christ Known, pp. 181 en 183.
38. Making Christ Known, pp. 180-181

© 2001 George Whitefield Stichting.